Dit is alweer ons achtste reisverslag, behorend bij de Ontdekking van de Vrije Friezen en de handelende Friezen.
Het verhaal van de Friezen, dat woonde in het land tussen het Zwin en de Wezer en het literatuuronderzoek hebben bijgedragen, om de Nederlandse provincie Zeeland te gaan bezoeken.
Hieronder volgt de reis die we gemaakt hebben in 2015. Ditmaal bestond de reis uit 2 maal een week, zodat we maar liefst 16 dagen kunnen beschrijven. De eerste week behandelt de noordelijk kuststrook van de Westerschelde, dus voornamelijk de eilanden Zuid-Beveland en Walcheren. In de tweede week wordt de zuidelijke kuststrook Zeeuws-Vlaanderen bezocht. Dit jaar gaan we in het land dat nu twee eeuwen van 'de Zeeuwen' is, weer op zoek naar sporen van de Friezen uit het verleden. Hoe het hun is vergaan valt te lezen in het genoemde literatuuronderzoek bij 'Ontdekking van de Vrije Friezen'. Ook dit jaar heeft menig boekhandelaar een bezoekje van ons gehad, zodat de collectie boeken weer met een metertje is gegroeid. Tijdens de vluchtige bladermomenten in de gevonden literatuur valt op dat er nauwelijks over 'de Friezen' geschreven wordt.
Voor het gemak is de route hierbij geplaatst. Klik op de route-afbeelding voor een vergroting in een nieuw scherm. (Afhankelijk van de scherminstelling, vergroot de afbeelding op originele grootte en klik dan met de scrol op de afbeelding, zodat er niet gescrold hoeft te worden, maar de richting met muisbeweging gedaan kan worden.)
Of u klikt op de Google-maps link, om de route hierin te volgen.
Ook voor de foto's en andere afbeeldingen geldt: klik op de afbeelding voor een vergroting in nieuw scherm.
Reist u weer mee?
Dag 1: van huis naar Heinkenszand
kaart 1
Als op een gewone en niet bijzondere dag, waarin mogelijke vakantierituelen de aanvang zouden kunnen verstoren, vertrekken we dit jaar netjes bepakt met nog een zitplaats over aan ruimte. Dit jaar niet met een gepoetste wagen op pad. Ook is de tank niet volgegooid. We gaan immers niet ver van huis. Binnen een uur kunnen we op onze slaaplocatie aangekomen zijn. Uiteraard gaat ons dat niet lukken en zullen we de hele dag onderweg zijn. Om 10:40 trekken we de deur achter ons dicht en rijden om 11:23 ons vakantieontdekkingsterrein binnen. Bij Bergen op Zoom laten we ons als het ware door de Brabantse Wal naar Zeeland glijden.
We hebben tijdens het reeds gepasseerde leven al vele malen Zeeland bezocht, maar nu gaan we met andere ogen kijken.
Geheel tegen onze gewoonte in, rijden we via de snelweg A58 eerst over de Kreekrak heen en onder het Kanaal door Zuid-Beveland door, om met een grote bocht om Goes heen te rijden. Door over de A256 te rijden, kunnen we over de Zandkreek om op Noord-Beveland te komen. Deze landscheidingen zijn maar op enkele plaatsen te nemen, zodat we ons maar al te goed realiseren, dat de waterwegen hier nog steeds aanwezig zijn en we dus eigenlijk aan het eilandhoppen zijn.
Een vergrootte woning, waarbij in de zijmuur het oude formaat nog zichtbaar is en een woning in origineel formaat.
Nu is Kats een typisch voorbeeld van vele dorpen en steden die we gezien hebben en nog gaan zien. Het is een voorstraatdorp waarbij de opbouw van de plaats opgebouwd is uit een haven, waarvandaan de voorstraat (hier Dorpstraat genoemd) leidt naar de kerk
3 (al dan niet op een terp). Ook kent dit dorp, net als sommige andere nog te ontdekken plaatsen, verschillende geboortedata en liggingen. Door overstromingen, zijn er in dit gebied vele zogenaamde 'verdronken dorpen'. Dit zijn plaatsen die door dijkverwaarlozing, stormen en zeespiegelstijging zijn overstroomd, bij eb zijn afgebroken en elders opnieuw zijn opgebouwd. Kats komt als havenplaats voor in de 13e eeuw. In de periode 1286-1298 zijn er scheepsbewegingen met schippers uit Kats naar Hill, Newcastle, Boston, Kings Lynn of Ipswich, met -hoe kan het ook anders- scheepsladingen wol, wolvellen en huiden
4. Hierna zou deze Kats, toen Subburchdijk
5 of Suburchdike
6 geheten, verdwenen zijn door de storm van 5 november 1530 gevolgd door de Allerheiligenvloed van 2 november 1532
6, 7.
De letterlijke groei van het dorp kunnen we zien aan de huizen, wanneer we een wandeling door het dorp maken. Deze zijn zichtbaar vergroot.
We komen bij de voormalige smederij een replica van een travalje tegen, die gemaakt is door het Ambachtscentrum in Goes
8.
Zicht op de Oosterschelde.
We rijden een stukje het dorp uit om op de dijk van het Leendert Abrahampolder uitzicht te krijgen over de Oosterschelde. Het is weliswaar heiig, maar het lukt ons om zicht te krijgen op de oude vaargeulen, die gevaren werden door de binnenschippers voordat de Schelde-Rijnkanaal in gebruikt genomen was. Via het Mastgat de Oosterschelde op. Deze bocht met een lastige stroming was met slecht weer altijd een avontuur. En daarna het Kanaal door Zuid-Beveland in.
Het inpolderen van verloren gegane gebieden in de Oosterschelde werd vaak teniet gedaan door ondergraving van de dijken door de veranderde stroomkrachten van het water. Hierdoor ontstaan oever- en dijkvallen, zodat zelfs in rustig zomerweer een dijk plotseling kan instorten en doorbreken. Dit gebeurde ook met de inpolderpoging van 1853, dat dertig jaar later hierdoor teniet werd gedaan
9.
Ik, Oosterschelde
Ergens voel ik pijn
Hartverscheurend
Ik kon alleen maar stijgen
Alsof het mij niks deed
Dijken en huizen
Mensen die ik liefhad
Verwoest
Ik had schuld
Zandzakken voor huizen
Klokken die luidden
Angstaanjagend
Ik trok mij terug
Dammen en sluizen
Gevecht tegen mij
Opbouwend
Ik houd me koest
We maken kennis met het water van de Schelde, hierboven dichtelijk verwoord door de schrijfster Corinne Poleij (1969). Vanuit het gezichtsveld van de Schelde verteld ze de emotie.
We zullen deze reis nog vaak het verhaal van het water tegenkomen, op allerlei andere manieren, maar niet meer vanuit de Schelde beschreven. Daarin is Poleij uniek gebleken.
Op haar blog schrijft ze nog meer 'watergedichten'.
Uitzicht vanaf het terras in Colijnsplaat op
Watersnood-monument en voormalig veerhuis.
Colijnsplaat
We vervolgen onze weg via de Oost Zeedijk naar Colijnsplaat. Onderweg rijden we onder de Zeelandbrug door. We gaan even een kijkje nemen van de onderkant van dit kunstwerk.
Het gecreëerde effect is weergaloos.
Even later bereiken we Colijnsplaat waar de voorbereidingen voor Peerock 2015 in volle gang zijn. Gelukkig is er op het parkeerterrein bij de Oude Haven nog voldoende parkeergelegenheid. Deze gedempte 'Oude Haven' leidt ons als vanzelf naar de Voorstraat. Aan het einde van deze straat zullen we later inderdaad weer de kerk vinden. Wij gaan eerst van onze eerste vakantie cappuccino genieten op het terras van Café Brasserie "De Patrijs".
Hier hebben we uitzicht op het Watersnood-monument 'Houen jongens' uit 1993 van beeldhouwer Jan Haas en het voormalige gerechtshuis / gemeentehuis
1 / Veerhuis
2. Het monument beeld de wonderlijke redding van Colijnsplaat uit tijdens de watersnoodramp van 1953. Het verhaal was dat een door de storm losgeslagen vrachtschip als golfbreker voor de coupure, een gat in de dijk, terecht kwam, zodat het een aantal mannen, die de vloedplanken en steunbeer probeerden tegen te houden, het lukte om dit vol te houden
3.
Vervolgens gaan we wandelen langs de Voorstraat en zien weer soortgelijke verhoogde en verdiepte woningen, zoals we in Kats zagen. Daarnaast ligt deze straat vol met rijksmonumenten
2. Op nummer 42 komen we langs Bistro Zeelandia, dat ons van harte wordt aanbevolen vanwege het uitstekende eten dat ze hebben tegen een schappelijke prijs.
Tegenwoordig wordt er in de Nehalennia Tempel nog van alles geofferd, maar nu zijn de bezoekers vermoedelijk toeristische schippers(kinderen).
Helaas is nog geen etenstijd, dus wij lopen door naar de kerk. We lopen het dorp uit via de Havelaarstraat en bekijken de vele producten van de "In- en Verkoophal De Volharding".
We steken de Valkreek -met daarbij De Valle- over en komen bij de molen 'Nooit Gedacht', waarachter een begraafplaats ligt, waar we even een kijkje nemen.
We lopen dezelfde weg weer terug naar "De Volharding" en lopen door de West Havenstraat naar ons eigenlijke doel van dit bezoek aan Colijnsplaat: de replica van de Nehalennia Tempel.
Hier bedankten de schippers in vroegere tijden voor een veilige overtocht
. Na deze eerste kennismaking verlaten we Colijnsplaat en rijden een stukje terug over de Oost Zeedijk, om via de Molendijk -waar we 'de Oude Molen' tegenkomen- over de Noordlangeweg naar de N256, de 1e Deltaweg. De Zankkreekdam is het laatste wat we voorlopig van Noord-Beveland zullen zien.
Wolphaartsdijk
Wanneer we weer in Zuid-Beveland rijden, slaan we de eerste weg rechtsaf naar een binnenweg. In dit geval gaat het om de Langeweg. Halverwege de Kaaidijk zien we tussen de diverse bomenrijen door een witte kerk opdoemen. Ietsjes verder dan de Oude Veerdijk nemen we tijd voor een fotomomentje. Het blijkt om de Nicolauskerk in Wolphaartsdijk of Wolfaartsdijk (in het Zeeuws Wolfersdiek)
1 te gaan.
We rijden de Kaaidijk verder af en naderen een merkwaardig rondachtige polder dat de naam Fredericuspolder draagt. Hierop volgen we kennelijk een geschiedenisverhaal, want de Kaaidijk wordt vervolgd door de Oude Kade om met de eerdergenoemde polder de Frederiksstraat (voorheen Havenstraat
3) op te rijden. Wij rijden meteen een oud nieuwbouwwijkje in, waarvan de straat Villa Novastraat heet. We parkeren hier de auto.
De Villa Novastraat is een vernoeming naar de Villa Nova dat hier van 1866-1910 stond, als buitenverblijf van de toenmalige burgemeester C.P. Lenshoek. Na afbraak in 1910 vinden we vele kozijnen terug in de pastorie van de Gereformeerde Kerk in de Dorpstraat
3. De kapwagen die bij de Villa gebruikt werd, vinden we terug in Museum Nienoord bij Leek in Groningen.
De Fredericuspolder kwam in 1649 tot stand op het gebied van de voormalige haven van Oostkerke (Wolphaartsdijk). Deze haven was in de 15e eeuw de enige van het eiland Wolphaartsdijk
4. Het zal mij niet verbazen dat dit ontstaan is na een dijkdoorbraak, bijvoorbeeld in 1334, in de Zuyderlands Polder na de inpoldering, dit gezien de wielvorm van de polder. Ook Wolphaartsdijk staat in het rijtje van verdronken dorpen (1334), maar is op dezelfde plek weer opgebouwd
5. Archeologisch onderzoek zal waarschijnlijk ook leuke verrassingen kunnen opleveren, gezien de havenfunctie.
We lopen via de Lepelstraat, Molendijk, Oostkerkestraat (Wolphaartsdijk heette voorheen Oostkerke) naar de Nicolauskerk.
Voorheen behoorde dit gebied niet tot Zuid-Beveland, maar was het een zelfstandig eiland "Het Eyland en heerlykheit van Wolphartsdyk"
5. In 1809 werd het verbonden met Zuid-Beveland middels de Wilhelminapolder. Belangrijkste en oudste plaats is Sabbinge, waar we hierna naar toe zullen gaan.
Wanneer we voor de D.O.M. staan, valt op dat deze duidelijk op een terpje staat. We lezen dat de "eerste steen" gelegd is op 13 mei 1861 door de tweejarige Egbert Petrus Lenshoek. Waarschijnlijk het zoontje van kerkbestuurder C.P. Lenshoek (de latere burgemeester). Deze nieuwe kerk, ontworpen door de architecten Hana en Smit, staat op de plek van de voormalige middeleeuwse dorpskerk, die wegens bouwvalligheid werd afgebroken
6. Bij deze kerk staat -intussen enigszins verscholen onder de oude bomen en kleinere struiken- een duoplasbak.
Op de kaart van Hattinga (1753) zien we ook weer de opbouw van het dorp, met de (ingepolderde) haven, voorstraat en (de oude dorps)kerk.
De bedijking en inpoldering van het eiland "Het Eyland en heerlykheit van Wolphartsdyk" vanuit Sabbinge
3, 4.
De naam suggereert dus een andere herkomst van de eerste bewoners. Het zou kunnen zijn dat deze mensen uit westen kwamen
5. En dan hebben we het natuurlijk over de Friezen, die na het vertrek van de Romeinen langzaam deze kant opkomen . Uiteraard ligt een combinatie van beiden, dus een mix-vorm, voor de hand. Immers grenzen zoals we ze nu kennen, waren er toen nog niet.
In het klein hebben we hier dan ook meteen de provincienaamverklaring te pakken. Want een logisch verband tussen Zeeland en Zeeuwen is er niet. Wel tussen Friezen en Zeeland en tussen Sueven en Zeeuwen. Immers, in deze periode lagen in deze omgeving de Friese Zeelanden tussen het Zwin en Wezer. En waren uit Oost-Holstein (de oostelijke buren van de Friezen aldaar) drie groepen Sueven verspreid geraakt over West-Europa: Zuid-Duitsland (Zwaben), Noordwest Spanje en ons huidige Zeeland
6. De suggestie dat de inwoners eigenlijk Belgen zijn is dan ook te ver gezocht, zoals ene Pieter uit Breda m.i. terecht reageert op het verhaal van Ad Beenhakker
7.
Nu we een beetje beeld hebben bij de eerste bewoners van het eiland en het ontstaan van Sabbinge hebben, willen we natuurlijk weten wat er met de kerk is gebeurd. We zien dat de kerk in ieder geval op een terp heeft gestaan. De lichte bolling in de Ring is nog duidelijk waarneembaar.
De kerk is waarschijnlijk in de 13e eeuw gebouwd en in de 15e eeuw vergroot. In de jaren 1571-72 is het grotendeels verwoest door de Watergeuzen in hun strijd tegen de Spanjaarden tijdens het begin van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), de Opstand tegen het machtigste rijk van dat moment: het Spaanse Rijk.
Enkele onderdelen werden nadien hersteld in gebruik genomen voor andere dan religieuze doeleinden. In 1805 werd de toren afgebroken en het jaar daarop het koor, dat kennelijk als school dienst deed. In 1977 werden de fundamenten weer zichtbaar en dit heeft men opgemetseld tot wat we nu kunnen zien
8.
Rest ons een bezoekje aan het 'kasteeltje' dat een rijksmonument (23772) blijkt te zijn en bekend is als 'Hooge Huijs'. Op foto's uit 1940 staat slechts nog een hooghuis overeind
9. In 1960 is het deels teruggebracht in een mogelijk middeleeuwse vorm.
De Kasteelstraat leidt ons naar dit gebouw. Echter het gebouw is aan alle zijden -begrijpelijk- omringd door bomen en struikgewas, zodat het van de openbare weg niet te zien is. Ook vanaf de Oudelandseweg krijgen we geen blik op dit kasteel. Het gebouw is echter zeer oud. Het is rond 1250 waarschijnlijk in opdracht van Wolfert van Borselle gebouwd en zal hierna nog vele historisch belangrijke bewoners krijgen en vele malen herstelt moeten worden, tot het grotendeels in de 20e eeuw is vervallen
1.
Alle verwondering is nu grotendeels verklaard, zodat we onze reis naar ons huisje kunnen vervolgen. Wanneer we op de kaart kijken, valt het ons plotseling op dat naast de Ring (om de kerk) je eigenlijk ook een cirkel kunt trekken gebaseerd op de Kalversdijk en Kortedijk. Zou dit de omvang van de terp kunnen zijn?
Ondanks dat we zo goed als alleen in deze polder rijden, de boeren zijn hard aan het werk op het land, worden we toch plotseling opgejaagd door 2 oudere dames, die kennelijk niet gewend zijn om hier 'toerisme' tegen te komen. We gaan maar even aan de kant, zodat ze gehaast verder kunnen.
Even later krijgen we een mooi zicht op de sluis en staan we weer stil. Deze draagt de merkwaardige naam "De Piet". Deze naam is echter een herinnering aan het kasteel dat in Westkerke stond. Dit kasteel heette 'De Piet' (ook 'Mude', 'Muiden' of 'Ter Muijden'). Tijdens de stormvloed van 1377 kon het dorp Westkerke en het kasteel niet gehandhaafd blijven. De ruïne stond nog lange tijd in het water, of de zee, tot het op 19 november 1512 door de volgende storm werd vernietigd
1.
Met de namen Oostkerke en Westkerke is het duidelijk dat Sabbinge tussen beide lag en de naamgeving vanuit Sabbinge is beredeneerd.
Vandaag kunnen we rustig aan doen, want we hebben met de zwaarste zomerstorm te maken sinds het begin van metingen en vastlegging hiervan
1, is de voorspelling.
Maar wanneer we na de lunch het weer zien opklaren en de regen stopt, gaan we toch maar richting Middelburg voor een museumbezoek. Want je weet immers maar nooit.
Op dit pleintje vinden we het kussend meisje, Sofie van Sjer Jacobs uit 2001. Dit 2-kleurig beeld werd op 12 juni 2001 door de Middelburgse wethouder Visser vanzelfsprekend onthuld met een zoen
3.
Wanneer we de vloerdecoratie van het plein bekijken valt het op dat er een pad direct naar 't Oude Bierhuys (29007) loopt. Zou dit altijd al zo gelegen hebben of is dit een latere indeling van de Vismarkt? Opvallend is het in ieder geval wel.
We lopen snel verder, want het lijkt erop dat we het toch niet drooghouden. Via de Lange Delft bereiken we de Koorkerkstraat waar we de abdijtoren “Lange Jan" (28674) in vol ornaat zien. Met zijn 90½ meter lengte
4 is dit de nr. 11 van hoogste kerktoren in Nederland en geldt in datzelfde ranglijst als een van de oudere torens, tweede helft 14e eeuw
5 of zelfs eerste helft 14e eeuw
6.
Links van de toren betreden we het bijzondere Abdijcomplex. Bijzonder is het zeker, omdat het al eeuwenlang het centrum van de macht is. Eerst van de geestelijke norbertijner orde (vernoemd naar Norbert van Gennep) dat hier in 1121 begon en later -na de reformatie in 1574- van de wereldlijke macht toen de Staten van Zeeland hun intrek namen, tot op de dag van vandaag
7.
En daarnaast ligt het ook nog eens in het centrum van de stad en dat is voor een Abdij- en kloostergebouwen ook wel apart. Een verklaring hiervoor ligt mogelijk voor de hand, wanneer we nog iets verder teruggaan in de tijd en daarmee ook meteen de naam van Middelburg verklaren. In de 9e eeuw werden de kustgebieden en steden langs de rivieren landinwaarts regelmatig overvallen door Vikingen, Noormannen of Deense roofbenden. Hierbij gaven de Viking raids tussen 879 en 885 de doorslag. De bevolking (waaronder veel schapenhouders) op het eiland Walcheren bouwden ter verdediging tussen 885-891 op drie plaatsen ringwalburgen: Domburg (Duinburcht), Souburg (Zuidburcht) en daartussen Middelburg 8. De burgen in Oost-Souburg (waar we op dag 6 nog een kijkje gaan nemen ) en Middelburg zijn nog duidelijk op de kaart als ringwalburg terug te vinden. Het ligt voor de hand, dat je als schapenhouder ook je schapen naar een veilig onderkomen wil brengen, wanneer een voedselzoekende bende langs komt. En dus is zo'n ringwalburg binnen de ring nauwelijks bebouwd, zodat er voldoende voedsel is voor je schapen.
Voor de stichters van het klooster en abdij was Middelburg een paar honderd jaar later dus een fijne, lege en veilige omgeving om te starten.
Wij betreden echter nu gauw de ingang van wat nu de Wandelkerk is gaan heten.
kaart 2 Middelburg
In de Wandelkerk vinden we onder ander het praalgraf "van de onsterfelijke zeehelden de gebroeders Johan en Cornelis Evertsen", dat hier in 1818 op bevel van de koning is overgebracht uit de intussen afgebroken St. Pieterskerk (ook wel de Noordmonsterkerk of Oude Kerk genoemd, tegenover het Zeeuws Archief) en op last van de Staten van Zeeland is gemaakt. Beiden waren luitenant-admiralen van Zeeland en in de strijd van 1666 gesneuveld.
Verder bekijken we nog even snel de Nieuwe kerk en het Koorkerk waar we uitleg krijgen over één van de oudste orgel van Nederland. Het is helaas stemloos, omdat het speelwerk ontbreekt. Wat direct opvalt zijn de bewerkte loden pijpen. Ook het houtsnijwerk van de hoofden van de twaalf apostelen en de frontons met allerlei draakachtige figuren vallen op.
Door onze haast, vanwege ons voorgenomen museumbezoek aan het Zeeuws Museum, missen we in een nis aan de zuidzijde een fragment van de graftombe van Willem II , de rooms-koning, waarop een zwaargehavende romp van een ridderfiguur zou staan. Dit was voor Middelburg belangrijk, zodat het de keizerkroon op de toren van de Abdij kon plaatsen 9. Waarschijnlijker is het dat de graftombe van zijn broer Floris de Voogd is, al is Willem ook hiernaar toegebracht in 1282, nadat zijn zoon Floris V de Westfriezen had verslagen. Op het fragment is een jongeling met golvende haren en gevouwen handen afgebeeld als ridderfiguur in maliënkolder en wapenrok
10. Het zou bij de vondst in 1817 zichtbaar zijn gekomen, want het zat achter de muur weg gemetseld
11. Men dacht toen dat het om Willem ging.
Dit detail is afkomstig van een poster dat overal door de stad hangt en natuurlijk voor en in het museum.
De gehele foto heeft in 1991 in het september-nummer van het glossy magazine Avenue gestaan. Maarten Schets maakte onder andere deze foto voor de modereportage Zeeuw Meer Minnen. De foto is door het museum aangekocht ten tijde van de heropening in 2007. De kap is van de ontwerpster Elisabeth van der Helm en is in april 2014 ook aangekocht en was dus speciaal voor modereportage gemaakt. De kap bleek al die tijd in haar atelier gelegen te hebben. De make-upsporen van de foto shoot uit 1991 zaten er nog op. Het is de vorm van een diadeem en geïnspireerd op de Zuidbevelandsche schelpmuts.
De tijd tikt door, dus lopen we snel naar de andere kant van het complex, door de Koorkerkhofpoort en over het Abdijplein naar het Zeeuws Museum.
Het moge duidelijk zijn (zie kader) dat een deel van de tentoonstelling over mode gaat. Er is zelfs een Handwerkplaats ingericht waarin zelf aan de slag gegaan kan worden. Mevrouw Vos (92) leert de jonge generatie ontwerpers de kneepjes van de ambachtelijke technieken, zodat deze kennis niet verloren gaat.
Daarom is onder andere de Jaktrui van Antoine Peters te zien. Maar er zijn ook diverse stoffen klederdrachten te zien en tevens afbeeldingen op diverse schilderijen, allen in vol ornaat - dus met versieringen.
Zoals bijvoorbeeld met een gouden voorhoofdsnaald, die sinds de 17e eeuw als modeartikel opkomt. En ze worden steeds groter en platter, zodat er met de rijkdom gepronkt kan worden. Bij sommigen staan zwanen gegraveerd en des te meer zwanen er op de naald gegrafeerd zijn, des te rijker de draagster.
Ook werd de naald gebruik om aan te geven of men nog vrij was, dan wel reeds gehuwd. Getrouwde vrouwen steken de naald rechts tussen de onder- en de bovenmuts, terwijl de ongehuwde vrouw het links droeg 12.
Daarnaast is er nog een WOII-thema ingericht Schieten tegen het vergeten, met aandacht voor onder andere de stadsbrand van Middelburg vanwege het bombardement op 17 mei 1940 en de belangrijke Slag om de Schelde van 2 oktober - 8 november 1944, dat Antwerpen als aanvoerhaven mogelijk moest maken 13.
Naast de tijdelijke programma's zijn er ook nog Wonderkamers, of is het verwonder, want dat kun je er ook zeker doen, je verwonderen over Huis & Handel, Leven & Dood en Macht & Pracht.
Hier vind je bijvoorbeeld topstuk "Draakje op sterk water"
14.
In een andere ruimte vinden we nog een aantal originele Nehalenniastenen die, zoals we gisteren gezien hebben, bij de nederzetting Ganuenta bij Colijnsplaat in 1970 uit het water zijn gevist.
Dit had tot gevolg dat er opeens bedrijven en scholen deze naam gingen dragen. Zelfs meisjes kregen de naam Nehalennia van hun ouders.
Het Meerstens Instituut meldt de volgende varianten: Nehal 5, Nehalenia <5, Nehalennia 15, Nehali <5, Nehalina <5, maar de echte getelde namen, komen niet in Zeeland voor
15.
Een bijzondere zaal is die van de enorme wandtapijten. Slechts de kleinste is met goed fatsoen te fotograferen, de anderen zijn te groot. Deze zes topstukken van tapijten vertellen het verhaal van de strijd in de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648)
16. De gefotografeerde tapijt van wever Hendrick de Maecht (Brussel ± 1560-Middelburg 1603
17) behandelt het Beleg van Zierikzee (najaar 1575-zomer 1576). Het is een ontwerp uit 1599 van Hendrik Vroom en geschilderd door kartonschilder Hubrecht Leyniers
18. Dit tapijt van wol en zijde komt gereed in 1603. De afmetingen van "Zierikzee" zijn 3,90 meter hoog en 3,85 meter breed
19.
Ondanks dat er best veel interessante zaken te zien is, die ook nog eens de nodige aandacht vragen, zijn we na vijf kwartieren en een kleine honderd foto's er toch helemaal doorheen gelopen, gekeken en gelezen. En dat is best snel. Het zesde kwartier wordt aan de winkel besteed, waar we o.a. het volgende oogsten:
Na deze overdosis aan informatie, is het hoog tijd voor een cappuccino met taart en even lekker zitten.
De storm heeft Zeeland inmiddels grotendeels weer verlaten, zodat we veilig en zelfs zonder uitgeklapte stormparaplu naar buiten kunnen, want het is ook weer droog geworden.
Het museum gaat dicht dus we vertrekken en lopen rustig richting restaurants. We lopen via de Korte Burg, Groenmarkt, Nieuwe Burg naar de Markt. We zien dat de meeste restaurants schuin aan de overkant zitten. Maar aan de overkant zien we De Drukkery, waar we natuurlijk nog even naar binnen glippen.
Hier scoren we toch nog een klein, maar aardig en handzaam boekje voor de vliedberg-zoekers: Vliedbergen in het Zeeuwse landschap : Symbolen van status achter een sluier van tijd van Kees Bos en Robert van Heeringen.
Zo hebben we weer een leuke dag in het vooruitzicht, want er zitten ook twee fietsroutes bij. En die kunnen wij vast wel met de wagen rijden.
We gaan snel met verder een rondje langs de verschillende restaurants lopen en worden in de Vlasmarkt het Mosselfeest Middelburg ingezogen. We wandelen de hele Vlasmarkt - of eigenlijk drie dagen lang omgedoopt tot de Mosselstraat - uit, waardoor we nog een fraai historisch tafereel voorgeschoteld krijgen, dat trouwens nog steeds prima functioneert.
Via de Beddewijkstraat en Langeviele lopen we even naar de Binnengracht om te kijken of hier nog eetgelegenheden gelegen zijn. Dit is echter niet het geval en dus lopen de Langeviele weer helemaal terug naar de Markt. Op de Pottenmarkt komen we De Vliegenier tegen, een eetcafé waar we prima een hapje kunnen nuttigen. En dat doen we dan ook.
Tijdens het eten en koffie drinken bekijken we de kaart van Middelburg en besluiten om na het eten nog even langs de oude haven te lopen, dat in vroegere tijden tot de ringwalburg liep.
De Korte en Lange Delft suggereert nog een gegraven kanaal naar de Markt. De haven heeft nu de naam Prins Hendrikdok gekregen en loopt slechts door tot het punt waar voorheen gespuid kon worden en nu Spuistraat heet. Op de kaart van Blaeu uit 1652 vinden we de Spuigracht (b) nog terug. De haven is deels gedempt en deze stukken heten Damplein en Dam.
Wanneer we de cappuccino op hebben gedronken, lopen we via de Markt de Nieuwe Burg op, weer richting de Abdij. We zien nu goed dat deze straat stijgt.
Van Onder den Toren lopen we door de Reigerstraat naar het Damplein. We lopen langs de op ongeveer dezelfde plaats in 1975 nagebouwde "graanbeurs" dat nu is ontworpen als podium voor diverse kunstuitingen
20.
Het gebouw heet daarom nu ook Podio del Mondo per l’Arte20.
Koningin Emma kijk uit over dit plein met de woorden "Nederland zij groot in alles waarin ook een klein volk groot kan zijn". Dit Emma Monument is door Henk Etienne gemaakt en op 6 september 1937 onthuld
21.
Dit is een detail van de kaart Middelburgum van F. de Wit, dat hij - wegens gebrek aan het origineel - keurig heeft laten nagraveren naar de kaart van Blaeu.
Hij heeft er echter wel een aantal zaken aan toe laten voegen. Zoals de Oostkerk (C), die tussen 1648 en 1667 gebouwd was en enkele scheepjes. Ook vinden we een scheepswerf (D), waar nu net een schip van stapel is gelaten. Het schip plonst het water ophoog en opzij.
A - De Graanbeurs | B - De Stadskraan | C - De Oostkerk | D - Scheepswerf
a - Molenwater | b - Spuigracht | c - 'Oude Haven' / Prins Hendrikdok | d - Binnenhaven | e - Dokhaven | f - Buitenhaven
(bron: Atlas de Wit | Middelburg. - p. 109, 289-290
In het parkje achter Koningin Emma vinden we een liggende gedenksteen 'De voormalige stadskraan' dat op deze plek ter hoogte van de Molstraat heeft gestaan. De steen zelf was onderdeel van het voetstuk van de stadskraan dat in 1746 door Jan de Munck, stadsarchitect, werd ontworpen. Al vanaf de 14e eeuw stond hier een stadskraan (B), waarbij de schippers verplicht waren te lossen en tegen een vast tarief. Dit lossen gebeurde onder leiding van de kraanvader die de werkzaamheden liet uitvoeren door zogenaamde kraankinderen.
De laatste kraan (1862) is nog te bewonderen bij de Texaco-pomp aan de Rotterdamse Kaai, zo'n 300m verderop
22.
Wanneer we de Oude Haven (c) ofwel het huidige Prins Hendrikdok zien, kunnen we ons de bruisende werkzaamheden voorstellen. Op deze plek werd ook het water gespuid (b) met water uit het Molenwater (a), met de bedoeling om de verzanding in de Oude Haven tegen te gaan.
Wanneer we rondkijken zien we een veelheid aan monumenten die grotendeels allen op de Lijst van rijksmonumenten in Middelburg te vinden zijn. We pikken er eentje uit, Het vliegendt Hert | La Rochelle uit 1575, althans dat staat op het pand geschreven (28815).
Dit pand bestaat eigenlijk uit twee panden, zoals uit de namen valt te concluderen. De ene is vernoemd naar het VOC-schip dat op 3 februari 1735 23:00 uur verging op de plaat Schooneveld, voor de kust van Vlissingen, waar ze die dag bij Fort Rammekens waren vertrokken. De naamgeving van het schip is mogelijk ontleent aan het familiewapen van de burgemeester van Vlissingen Johan van Buytenhem, tevens VOC-bewindsvoerder tijdens de bouw van het schip. Op dit familiewapen staat een 'springend hert'
23.
Dit 'klimmend hert' duidt in het verleden echter vaak op functies in de rechtsgang. Wanneer we echter de vorm van het schip bekijken, een spiegelretourschip, dan lijkt dit ook op de vorm van de kever met deze naam. Het heeft zelfs de uitstraling van de Lucanus cervus oftewel vliegend hert
24.
Het andere pand is vernoemd naar de havenplaats waarvandaan de Franse wijnen kwamen. De gebouwen stammen dan ook uit de aangegeven periode. De keldergewelven zijn nog in originele staat. In 1845 zijn beide panden samengevoegd in opdracht van de nazaten van Pieter Boddaert, die zich hier als handelaar in 1644 vestigde, en werd het voorzien van een nieuwe voorgevel, zodat we nu naar één pand kijken
23.
De keldergewelven zitten vermoedelijk onder alle pakhuizen en maken dan ook deel uit van de opslag.
Wanneer we bij de Schuitvlotstraat aankomen, zien we aan het einde van de straat de Oostkerk opdoemen. Dit is in Middelburg de eerste kerk dat door protestantse gemeenschap zelf is gebouwd. Hiervoor gebruikten ze de geconfisqueerde katholieke kerk, die ontdaan waren van alle symbolen. Er was in deze omgeving echter nog geen kerk. Bartholomeus Drijfhout (1605 - 1649) tekende voor het eerste ontwerp. Echter een jaar na aanvang van de bouw in 1648 overleed Drijfhout, die als architect, metselaar en beeldhouwer tot 1636 in Dordrecht actief was. Daarna vertrok hij naar Den Haag, waar hij in de innercircle van architecten van Frederik Hendrik (Delft, 29 januari 1584 – Den Haag, 14 maart 1647; stadhouder 1625–1647) terechtkwam. In deze klus werd hij bijgestaan door Pieter Post (Haarlem, gedoopt 1 mei 1608 - Den Haag, begraven 8 mei 1669; schilder en architect). Arent van 's-Gravesande (± 1610 - Middelburg, 1662) maakte een nieuw ontwerp, deze achthoekige koepelkerk. Echter ook hij overleed voordat het gebouw af was. Louis Jolijt bouwde het af, zodat het vanaf 6 juli 1667 in gebruik genomen kon worden. Opvallend zijn de festoenen die te zien zijn, waarvan de thema's schelpen, memento mori of zinloosheid (knekels) en het leven (bloemen en vruchten) zijn
25.
We lopen verder en gaan de brug over naar de Rouaansekaai, waar we ons op de Spijkerbrug enkele momenten vergapen aan de zeilboten die zich hebben verzameld in de Binnenhaven.
Kuiperspoort, Middelburg.
Wanneer we verder lopen wordt de aandacht getrokken door een klein poortje, waar we onderdoor gaan. We komen uit in een andere wereld, waar de stilte heerst. De Hagepreekgang en Kuiperspoort heten de steegjes waar we ons nu begeven. Eigenlijk zien we de eerste contouren van deze latere bebouwing al op de kaart van De Wit in de tuinpaden. Een paar honderd meter verderop verlaten we via de Kuiperspoort weer deze schilderachtige wereld. We lopen verder en zien hier toch ook allemaal panden uit de 16e eeuw. De Bierkaai en Londensekaai komen voorbij en vertellen zo de handelsbetrekkingen. Hier krijgen we een mooi doorkijkje voorgeschoteld op de 'Lange Jan', net na een gebouw dat toepasselijk de Hulck heet. De Hulck is een schip dat vanaf 700 nOJ. dienst doet als vrachtschip, een platbodem zonder kiel en zeil. Vanaf 1200 worden ze groter dan de Kogge .
Getijdemolen en inlaat voor Molenwater getijdemolen (l) en Spuisluis (r), Middelburg.
De Houtkaai en Turfkaai volgen en loopt over in de Nieuwe Haven, waar we kennis maken met voor ons nieuw fenomeen, de 'Schut en Keersluis' en 'Spuisluis' met 'Getijdemolen'. De bij dit complex aanwezige informatieborden geven een heldere uitleg over de functie en werking. Rond 1550 wordt voor het eerst melding gemaakt van de Spuisluis en Getijdemolen. Van de 21 Getijdemolens die in de Hollandse Delta hebben gestaan is dit een van de best bewaarde. De molen kon per getij zo'n 4-5 uur malen, vanwege het 2 meter hoogteverschil in eb en vloed. De al eerdergenoemde Molenwater (a) speelt hier de rol van houwer, een bassin waarin het water werd gevangen tijdens vloed.
Tegenwoordig is alleen nog het maalgat, de waterradkelder en het molengebouw met maalkelder nog intact, van de deels opnieuw opgebouwde complex in 1750.
De parkeergarage zit hier vlakbij, dus we kunnen weer de auto pakken en terug naar het vakantiehuisje rijden. We rijden weer dezelfde weg terug tot Arnemuiden. We nemen echter nu de weg dat - naar we aannemen - recht door het dorp gaat. Nadat we de weg oversteken waar we op de heenweg gereden hadden, komen we er al vlot achter dat dit niet het dorp zal verlaten en nemen we de eerste optie die we krijgen terug, hopend dat we niet zullen verdwalen in deze 'nieuwbouwwijk'.
We krijgen door goed te moeten kijken op de bordjes wel mee dat er in ieder geval twee musea zijn, waar we naar toe willen. Dus naar Arnemuiden moeten we nog een keertje terug.
Gelukkig zien we al snel de heenreisweg terug en rijden deze door, tot we een weg naar rechts vinden, waar we verder mee naar het oosten komen. Het blijkt een fraaie dijkweg te zijn. Op een gegeven moment rijden we langs het Vliegveld Midden Zeeland en komen daarna al vlot op de weg waaraan ook Sluis de Piet ligt (dat we gisteren gereden hebben, al lijkt dat alweer een eeuwigheid geleden). We vervolgen weer dezelfde weg als gisteren, zodat we in Heinkenszand bij Tamoil op de Noordlandseweg nog even kunnen tanken. Aangezien het morgen zondag is, hebben we verzonnen dat we die dag gaan besteden aan een rondje vliedbergen kijken.
Thuisgekomen wordt met de kaarten uit de van huis meegenomen Topografische Atlas Zeeland 1:25.000 en het net gekochte Vliedbergen-boekje een lijst met nummers geschreven, van de zichtbare bergen, die in een leuke route passen. Gelukkig geeft deze atlas ook de verhoging in het landschap aan, zodat de vliedbergen makkelijk te lokaliseren zijn.
Vlak ernaast kunnen we een blikje werpen op een keldergewelf Dam, Middelburg
Oostkerk, Middelburg
Binnenhaven, Middelburg
'Lange Jan', Londensekaai, Middelburg
'Binnenhaven' met Turfkade (l), Middelburg
Dag 3: Op zoek naar Vliedbergen
kaart 3a
Zoals we ons gisteren hadden voorgenomen, gaan we vandaag op zoek naar vliedbergen. Maar wat zijn dat eigenlijk, vliedbergen? Gisteren hebben we kennisgemaakt met onze eerste ringwalburg Middelburg. Is dat ook een vliedberg? Of is een vliedberg een ringwalburg? Zoals we van gisteren weten, zijn ringwalburgen aangelegd als verdediging tegen de aanvallen van roofbenden. Deze zijn veelal gebouwd op de hoogste punt van een oeverwal en in een ronding van een meanderende kreek dat dienst kon doen als verdedigingsgracht
1.
Opmerkelijk is het eigenlijk wel dat een kreek als verdedigingsmiddel werd ingezet, omdat de roofbenden immers altijd over het water kwamen en dus zo naar de ringwalburg konden varen. En dit varen ging allicht sneller dan lopen met onwillige schapen.
De ringwalburg of volksburgen - zoals ze ook genoemd worden - worden geheel omringd door een gracht om aan grondstof te komen voor de wal van een paar meter hoog. Binnen de ring was de grond effen en middenin lag een kruispunt, dat de ring in vier kwartieren verdeelde. Aansluitend zaten er poorten in de wal met een walbrug over de gracht, waarop de paden van buiten aansloten.
Veelal zijn de eerste kerken vanaf de twaalfde eeuw, bij een volksburg net buiten de wal gebouwd. Dit zagen we ook in Middelburg, waar de Oude Kerk, de afgebroken St. Pieterskerk ook net buiten de ring gebouwd was
1.
Na de twaalfde eeuw volgen bedijkingen, dijkdoorbraken en overstromingen en weer herbedijkingen. Waarna weer hetzelfde gebeurde, als met de kreken die kreekruggen gingen vormen, omdat de omgeving zakt. In dit geval slipt de omgeving hoger op dan de bedijkte gedeelte. Daarmee kan het tot 1570 ingedijkte en behouden gebleven poldergebied soms wel een meter lager liggen dan de opgeslibde - en weer later bedijkte - poldergebieden eromheen
2.
Vóór alle bedijkingen werden er door bewoners kleine verhoogde bergjes gemaakt met in het midden een gat, waarin zoet hemelwater wordt opgevangen. Deze zijn nu te herkennen als een drinkput omringd door een lage wal, dat bekend staat als hollestelle. Zonder drinkput heet zo'n verhoging, dat vaak op een kreekrug is gemaakt, een stelberg3.
Vreemd genoeg komt dit beeld sterk overeen met wat we herkennen in de bewoningsgolven van voor en na de Romeinse periode in het Friese gebied. Echter, in de Zeeuwse geschiedsvertellingen wordt er alleen maar gesproken over herders met schapen.
Bij de hierop volgende beschrijving, wanneer er gesproken wordt over uitbreiding van de bevolking, zien we echter dat zo'n stelberg en/of hollestelle kan uitbreidden tot een terp waarop de bevolking zich concentreert. Deze terpen hebben ook alle groeiverschijnselen van de terpen die we zien in het noorden van het land, namelijk veel mest - soms wel in lagen van 4 meter, in dit geval van schapen. Ook werd telkens de gebouwen telkens opnieuw over elkaar heen geplaatst. Grotere terpen met meer bewoning zijn vaak hoger. Er zijn echter ook veel kleinere en lagere terpjes te vinden waarop slechts een boerderij staat. Uit het natuurlijk proces is dit volkomen logisch. Deze kleine terpjes worden ook wel werven genoemd
3.
Tot de stormen, waterstijging en overstromingen in de 11e eeuw zijn er nog geen vliedbergen te vinden.
De storm van 1014 verandert het landschap drastisch. We weten echter dat Sabbinge hierop in ieder geval een uitzondering was.
Door de natuurlijke ingrepen, was het noodzakelijk voor de mens om zich te gaan verdedigen. De intussen ontstane machtsfronten in de vorm van bisschoppen en graven gingen ook de strijd aan. Onderling en met structurele bedijkingen tegen de zee. Natuurlijk kunnen we dan bedenken dat er ook vliedbergen gemaakt werden, voor het geval het water toch over de dijken kwam. Maar dat was niet de voornaamste reden. Vooral de onderlinge strijd tussen machtliefhebbers waren de reden voor het opwerpen van deze bergen. En uiteraard volgde hierop een verdedigingstoren, ook wel mottekasteel - van hout, zoals we morgen zullen zien, wanneer we een bezoekje brengen aan het museum Terra Maris .
Kortom, een vliedberg heeft een militaire of krijgskundige functie. Vliedbergen worden dan ook Symbolen van status of Sokkels van macht genoemd. Kasteelbergen is dan ook een beter woord, zoals mottekasteel al aangeeft. Motte betekent in het Frans heuveltje
4.
Zou ons woord 'mot', wanneer we een onderlinge strijd hebben, dan hier weer van afkomstig zijn? Deze vraag is niet eenduidig te beantwoorden, maar het zou best kunnen. Zeker wanneer we lezen dat iemand in de mot krijgen, in de gaten hebben of doorzien kan betekenen
5.
En dat is natuurlijk net de bedoeling met zo'n motteberg.
Op de Zeeuwse eilanden zijn in 1981 door Besteman 168 mottes geteld. Later onderzoek wijst uit dat het er waarschijnlijk nog meer zijn geweest. Dat het er zoveel zijn in verhouding tot de rest van het land komt waarschijnlijk door het erfrecht dat hier toen gold. Alle zonen van edelen (eigenerfden?) erfden een evenredig deel, zodat het land versnipperde. En uiteraard bouwden ze allemaal weer hun eigen motte
6.
Vele families probeerden dit natuurlijk weer samen te voegen door tactisch te huwen.
Een stins lag vanzelfsprekend aan open vaarwater en de vorm van een vroege versteende stins.
(bron: “De Bult” van Marum)
Zou ons woord 'erf' trouwens, wanneer we het over ons erf hebben, onze grond waar ons huis op staat, dan hier weer van vandaan komen?
Dit schijnt te kloppen. Vanuit het Keltisch hebben de Germaanse talen dit erfdeel tot zich genomen: Erfgenaam betekend dan ook, die het erf (de nalatenschap) neemt.
Oostfries: arfe, oudfries: erve, oudnederlands (901-1000): ervi
7.
In een internetpublicatie van Kees Vos, dat naast veel juist gestelde vragen en daarbij behorende antwoorden geeft, staan ook twee zeer verhelderende beelden van deze heuveltjes in dit landschap.
8. Ook diverse ingrediënten met betrekking tot dit fenomeen komen aan bod in ons ontdekkingstocht "Ontdekking van de
Vrije Friezen" , waaronder § 'Baksteen' en 'Groei'.
De voor- en achterzijde van de huidige pastorie, waar tot 1905 het kasteeltje of landhuis Barbestein stond, dat ook sinds 1866 als zodanig werd gebruikt.
Het informatiebord bij de kerk helpt ons uit de brand. De kerk uit 1864 staat naast de plaats waar voorheen een zeventiende-eeuws landhuis stond, dat de naam Barbestein droeg
3, toen in eigendom van de Heer Van Odijck
4, ook wel Spillebeen genoemd en gebouwd door zijn schoonvader Cornelis van der Nisse
5. De Heer van Odijck heet Willem Adriaan (I) en is naast Heer Van Odijk ook Graaf van Nassau, die de dochter van Cornelis, Elisabeth van der Nisse, Vrouwe van Heinkenszand, huwde
6.
Dit kasteeltje of landhuis is in 1905 afgebroken. Hier staat nu de pastorie. De katholieken droegen sinds 1805 de mis op in Barbestein. Vervolgens werd in 1864-'66 hiernaast een pseudobasilikale kerk met driezijdig gesloten koor, zij-apsiden en sacristie gebouwd naar ontwerp en plannen van P.W. Schrauwen. Na de inwijding in 1866 verdween de kerkfunctie uit Barbestein en kreeg het de functie van pastorie. In 1905 is het vervangen door de huidige pastorie, dat nog duidelijk verwijzingen heeft naar Barbestein
1.
In het ingrijpend herstelde kasteelpark is getracht om de belangrijkste historische structuren te behouden. We vinden hier verder een Mariagrot, dat op initiatief van pastoor Teule in 1912 werd gebouwd. Op de begraafplaats vinden we de oudste treurbeuk van Nederland. Bijzonder vinden we ook de fruitkelder.
Wanneer we verder rijden, komen we nog meer kerken tegen. Eerst de Dorpskerk, gevolgd door de Gereformeerde Kerk en wanneer we Clara's pad inrijden, de Barbesteinkerk.
We rijden deze weg uit om over de N665 te komen.
De twee vliedbergen, met links de door 'gracht' omringde berg waarom het kasteel stond en rechts de boerderij of huis.
Verder zien we de muur dat voorheen rond het kerkhof heeft gestaan. De kerk raakt buiten dienst door de reformatie en wordt in 1880 gesloopt. Net ten Noordwesten van deze muur zouden we 'de kleine' vliedberg moeten kunnen ontwaren. Hierop zou mogelijk bewoning in de vorm van een boerderij hebben kunnen staan, al is daarvoor geen bewijs gevonden. Vreemd genoeg spreek het monumentenregister dit tegen door te vermelden dat op de een het Huis te Baarsdorp heeft gestaan en de andere een vluchtberg/kasteelberg is geweest.
In het Zeeuws Archief kunnen we een afbeelding van dit in eind 16e eeuw afgebroken 't Huis te Baarsdorp terugvinden, nadat het in 1572 is vernield tijdens de belegering van Goes
1 door Jerome Tseraerts (±1540 - Geertruidenberg, 13-09-1573)
2 en zijn Geuzen, die deze operatie vanuit Oud-Sabbinge
3 had opgezet, waar ze - zoals we inmiddels weten - ook flink hadden huisgehouden.
Van de in 1880 afgebroken Nederlandse Hervormde kerk kunnen we in het Zeeuws Archief nog een foto aanschouwen.
We gaan dit natuurlijk even van dichtbij bekijken. Een wandelpad, dat inmiddels overgroeid begint te raken - al wordt het begaanbaar gehouden door de maaimachine, leidt ons naar een hek, waar we met hulpmiddelen overheen kunnen klimmen. En zo kunnen we vrij over het terrein lopen. We bemerken inderdaad de glooiing en moeten dus wel even opletten waar we lopen. Dit is sowieso wel verstandig, gezien de distels en brandnetels, die hier ook aanwezig zijn. Nadat we de kerkhofmuur hebben bereikt, krijgen we in de gaten, dat we hier niet meer terug kunnen, zodat we dezelfde route teruglopen.
We rijden de Noordhoekweg verder naar de N669 en missen daardoor de dorpen Sinoutskerke in een bijzonder poelgebied en 's-Heer Abtskerke.
Het terpdorpje Sinoutskerke heeft ook nog een restant van een vliedberg.
Om de volgende vliedberg te vinden, moeten even goed opletten. Deze ligt weliswaar aan N669 richting Goes, maar groen en bebouwing ontnemen het zicht hierop. We nemen de enige weg dat tevens de naam van dit gehucht in zich draagt, de Groeweg. Hier krijgen we zicht op de vliedberg van De Groe.
De vroegere gracht schijnt hier nog enigszins zichtbaar te zijn. Deze vliedberg is ongeveer 4 meter hoog, op de grond een diameter van 30 meter en op de top 14 meter. De helling is hier sterk afgegraven en dit is gebruikt om de gracht te dempen. Bij deze zat waarschijnlijk geen (tweede) voorburg, zoals in Baarsdorp
1.
We rijden dezelfde weg weer terug en komen - wanneer we de snelweg A58/E312 onderdoor rijden - weer in 's-Gravenpolder. Hier ligt hemelsbreed zo'n kilometer verderop de volgende vliedberg.
Deze ligt in open veld aan de N669 en draagt de naam "Vliedberg 't Hof Blaemskinderen"
1.
Hierbij wordt echter ook 's-Heer Abtskerke als locatie genoemd - net als in andere (internet)bronnen trouwens.
Kennelijk zijn de dorpsgrenzen in de loop van de tijd in de Gemeente Borsele (let op: met één-s, het dorp wordt met twee s-en geschreven: Borssele) gewijzigd. Google Maps tekent de dorpsgrenzen dusdanig dat deze vliedberg nu in 's-Gravenpolder zou liggen. Ook een kaartje in een rapport dat in opdracht van de gemeente is gemaakt, bevestigd deze indeling
2.
Naast de duidelijk zichtbare vliedberg van zo'n 7 meter met daarop een lindeboom zou er op hetzelfde terrein ook een huisterp gelegen hebben. Dit zou uit 10e - 13e eeuw stammen. In een onderzoek uit 2002 is in de voorbouw een paffrath (dateert grofweg uit de elfde tot en met het einde van de twaalfde eeuw
3 ) en kogelpot gevonden
4.
De volgende vliedberg ligt echter wel in 's-Heer Abtskerke, maar in het boekje (en andere bronnen) in 's-Gravenpolder
1. Deze ligt weer hemelsbreed zo'n 1,6 kilometer verderop.
We moeten even moeite doen om deze te vinden. Er rijden namelijk auto's achter ons, die duidelijk niet op de toeristische tour zijn en wij zien niet op tijd de juiste afslag naar "de Zaaidijk", zodat we verkeersveilig gezien maar even doorrijden. We vervolgen daarom de N666 (Berhardweg Oost) om er pas bij de Schoorkenszandweg af te kunnen. Dit voert ons echter wel door 's-Gravenpolder, zodat we hiervan ook nog iets meekrijgen, al is dat niet veel aangezien we de Polderweg nemen die ons naar het begin van de Bergweg brengt. Leuk om te zien dat de verkaveling het oude land verraadt.
We rijden langzaam de Bergweg op en moeten ook langzaam blijven rijden, want het zicht wordt door struikgewas behoorlijk belemmerd. De foto in het boekje helpt ons echter om de omgeving beter te scannen, zodat we het alsnog vlot vinden.
Deze vliedberg blijkt zo'n 6 meter hoog te zijn met weer een diameter aan de voet van 30 meter. Waarschijnlijk is m'n hiermee in de 11e - 12e eeuw begonnen en gestopt in de 13e eeuw. Het is wel op een kwelderrug gebouwd. Door allerlei werkzaamheden is het behoorlijk beschadigd
2.
Hemelsbreed ligt de volgende vliedberg die we gaan bezoeken, zo'n 2,3 km verderop. Het zal echter lastig blijken om deze berg in Nisse in de zomer op foto te krijgen. Het is namelijk rijkelijk beplant en staat in een particuliere tuin (A). Ook deze heeft weer een diameter van 30 meter en is 4-5 meter hoog. Ook deze heeft een kern van 11e-12e eeuw en een latere ophoging van de 13e eeuw.
Daarnaast lag naast de vliedberg een kasteel (B), waarvan we de contouren nog duidelijk op de kaart kunnen terugvinden, wanneer we het weiland op de kaart bekijken.
Waarschijnlijk is hier ook een boerderij op een werf gebouwd, waarna eind 13e eeuw - 14e eeuw het kasteel is gebouwd, dat regelmatig is verbouwd. Het kasteel is in 1875 afgebroken
1, maar was kennelijk al rond 1843 niet meer bewoonbaar.
Misschien is de voorvaderlijke hoeve wel gebouwd op de plek waar nu nog een boerderij (10006) staat (tegenover de kerk). Dit is echter gebouwd als koetsierswoning, waarvan het oudste deel rond 1650 gebouwd is
2. Het is immers samen met de toegangspoort (b) van het Slot van Nisse het enige dat is overgebleven
3.
In de 14e eeuw werd ook de toren (10009) van kerk (10008) gebouwd, waarna tussen 1425-1525 de gotische kruiskerk werd bijgebouwd
4.
Hiervoor zal er waarschijnlijk al een kleiner kerkje hebben gestaan, want er was al voor de stormvloed van 1134 bewoning in Nisse, dat vermoedelijk is ontstaan aan de vroegere zeearm de Zwake, waaraan de Zwaakse Weel nog aan herinnerd. De Zwake kunnen we op de kaart van Claes Janszoon Visscher uit 1656 terugvinden als De Middel Swake5.
De dichtgeslibde kreek waarop Nisse vermoedelijk is gebouwd, was waarschijnlijk zo'n honderd jaar eerder ontstaan, tijdens de vloedgolf van 1014
6. Dit zorgde waarschijnlijk ook de eerste doorbraak in de gesloten kustlijn. Aangezien deze gebeurtenis plaatsvond op 28 september (niet echt stormseizoen) en er ook sprake is dat er zelfs in Noord-Amerika sporen van een overstroming zijn gevonden, zou men ook kunnen denken aan een tsunami
7.
In een bezittingenlijst uit 1160 van Floris X van Borssele vinden we Nisse terug als Gerbernesse. Daarna volgden de heren van Kruiningen en Nisse als eigenaren
8.
Vermoedelijk is er een foutje geslopen in bron van noot 7, want Floris X is niet te vinden. Wel een Floris VIII, die in deze omgeving vele polders liet indijken rond het jaar 1160
9.
Gerbernesse is wel de naam die voorkwam in oude oorkonden en geschriften, zo ook de varianten Gebernisse, Gherbrechtenesse of Gerbergnisse.
Dit werd later Ter Nisse en Nisse
6, wat terug te voeren is op een aangeslibde landneus (net als landtong) waarin de vorm van een neus herkend werd
10.
In deze combinatie kunnen we mogelijk over de landneus van Gherbrecht spreken, die waarschijnlijk vanuit het Brabantse of verder oostwaarts gekomen is.
Hoewel de kerk te bezichtigen is op zondag na dienst, zal er wel een beperking zitten aan het woordje 'na'. Of we zijn op de verkeerde zondag, dat kan ook nog, want de diensten worden hier om de week gehouden. Hoe het ook zij, de deur is helaas dicht. We kunnen daarom niet de muurschilderingen bekijken die tijdens de grote renovatie in 1920-21 zijn ontdekt. De schilderingen stammen uit de 15e eeuw, dus uit de periode van de bouw.
Ook de best bewaarde twaalf apostelbeelden bevinden zich hier. Deze zijn rond 1470 gesneden
2. Gelukkig is het ook op de site van de Mariakerk Nisse te bekijken. Jammer genoeg vinden we echter hier geen foto's van de grafzerken, waarvan de oudste uit 1444 komen. Ook de grafkelder van de familie van Borselen gaat aan ons voorbij.
Voor de kerk vinden we nog een vate, de drinkplaats, op het rechthoekig plein, dat hier al sinds de 14e eeuw aanwezig is. Verder staat hier de dorpspomp uit ongeveer 1780 en een achtzijdige muziektent uit 1932
2.
We rijden via Drieweg (N665) weer uit het dorp en nemen de afslag naar de Koedijk. Dit behoort tot de eerste beschermingsdijken rond Nisse en zeker de moeite van het rijden waard.
De omgeving van Nesse (Gerbernesse) en Zwakke - de scheiding tussen Walcheren en Beveland
situatie na 1050.
(bron: Welen in de Zak van Zuid-Beveland / Natuurmonumenten)
Deze dijk leidt ons naar de Brilletjesdijk, dat z'n naam eer aan doet, want er zijn hier diverse dijkdoorbraken geweest, met evenzoveel welen. Wanneer we langs de Groteweel rijden, laten we ons graag even het een en ander uitleggen door een informatiebord. Wie zien dat er na de vloedgolf van halverwege de elfde eeuw, geholpen de door stormen daarna, vele getijdegeulen zijn ontstaan, die dan ook vele eilanden, eilandjes en zandplaten heeft veroorzaakt. Deze werden langzaamaan weer terugveroverd door de mens en soms heroverd door het water, zoals bijvoorbeeld in 1506 en 1554, waarvan deze welen hun getuigenis nog dagelijks afgeven. De oude ringdijken uit de twaalfde eeuw om bijvoorbeeld Nesse, zijn goed zien op de kaart. Ook de "nieuwe" dijken om Heinkenszand (Heynkenssant) en Ovezande van een eeuw later staan erin getekend.
Even later zien we in de polder een evenement dat Jumpin’ de Weel heet, refererend aan de welen én de paardensport en georganiseerd is door "De Weelruiters".
We realiseren ons opeens dat het alweer 14:00 is geweest en we pas 5 vliedbergen hebben gespot. Dus maar even doorrijden en ons niet te veel laten afleiden door andere interessante zaken. En dus rijden we door Ovezande, Oudelande en Baarland. We rijden door naar Hoedekenskerke in de hoop daar iets te kunnen drinken aan het water - De Westerschelde.
De zwarte, op de Zuidbevelandsche schelpmuts geïnspireerde creatie van Elisabeth van der Helm, die we gisteren zagen, kunnen we inderdaad hiermee goed vergelijken.
Hierin kan naast van elkaar onderscheidende kenmerken (plaats en religie), ook de bindende factor van de bevolking - vergeleken met andere 'volken' of 'culturen' - herkend worden.
We worden hartelijk ontvangen door de vrijwilligers die hier vandaag aanwezig zijn. De sfeer is meteen al gemoedelijk en de bekende herkenningsgeluiden van de bezoekers (wij dus) laten zich al gauw uit de kelen ontsnappen.
De diverse soorten snoepgoed, blikjes en andere gebruiksvoorwerpen laten ons merken, dat we langzamerhand bij een wat oudere generatie gaan horen. Onze gastvrouwen nemen ons mee naar de woonkamer, keuken en buitenruimte. We bekijken alles en bespreken de opvallende objecten met de begeleiders, die het van de benodigde uitleg voorzien. Veelal zijn de spullen gedoneerd door de lokale bevolking. Zo liggen er ook 'eigen' spullen tussen, van (groot)ouders. We krijgen daarmee een lokaal geschiedenislesje, hoe de wereld toen hier draaide en wat voor persoonlijke gevolgen dit had. En zo is een gesprek over de veranderingen in wereld, de gevolgen voor onszelf en welke bijdrage we hieraan geven, opeens aanwezig in het winkeltje van Willem. Dit vinden we een van de charmes van zo'n intiem museum en dit is immers ook het doel van een museum.
De klederdracht, de verschillen in religie, het creëren van deze arbeidsintensieve kledingstukken en daarmee kostbaar, komt ruimschoots aanbod. Niet voor niets wordt de Zuid-Bevelandse dracht als enige als heel kostbaar geduid
1.
Uit het winkeltje kopen we natuurlijk enkele producten. Het sommetje wordt vanzelfsprekend uitgerekend op een lei - waarvan we zelf ook eentje meenemen.
Wanneer we na drie kwartier weer vertrekken, begint het licht te miezeren en lopen we snel naar de wagen.
Tekening grafzerk Willem de Vriese van Ostende.
(bron: De Nederlands Hervormde Kerk van Hoedekenskerke en haar geschiedenis / Th. van Doeselaar (samensteller). - Hoedekenskerke, 1985. - p. 10)
De kerk, Sint Joris (9995) slaan we vanwege de tijd over. Aan de vreemde vorm van deze kerk is te zien, dat het schip en de toren zijn verdwenen, zodat we het oudste gedeelte uit 1280 missen. Deze zijn in 1782 ingestort en niet meer herbouwd
2.
Helaas zien we daardoor niet de bijzondere en waarschijnlijk ook van andere kerken - uit verdronken dorpen - overgebrachte grafzerken. Eentje moet hier toch even genoemd worden. Het is er namelijk een van Willem de Vriese van Ostende (1429 - 29 maart 1462). Deze ligt recht voor de preekstoel en is de mooiste en best bewaarde grafzerk van de kerk. Hij was in Vinninge, Ostende en Hoedekenskerke ambachtsheer. Zijn eerste vrouw Margriete van Arnemuiden, de dochter van Gillis van Arnemuiden, ligt hier ook begraven. Zij was ruim tien jaar eerder overleden, in 1449. Haar zeer geschonden grafsteen ligt in brokken onder de kerkbanken. Willem en Margriete kregen twee zonen, Willem en Jan (van Ostende). Willem hertrouwde met de veel jongere Janne van Renesse van Lichtenberg (?-1489).
Ondanks dat de grafzerk van Willem het best bewaard is gebleven, houdt dit niet in dat de heraldische schilden er nog ongeschonden op staan. Ook deze zijn verwijderd bij het begin van de Franse revolutie in 1795. Door een oude tekening uit 1510 weten we hoe dit eruit heeft gezien
3, 4.
Vinninge (vermoedelijk 1530) en Ostende (winter 1520/1521) behoren bij de 'verdronken dorpen' van Zeeland
5.
Over Vinninge, Vinninghen is men er echter nu van overtuigd dat het niet door het water is 'verzwolgen' en zeker niet in 1530. Er werd daarna nog begraven (1561) en nieuwe pastoor aangesteld (1570), werd het nog (binnendijks) op een kaart getekend (1573) door Christiaan Sgrooten en staat de kerk nog genoteerd op een lijst (1582) van geestelijke goederen. Het ligt meer in de lijn dat de in de 15e eeuw gestichtte Hoedekenskerke (Oidekenskerke) langzaamaan Vinninge heeft ingelijfd
6.
Wij rijden alsnog via de Havenstraat en Nieuwe Veerweg naar de Westerschelde. Hier komen we uit bij de voormalige Veerhaven, nu Haven de Val geheten. Deze naam suggereert dus dat ook hier een dijkdoorbraak is geweest, met als gevolg een weel, dat onbedijkt dienst doet als haven.
We vinden hier bovenaan de dijk een spoorwagon waarin Marco Harthoorn sinds juli 2014
7
zijn Compagnie Surf en Turf heeft gevestigd, waar we - eventueel op het (nu overdekt) terras - iets kunnen drinken en eten. Wij gaan vanzelfsprekend voor de cappuccino's (zoals we het thuis ook maken, met eigenhandig geklopte melk) en appeltaart. En aangezien het nu zelfs een beetje regent gaan we lekker in deze oude treincoupé zitten. We ontdekken dat op de dichtstbijzijnde drooggevallen zandplaat van de Platen van Ossenisse een groep zeehonden ligt. Met de op het terras aanwezige verrekijker kun je ze eventueel dichterbij halen. Met een fotocamera met zoom lukt dat trouwens ook goed.
Nu de vochthuishouding weer op orde is, gaan we op zoek naar de laatste paar vliedbergen voor vandaag.
Wanneer we weer benedendijks rijden zien we waarom we bij Compagnie Surf en Turf in een treincoupé hebben gezeten. Hier beneden zit namelijk een station voor de route van de Stoomtrein Goes - Borsele, waarmee je in authentieke museumtreinen vervoerd kan worden.
Wij rijden zo hoog mogelijk, dus voornamelijk over de Zeedijk naar Ellewoutsdijk.
Het is te merken dat het al wat later op dag is. Kennelijk rijden we over een weg, dat door lokale bewoners ook als woon-werkverkeer route wordt gebruikt. Gezien het tempo van het af en toe achteropkomend verkeer is het wijs dan even aan de kant gaan staan, zodat deze in hun eigen tempo verder kunnen.
Bij het vakantieoord Scheldeoord is in 2007 een kavel omgebouwd tot nieuwe natuur, als natuurcompensatieproject Westerschelde
1.
Wanneer we Ellewoutsdijk zijn aangekomen, stoppen we bij het Gemaal Hellewoud. Hier vinden een bijzonder werk van Wies de Bles (Scheveningen, 24-03-1941). We zullen vast nog meer werk van deze De Bles tegenkomen, omdat ze namelijk in deze omgeving werkzaam was van 1988 tot 2008, toen ze woonde in ons vakantieplaats Heinkenszand (gemeente Borsele)
2.
We kunnen hier ook met een trap de dijk op om zoals het informatiebord ons verteld de schorren bekijken. Deze liggen, wanneer we op de dijk staan, richting het oosten. Dit geeft een goed beeld van het ontstaan van dit gebied. Een schorgebied ligt buitendijks en bestaat uit aangeslibd land dat begroeid is met zoutminnende planten.
Verder krijgen we mee dat ten westen van ons een voormalig Fort uit 1834 staat. Recht voor ons ligt het haventje.
Aan de overkant zien we duidelijk Terneuzen liggen, waar we volgende week hopen te vertoeven. De twee woontorens Waterfront van Roodbeen Architectuur steken 75 meter de lucht in en dat kun je zien
3.
Het Fort laten we ook voor wat het is en rijden het dorp in. Hier moeten we meteen alweer even stoppen, want er staat hier een boerderij (526869) waar je "niet om heen kunt", zonder het te zien. Het oudste gedeelte en daarmee nog originele zijgevel van de woning is van voor 1600. De andere delen zijn later verfraaid of verbouwd
4.
De laatste verbouwing, in 1764, is waarschijnlijk in opdracht van Geerard Hollestelle gedaan en zorgde voor de huidige vorm
5.
Toen we net een foto op het hoogste punt van de Nieuwendijk een foto maakten van het fort, vroegen we aan een jongeman, dat net omhoog kwam fietsen, om hij misschien wist, waar de opgegraven boerderijresten zouden liggen. We keken vanaf hier uit over nieuwe natuur ten compensatie van de N62, dat hier in de buurt onder de Westerschelde doorgaat. Bij de graafwerkzaamheden in 2002 zouden resten van boerderijen zijn gevonden, die duiden op bewoning van 100-200 nOJ. Dus ten tijde dat hier de Menapiërs hier woonden.
Na enig peinzen van de jongeman (wat natuurlijk niet geheel vreemd is voor iemand van zijn leeftijd), wist hij wat we bedoelden en vertelden ons dat het daar was, wijzend op het nieuwe natuur. "Maar", zei hij er meteen bij, "jullie moeten wel omrijden, want de slagbomen zijn dicht. Zie je die weg daar," wijzend op de Trenteweg, "die moet je helemaal uitrijden en dan linksaf de dijk weer op en deze kant oprijden."
We bedankten de jongen hartelijk voor zijn uitleg.
Vanwege deze interessante optie, vergeten we ons te verdiepen in Ellewoutsdijk, waarvan de geschiedenis al in 11e eeuw begon. Uiteraard op een vliedberg en tussen twee kreekruggen. Deze vliedberg is nog nauwelijks te zien. Ook laten we het verhaal van Zorgvliet, van baggeraar J.C. van Hattum, dat hier gronden verwierf in 1881. En dat op deze gronden daarvoor een middeleeuws kasteel 'Huis van Ellewoutsdijk' op zijn burchtheuvel heeft gestaan, waarvan de ruïne in 1822 is afgebroken
5. Dit alles laten we letterlijk links liggen. En zo rijden we als blinde kippen naar de T-splitsing dat de naam Coudorpe draagt. Hier rijden we de N62 over en gaan de Zeedijk op. Bij de diverse informatieborden staan we even stil en komen tot de conclusie dat er 13 jaar na de opgravingen niets meer te zien is.
Ons Vliedbergenboekje helpt ons weer op weg en wijst ons er fijntjes op dat we de Coudorpsche berg nog niet hebben gezien, terwijl dat toch een flinke bult is.
Vreemd, want het zou aan de Trenteweg moeten liggen, waar we net gereden hebben. Soms blijken de dingen zo dichtbij te staan, dat je ze over het hoofd ziet. Dat was ook ditmaal het geval.
Om te kijken waarom we deze overduidelijk aanwezige berg over het hoofd hebben gezien, rijden we even een stukje verder om te keren, om nogmaals vanuit Ellewoutsdijk te komen aanrijden.
We zijn gerustgesteld. Vanaf deze kant valt het niet echt op dat dit een berg is.
Wij rijden dus maar gauw verder naar de volgende vliedberg, de Berg van Troje, dat een klein drie kilometer verderop ligt. Dit zou het paradepaardje van de Zeeuwse kasteelbergen moet zijn
1. We zijn dan ook erg benieuwd wat we aantreffen. Want bij het woord Borsele denk je al gauw aan kerncentrale. Met enige reserves rijden we dus die kant op. We hadden uiteraard ons wel een beetje ingelezen, zodat we wisten dat we ons niet zouden moeten laten leiden door onze gebrekkige kennis en vooringenomenheid.
Wanneer we de berg vinden, is deze ook begroeid met veel knotwilgen die flink groen zijn.
Het informatiebord verteld in kort het verhaal, dat in de 11e eeuw begon met een woonterpje van zo'n drie meter hoog. Rond 1200 werd de terp verhoogd en werd er een houten mottekasteel op gebouwd. In deze 13e eeuw werd het nogmaals verhoogd en werd er zelf een stenen ringmuur omheen gebouwd met daarom heen een gracht. Aan het einde van deze eeuw kwam er alweer een einde aan dit mottekasteel wegens de twisten tussen de Hollanders en Vlamingen
2.
Op de kaart van Christiaan Sgrooten uit 1573 zien we de gevolgen van de overstromingen in 1530 door de Sint-Felixvloed van zaterdag 5 november (bijna de naamdag). Er werden grote stukken land afgestaan aan het water
3.
Dit werd al snel gevolgd door de Allerheiligenvloed van 1532, wat ook dit gebied -naast de rest van het uitgestrekte waddengebied tot aan Nord Friesland- geen goed deed
4. Deze vloed werd gevolgd door eentje op 13 januari 1552, die we kennen als Sint-Pontiaansvloed. Ook hier werden stukken duin weggeslagen in bij Borssele liepen de polders onder
5. Achttien jaar later werd met een alles vernietigende kracht nog eens dunnetjes overgedaan, waarmee het begin van het ontstaan van het Verdronken Land van Saeftinghe werd begonnen. Om de schade te herstellen viel niet mee in deze periode
6 van de Reformatie (1517) en de Spaanse bezetting wat resulteerde vanaf 1568 in de 80-jarige oorlog .
Ook de ringmuur om de Berg van Troje werd hierdoor aangetast en stortte deels in de gracht
2.
De Baronie van Borselen
De stad Goes kreeg in 1615 de rechten in handen van het gebied van onder ander het in 1530/32 verdronken dorp Monster. Toen de herbedijking op 10 mei 1616 gereed was, werd het reeds verzonnen plan uitgevoerd om een nieuw dorp op deze plek te maken. Precies zoals we het nu nog steeds kunnen terugvinden. Een simpele rechthoek met de namen van Noordsingel, Oostsingel, Zuidsingel en Westsingel met daarbinnen een bijna gecentreerde kruis, met dezelfde straatnamen: Noordstraat, Ooststraat, Zuidstraat en Weststraat. In het midden worden de straten van elkaar gescheiden en in verbinding gebracht door het Plein. Oorspronkelijk liepen de Noord en Zuidstraat tot wat nu Plein heet, maar de Oost en Weststraat waren wel met elkaar verbonden. Nu is rondom het plein een versteend rechthoekig stratenpatroon gelegd. De Oost en West verbinding zal ook de verklaring zijn dat dit in 1761 zo goed als volgebouwd is, zoals we op de Grondteekening van het dorp Monster in de Barronnye van Borssele uit 1761 kunnen zien
7.
We zetten de wagen even op het Plein bij de vijver in een parkeerhaven, zodat we kunnen rondlopen. De vijver is hier natuurlijk ook weer een vate of vaete8, een drinkplaats met zoet water. Ook staat hier op het Plein een muziektent, zoals we bijna in elk dorp tegenkomen. Wat in dit gebied ook erg opvalt zijn de zwart geteerde houten schuren met een witte omlijning van de deuren en eventuele ramen. Maar vooral de deur valt door z'n vorm op. Buiten het rechthoekige dorp zagen we er ook weer een.
Op de hoek van de Weststraat met het Plein vinden we waarschijnlijk een van de oudste gebouwen van dit dorp. Het komt volgens de jaarankers uit 1639 en in 1616 is dit dorp gesticht. Bekend was echter dat er 6 jaar na de stichting, in 1622, al 43 huizen stonden.
Hiertegenover staat het (voormalige) viskot, dat oorspronkelijk gebruikt werd voor de visafslag en nu zeer waarschijnlijk als leugenbankje gebruikt wordt. De lijst met drie vaasjes waarop "Hoort - Ziet - Zwijgt" staat geschreven, spreekt immers boekdelen.
'Spelende kinderen' | 1986
Anton Beysens (1922)
Borsele. 9
Ook zien we hier een beeld van een bank waarop een jongetje een meisje een kikker laat zien. Dit beeld van Anton Beysens komt uit 1986.
We lopen een rondje om het plein en zien diverse aparte gebouwen, zoals bijvoorbeeld nummer 63.
Wanneer we het dorp weer verlaten komen we nog een bijzondere boerderij tegen. Hierbij valt de 'blinde' voorkant en zijkant op. Daarnaast zien we metselvlechting in de schuur. De voorkant van deze boerderij heeft zo wel iets weg van een steenhuis, zoals we ze op vorige vakanties zagen. Al heten ze toen stins of states.
Intussen is het de hoogste tijd geworden om naar iets te eten te zoeken. We rijden nog even naar de Honte (Westerschelde), zoals de vaargeul hier nog steeds heet, naar de Hoek van Borssele. De geul loopt hier in stijl af van -10 naar -45 meter, waarbij nog een meer met diepte van -55 meter te vinden is 10. Daarna rijden we via de Ossenweg weer de polder in en zien nog even de befaamde centrale liggen.
Enkele minuten later bereiken we 's-Heerenhoek. Wanneer we over de Kuijpersdijk rijden zien we beneden de Benedenstraat en Heerenstraat lopen, waar we bij de Heerenstraat eetgelegenheden ontdekken.
We rijden nog even door - op zoek naar de kerk en centrum. We vinden een tamelijk nieuwe Katholieke kerk, de Heilige Willibrordus. Deze is tussen 1873 en 1874 gebouwd en ingewijd door bisschop Mgr. G.P. Wilmer op 20 augustus 1874
1.
Een andere kerk kunnen we niet vinden, zodat we tot de conclusie komen dat we bij de dijk moeten zijn voor een hapje eten. De geschiedenis leert dat dit dorp langzaamaan bijna geheel katholiek is geworden. Het Nederlands Hervormde kerkje werd in 1672 gebouwd. Door het verhuizen van de hervormde gemeenschap werden er vanaf 1934 slechts een eredienst per maand gehouden. Tenslotte was er niemand meer, zodat de deur in 1970 op slot ging. We kunnen de kerk nu aanschouwen in het Openlucht Museum in Arnhem, waar het in 1988 weer is opgebouwd nadat het in 1985 steentje voor steentje is afgebroken
2.
De in 1988 naar het Openluchtmuseum overgeplaatste kerk.
foto: Barend Mulder
Het kerkje werd donderdag 26 mei opnieuw geopend, door De Gaay Fortman. Geen van de aanwezige oudere inwoners van 's-Heerenhoek kon zich de ordentelijkheid van de huidige inrichting herinneren. Het gebouw en interieur was dan ook behoorlijk vervallen en verdeeld geraakt toen het nog aan de Benedenstraat 7 te 's-Heerenhoek stond. Zo werd het orgel bijvoorbeeld in de provincie Friesland opgespoord
3.
We rijden terug naar de Heerenstraat en kiezen Café-Bar Walk-Inn om te gaan eten. Dit café is sinds 11 december 2010 Eetcafé De Meiden geweest 4, maar draait sinds 2 mei 2015 weer onder de oorspronkelijke naam 5.
Aan de muur hangen oude beelden van het dorp en ook oude kaarten. Twee hiervan zijn hier te zien met beelden van het heden, die we maken wanneer we weer vertrekken.
Een kwartiertje later draaien we de deur van ons vakantiehuisje weer open en maken nog even een lekker bakje eigengemaakte cappuccino met lekkers erin, waarna we een rustige en lange avond op de bank hebben.
We hebben dit ook wel even nodig omdat we vandaag weer veel hebben gezien. En we kunnen dan op ons gemak bedenken wat we morgen gaan doen.
We hebben voor vandaag Walcheren op het programma gezet. Domburg is daarbij een doel, vanwege Nehalennia en als een van de drie burgen op dit (voormalig) eiland. We zijn benieuwd wat we hiervan nog terug kunnen vinden.
We rijden via Lewedorp richting Arnemuiden, waar we tegen onze vakantieprincipes, de snelweg oprijden. Maar zoals al eerder gezegd, soms kun je niet anders. De N57 biedt ons sinds 2011 een aquaduct als kanaalkruising met het Kanaal van Walcheren
4. En zo rijden we eenvoudig om Middelburg heen.
Gapinge
Om niet te lang met het overige vakantieverkeer in aanraking te hoeven komen, slaan we voor Serooskerke rechtsaf naar Gapinge. Gapinge suggereert - net als Sabbinge - een iets ouder dorp te zijn dan de andere. De terp (46013) waarop de kerk staat, bevestigd deze vermoedde bewoning tussen de 9e en 10e eeuw dan ook.
Onze reisgidsjes 'Zeeland' van de ANWB, Marco Polo en Capitool weten niets te melden over deze plaats. Wanneer we de wagen bij de kerk parkeren, vinden we een informatiebord over deze torenkerk. "De kerk dateert uit 1216", vermeldt het bord.
Hiermee wordt waarschijnlijk bedoeld, zo merkt voorzitter Braam van de Vereniging "Dorpsraad Gapinge" terecht op, de eerste vermelding op 5 februari 1216 van Gapinge in de bevestigingsoorkonde van het Kapittel van Sint Pieter 1 (Pieterskerk Utrecht). Hier geeft de als Lotario dei Conti di Segni geboren (Gavignano, 1160/1161) en als Innocentius III gestorven (Perugia, 16 juli 1216) 2 paus het bisdom Utrecht zeggenschap over de kerk van Gapinge 3 en bijbehorende tienden 1.
Hieruit volgt vanzelfsprekend dat het bestaan ouder is.
De toen nog van hout gebouwde kerk viel daarvoor onder de parochie van de Noordmonsterkerk in Middelburg 3, die we als de afgebroken St. Pieterskerk zijn tegengekomen op Dag2 .
De oudst bekende pastoor heette Johannes Gapingakercka, volgens een acte uit 1266
4, ook geschreven als Gapinghakerka 5. Twee maanden later gebruikt hij zijn zegel in groene was om samen met andere een verzoek van parochiegrensscheiding te laten bevestigen door de bisschop van Traiectum 6 (Utrecht). Hierdoor weten we ietsjes meer over het dorp, want het gebouw zelf is van later datum. De toren is gebouwd rond 1400. Daarna werd een eindje verderop, ook in de 15e eeuw - het koor gebouwd. Rond 1500 werd tussen de toren en het koor het schip gebouwd.
Dit is de eerste maal dat we twee separaat van elkaar staande gebouwen verenigd zien worden middels een schip. Vaak was de toren als eerste gebouwd van baksteen, vuur en vijand bestendig, zoals ook hier dus het geval was. Hier werden de belangrijkste zaken bewaard. De op schrift vastgestelde zaken, maar ook het voedsel, wat m.i. dan ook een vergeten element is in het hele vliedbergen-verhaal. Het hebben van voedsel is ook een vorm van macht en maakt een 'heer' ook belangrijk en gaf hem aanzien.
Is het misschien mogelijk dat om deze toren ook een gracht lag? En aan de andere kant van de gracht de stenen kerk in vorm van het koor? Mogelijk werd vervolgens de gracht gedempt. Tussen beide gebouwen kon vervolgens met het schip het gebouw worden afgemaakt, zoals we het nu zien. Want, zo vermeldt het bord, deze kerk is een van de weinige die de tachtigjarige oorlog vrijwel ongeschonden is doorgekomen.
Opmerkelijk is het kruis in de muur van het schip boven het in de volksmond genoemde Noormannenpoortje, de Noordingang, ten teken dat het een RK-kerk betreft 7. Wanneer we deze Noorddeur doortrekken naar de andere kant, de Zuidingang, dan vinden we deze echter niet. Op enkele oude foto's 8 zien we aan de westkant van het halverwege de toren aangebouwde schip een ingang.
Op de zelfgemaakte foto kunnen we duidelijk de verschillende onderdelen terugvinden: koor, schip en toren. De muur tussen het koor en schip - dat duidelijk door het zadeldak te zien is - scheidt nog steeds beide zalen. Het schip wordt nog steeds als ontmoetingsruimte gebruikt en het koor voor de kerkdiensten en dat is al sinds jaar en dag zo 9. Helaas is de kerk op het moment van onze aanwezigheid gesloten, zodat we de twee zestiende-eeuwse grafzerken 4 die hier liggen niet kunnen bekijken. Mogelijk komen ze zelfs uit de dertiende en veertiende eeuw en hebben ze ingegraveerde voorstellingen 10.
Wel kunnen we aan de buitenkant bij de steunberen van het koor nog enkele versieringen zien, die we bij het schip niet meer tegenkomen. Dit versterkt duidelijk de verschillende bouwtijden van de drie onderdelen.
Over de oorsprong van deze plaats wordt heel voorzichtig en verwonderd door enkele internetbronnen gesproken over Gabo, een Friese naam, die de stichter zou kunnen zijn. En dan zou het dorp erg oud zijn
11. Maar zoals we al bij Sabbinge hadden geconstateerd, de uitgang 'Inge' geeft in de toponymie het ontstaan aan tussen ongeveer 500-1000 nOJ. van "een collectiviteit van de lieden" of "behorend bij" aan. Gabo heeft volgens de Friese namenlijst de schrijfvarianten Gabe, Ghabe. Deze naam kan verbijbelst worden tot Gabriël, en ook quasi-verlatijnst tot de namen Gabius en Gabinus. Gabema als familienaam is hiervan afgeleidt 12. Kortom, niets om je over te verbazen, wanneer je weet dat met het vertrek van de Romeinen, andere volken of stammen, waaronder de Friezen, dit gebied in trokken.
Een andere naamverklaring voor Gapinge is "zij die aan het gat (gaping) woonde" 13.
We lezen in ons Vliedbergenboekje dat Gapinge maar liefst twee vliedbergen heeft 15. We rijden even naar de Schellachseweg om deze te bekijken.
Er is echter nog een derde berg bekend en deze bevindt zich ten westen van de Vriezenveenseweg 16. Op dezelfde kavel lag ook ooit nederzetting (tussen 900-1249) 17.
Bij het verlaten komen we nogmaals langs een straat, dat ons op het verkeerde been zet. De straat Vriezenveenseweg, met een zijstraat dat Hof Vriezenveen 14 is gaan heten, zou kunnen verwijzen naar een veengebied dat ontgonnen is door Friezen. Dit klopt echter en zou gezien de eerste naamoorsprong van deze plaats ook onlogisch zijn. Deze naam komt veelal voor op plekken waar ze van oorsprong niet woonden, maar bijvoorbeeld op uitnodiging ergens gaan venen.
Deze Vriezenveenseweg dankt zijn naam aan de bevolking van het Overijsselse dorp Vriezenveen, dat de bevolking van Gapinge na de inundatie van 3 oktober 1944 heeft voorzien van noodhulp bij de wederopbouw 3.
Bewoning van dit gebied is er al zeer lange tijd. Aan de Molenweg heeft archeologisch onderzoek uitgewezen dat hier een nederzetting was in de periode 1-50 nOJ., vanwege vondsten van divers aardewerk 1, 2.
Even verderop lag dan zo'n 1200 jaar later weer een vliedberg 3.
Wij moeten ons helaas beperken tot de dingen die we met eigen ogen kunnen zien, zoals de Johanneskerk. Deze kerk is wel te bezichtigen, maar niet nu. We merken op, dat ook in de zijmuren van deze kerk de Noord- en Zuiddeur zijn dichtgemetseld.
Terra Maris
Wanneer we weer het dorp verlaten en op de N287 (nog steeds de Noordweg) naar Oostkapelle rijden, merken we dat we niet alleen zijn. Via een éénrichtingsverkeer-circuit worden we door het dorp geleid en komen we uit bij de kerk. Vanaf daar kunnen we over de Domburgse weg naar onze volgende stop, het museum Terra Maris. Hier kunnen het Zeeuws landschap van het jaar nul tot nu ontdekken. En in de tuin staat een namaak vliedberg met mottekasteel, waarvan bij het begin van Dag3 al een afbeelding te zien is.
Wanneer we de auto op een betaald parkeerterrein van het museum zetten, blijken we een van de weinigen te zijn.
We betreden het gebied dat onderdeel is van Het Zeeuwse Landschap. Hierop vinden we eerst het kasteel/lusthof "Westhove", waar je tegenwoordig - net als in vroegere tijden - een drankje kunt drinken, een hapje kunt eten en kunt overnachten. Immers diverse mensen als Floris (V), Karel (de Stoute) en Karel (V) deden dit ook al. Laurent Vital schreef immers dat Karel (V) hier volop genoot van zee en strand, toe hij hier in 1517 logeerde 1.
Het kan zijn dat op deze plek al in het jaar 836 een mottekasteel stond 2. Bewoning was er rond deze tijd in verschillende woonkernen 3. In 1277 komt de naam Westhove in ieder geval in de archiefstukken voor, want de abten van Middelburg hadden hier een buitenverblijf 2. In de toegangstoren van het huidige kasteel zijn nog resten terug te vinden van de donjon 4. De Tachtigjarige oorlog ging hier niet zonder strijd voorbij. De Watergeuzen namen het af van de Spaanse bezetters en staken het in brand 2 om te voorkomen dat het weer een broeinest zou kunnen worden.
In de 17e eeuw werd het weer opgebouwd door Zeeuwse kooplieden en werd er in de volgende eeuw een koetshuis, stallen en oranjerie bijgebouwd 2. Tegenwoordig bevindt zich in de oranjerie het museum, dat we nu gaan bezoeken. Maar eerst gaan we even wat drinken.
Terra Maris is een klein museum, dat zich vooral richt op kinderen en hun zo wegwijs maakt in de geschiedenis. Met enkele maquettes wordt deze geschiedenis mooi uitgebeeld.
Maar ook het dierenrijk van het water, land en lucht komen uitgebreid aan bod, zodat deze goed bekeken kunnen worden.
Ook is er buiten genoeg te bekijken.
De landschapstuin laat je op de 2½ ha (= hecto-are of ook wel hectare genoemd) diverse Zeeuwse landschapstypen meemaken. Dit is een gebied van 250 x 100 m.
Daarnaast kun je natuurlijk ook een bezoekje brengen aan de vliedberg met mottekasteel. Zodoende krijg je meer gevoel bij het geheel en kun je van het uitzicht genieten. Dit zal er rond 1200 beter hebben uitgezien, want nu staan er toch iets meer bomen die ook hoogte hebben gekregen, zodat een horizon ontwaren nog een hele klus is.
Na een rondje tuin nemen we vanzelfsprekend nog even de winkel mee, waar we nog enkele interessante titels vinden.
Domburg
Wanneer we weer van het parkeerterrein rijden, is het nog een dikke kilometer naar de volgende, bij Domburg. Het is even slikken, want we zijn in het toeristisch gebied beland. Na veel mazzel op dit parkeerterreintje, er reed er net eentje weg, toen wij al het rondje hadden gemaakt, gingen wij ons in het gewoel begeven.
Eerst moeten we nog een stukje langs de Domburgseweg lopen, waar we op nummer 12 een Villa (508061) uit 1885 tegenkomen. Dit gebouw is opgetrokken in neorenaissance architectuur-stijl, dat in deze periode - 1875-1915 - als een passend eigen 'nationalistische' bouwstijl werd omarmd. In deze periode was men namelijk ook al op zoek naar de eigenheid van de natie en identiteit en het teruggrijpen naar op 'onze' Gouden eeuw, lag voor de hand 1. We horen in ons achterhoofd de echo van iemand die terugverlangde naar de VOC-mentaliteit2.
Wanneer we het eerste pleintje - waar ooit een kapel heeft gestaan - naderen, begrijpen we de drukte. Er is markt, vanaf hier tot en met aan de Weststraat. Nadat we rustig afgewacht hebben, totdat de ov-bus z'n lastige draai richting strand had gemaakt, staken wij de weg over en lopen de Schuitvlotstraat in. Veel historische taferelen hoeven we niet te verwachten in deze drukte en met kraampjes bezaaide straten, al geeft dit natuurlijk wel 'dezelfde' drukte en sfeer als eeuwen geleden. De reden dat we de Schuitvlotstraat inlopen heeft twee redenen. Ergens in deze straat bevindt zich een VVV en daarnaast zijn we benieuwd naar wat we nog terug kunnen vinden van het einde van de waterverbinding tussen Middelburg en Domburg. Het heet immers niet voor niets de Schuitvlotstraat.
Dat voor heel Domburg de mogelijkheid bestaat, om de huidige situatie te vergelijken met de oude kaart Caerte ende afbeeldinge der stede ende heerlijkckheijt van Dombvrgh [...] Anno 1648, is natuurlijk een interessant gegeven 3. Maar het beleven van zo'n oude stad is natuurlijk op zich al een ervaring. We weten immers al van de vondsten die een jaar eerder zijn gedaan dan het maken van de kaart, in januari 1647. Toen werden de Nehalenniastenen voor de kust van Domburg gevonden. Hierover is ook een paragraaf gewijd in het literatuuronderzoek . Ook de handelsrelaties worden hierin besproken .
Maar we beginnen met het oudste onderdeel, de ringwalburg, dat samen met Middelburg en Souburg tussen 885-891 gebouwd zou zijn. Volgens De Klerk, auteur van De oude kaarten van Zeeland, is dit niet meer terug te vinden in het huidige stratenplan 3. En dat kunnen we allemaal wel beamen. Maar met de gegevens die we wel weten, kunnen we misschien toch een rondje tekenen op de moderne kaart, om een indruk te krijgen hoe de vork mogelijk ongeveer in de steel heeft gezeten. We weten uit Middelburg, dat de kerk net buiten de burg gebouwd is. Daarnaast vinden we op de oude kaart het perceelbezit. Hierbij staan naast de namen van de eigenaren, ook een perceel 3 met de volgende beschrijving: de wal van Jan Florisz. Codde. Deze percelen liggen ten zuiden van de Domburgseweg, ongeveer vanaf nr. 4 tot Het Maereltje (waaraan op deze hoek onze villa op nr. 12 staat). Aan de achterkant grenzen ze ongeveer aan de straat dat heel toepasselijk Duinenburg heet 3.
Wanneer we de archeologische opgravingen hierbij betrekken ontstaan er vanzelf een soort ovale cirkelvorm 4. Niet zo prachtig rond, zoals ons geschetst is in Middelburg en Souburg, maar wel duidelijk rondachtig. De presentatie van het archeologische onderzoek houdt echter de wal wel mooi rond 5.
Verklaring kleuren: Grijs = de Ringwal; A (rood) = Archeologisch onderzoek; Groene lijnen = de richtingstraten; Blauwe lijnen = de Domburgsche Watergang naar Middelburg.
De vorm van de wal van Domburg zoals het mogelijk tussen 885-891 nOJ. gebouwd is.
Net als in Middelburg vinden we hier de Noord- en Zuidstraat en West- en Ooststraat. De richtingstraten zijn echter een eindje naar het westen verschoven, wanneer we rekenen dat het ingetekende kruispunt bij het Groentje / Boterkapel op dat moment het 'centrum' was. Mogelijk is men in latere tijden de - buiten de wal geplaatste - kerk als midden gaan zien en daarmee de straatnamen mee hebben laten schuiven.
De huidige Badstraat heette in 1648 de Kleine Noordstraat. De Noordstraat was toen de Lange Noordstraat.
De kerk ligt nu evengoed niet als een ring in het midden, want hierop komen de Jan Tooropstraat (als Noordstraat) en Stationstraat (als Zuidstraat). Een beetje gekunsteld blijft het, ook nu nog.
Hoe goed we ook kijken, water vinden we niet in of naast Schuitvlotstraat. We merken wel dat de weg glooiend afloopt.
Op de plek waar de Domburgsche Watergang6 zou moeten beginnen, vinden we schuin aan de overkant van de straat wel de VVV. Het valt ons op, wanneer binnen rondlopen, dat we de meeste titels al voorbij hebben zien komen. Wat we ook voorbij hebben zien komen, maar dan op de tv bij Omroep Zeeland - waarnaar we natuurlijk dagelijks kijken - is het programma Lees het Landschap. Kijk, daar houden wij nu van. En laat hiervan nu een Dvd'tje liggen.
Verder vinden we nog enkele andere titels. De dame van de VVV is erg behulpzaam met het helpen van ontdekken van nieuwe titels. Helaas hebben we ze net al gekocht of hadden we ze al. Op het verre geschiedenisvlak kan ze ons niet helpen, wel op de WOII-geschiedenis. Ze komt dan ook met een bunkerroute van de Atlantikwall aanzetten.
Wij lopen weer terug naar het centrum en lopen bij het Groentje de markt op. De (halve) cirkel die mede door Boterkapel gevormd wordt, blijft een interessant gegeven. Eigenlijk vormde dit in vroegere tijden de ring (van het ringdorp), waar waarschijnlijk het midden lag, met drinkplaats etc.
Een andere historisch element, van veel latere datum komen we tegen wanneer we in de Ooststraat door nieuwsgierigheid een steegje in worden getrokken. Hier blijkt het Marie Tak van Poortvliet Museum Domburg te zitten. Dit is vernoemd naar kunstverzamelaarster, antroposofe en landbouwpionierster Marie Tak van Poortvliet (1871-1936) en is sinds 1994 hier gevestigd. Dit museum herbergt werk van diverse kunstenaar uit haar tijd, zoals Jan Toorop, Ferdinand Hart Nibbrig en vriendin Jacoba van Heemskerck, om er enkele te noemen. Daarnaast is er ook ruimte voor hedendaagse kunstenaars met eigen tentoonstellingen. Op dit moment (29 maart – 8 november 2015) is er MET DE NATUUR ALS LEERMEESTER - DE KUNSTENAARSKOLONIE SCHWAAN te zien. Behalve op maandagen (vandaag), want dan zijn ze gesloten.
Op de hoek van de Oost- en Noordstraat vinden we onze eerste waterpomp, op de plek waar het ook op de kaart uit 1648 staat. Het staat op de kaart voor het Stathuijs3 uit 1567 7 (13202). Sinds 1975 zit De Pagter Antiek & Interieur hier gevestigd.
Even verder zien we de kerktoren, maar de kerk is hiervandaan niet meer te bereiken, vanwege de kraampjes. We duiken daarom even de Kerkstraat in om op de hoek met de Kerkstraat, de kerk volledig in zicht te krijgen. De toren (13205) en het kerkgebouw (13203) hebben ook hier weer een verschillende ontstaansgeschiedenis en momenten: 1250 (toren) en 1300 (kerkgedeelte). In het geschiedenisverhaal van de Protestantse Gemeente te Domburg wordt gesteld dat deze op de plek stond van de kerk van "Domburg buiten de burg" (west Domburg). Er waren namelijk toen twee parochies 8. Dit bevestigd dan weer het geschetste beeld van de burg.
Vanwege het feit dat Domburg een van oudste badplaatsen is en een schilders bolwerk, komen we ook deze kerk vele malen als geliefd onderwerp tegen. De bekendste is te bewonderen in het Gemeentemuseum Den Haag en is in 1914 gemaakt door Piet Mondriaan. Daarvoor had hij het ook al getekend (1910), deze is ook te zien in het Gemeentemuseum Den Haag.
Vader Johan en Mies Drabbe in de tuin te Domburg.
Jan Toorop | 1898 | zwart krijt met potlood en pastel op papier 9 | 24 x 31 cm 10
(Collectie H.F. Elout)
Verderop in de Weststraat komen we langs een voormalig koetshuis (508059). Een informatiebord vermeldt dat tussen 1903-1955 schilderes Mies Elout-Drabbe (1875-1956) en haar man Paul Elout (1875-1956) hier woonden. Beiden waren een stimulans voor het kunstzinnige klimaat in Domburg.
Zij werd ook wel Moen genoemd en was vriend en leerling van Jan Toorop. Ook Mondriaan heeft haar beïnvloed 11.
We slaan rechtsaf de Weverijstraat in. Op de kaart uit 1648 liggen ten westen van deze straat de Bleeckerijen op een eigen perceel ingetekend, zodat we hierin een soort van logische volgorde kunnen waarnemen op dit 'industrieterrein' van weleer. We vinden hier ook enkele huizen die, wanneer ze gerenoveerd worden er mooi uitzien.
We lopen verder door de huidige Duinstraat, waarna we nog door slechts een duinenrij hoeven om bij de zee uit te komen. Dit was zo'n 350 jaar wel anders. De kaart uit 1648 laat ons zien dat in deze periode de duinenpartijen stukken breder waren, zodat een wandelingetje vanaf de Weststraat naar het strand toch wel zo'n 750 meter was in plaats van de 300 meter nu 3. De duinen waaien langzaamaan weg en de zee komt daarmee steeds verder landinwaarts te liggen. Dat dit al lange tijd gaande is weten we natuurlijk al, gezien de vondsten van de Nehalennia-tempel. Deze ligt nu een paar honderd meter zeewaarts.
Badende vrouw - 1996 Hansje den Hollander
De Baadster
We lopen over het op deze laatste duinenrij gelegde Boulevard van Schagen en genieten van de zee, wind, duinen en de gebouwen die af en toe opduiken.
Bij de Badstraat lopen we het dorp weer in en vinden het enige dat nog aan heel vroeger doet herinneren, een Nehalenniaweg en Hotel Nehalennia.
Op de hoek van de Badstraat naar de Domburgseweg vinden we een toepasselijk beeld van Hansje den Hollander (Oostkapelle, 1942) 12.
Gezien de tijd wordt het voor ons echter tijd om verder te rijden, want we zullen vandaag niet de enige zijn.
We verlaten Domburg via de Roosjesweg, die in het verlengde van de Schuitvlotstraat naar het zuiden gaat. Mogelijk komen we nog water van de Domburgsche Watergang tegen.
Zoals we bij Domburg al lazen, waren daar twee parochies. De kerk van de ene "Domburg buiten de burg" hebben we kunnen zien. De andere kerk van "Domburg binnen de burg", dat bij het Groentje stond, werd daar afgebroken. Met het bruikbare materiaal werd deze kerk in 1327 ten laste van de Middelburgse abt in Aagtekerke gebouwd en net als in Domburg gewijd aan de heilige Agatha, een martelares uit de Romeinse tijd. Vandaar ook dat dit dorp zo heet. Door vernietiging in de tachtigjarige oorlog is er van deze kerk ook niets overgebleven 1. Dit gebeurde tijdens het Beleg van Middelburg in 1572-1574. De oudste gedeelten van toren (28106) komen echter wel uit het begin van de 15e eeuw 2.
We maken even een korte wandeling over dit plein en zien dat de panden er allemaal prachtig verzorgd bij staan, wat een tal van fotogenieke momenten oplevert. Daarna bezoeken we nog snel even een sluitende dorpswinkel. Zo'n winkel wens je elk dorp toe, waar geen winkel meer is.
We vinden hier echter ook geen eetgelegenheid, dus stappen we weer in de wagen en rijden een stukje verder over de Prelaatweg richting Sint-Jan ten Heere, waar we op de gedetailleerde kaart langs de Geschieresweg een vliedberg zien staan. We slaan echter net een weg te vroeg af en rijden daardoor over de Rapenburgweg naar Meliskerke.
Meliskerke
Als grens tussen Aagtekerke en Meliskerke wordt een kreek gebruikt. De Westkapelse Kreek, ontstaan na een Brits bombardement op de dijk, met het geslaagde doel om het land onder water te zetten, om zo de bevrijding eenvoudiger te maken 1, staat in verbinding met de West-Rapenburgsche Sprink, dat hier de grens vormt tussen beide dorpen. Deze Sprink staat ook weer in verbinding met de Domburgse Watergang.
Wanneer we Meliskerke naderen zien het dorp duidelijk op een verhoging liggen. Aangezien de meeste wegen en dorpen op oude kreekruggen liggen, zal Meliskerke geen uitzondering zijn. De kerk - voor de reformatie Sint-Odulphuskerk - zien we behoorlijk uit het lood geslagen, zo'n 60 cm 1.
Op het plein zien we niets dat op een restaurant lijkt. Wel vinden we een Assiebak, waar men in vroegere tijden - vóór het tijdperk van de gaskachels - de as kon storten 1. Er staan er twee aan de Kerkring, waarbinnen de Michaëlskerk (28113) staat. De eerste stenen kerk werd waarschijnlijk al rond 1190 gebouwd. En daarvoor zal er al een houten kerk hebben gestaan. Gripeskercke of Gripescerce is dan ook al lang bewoond gebied. Onder deze naam wordt het rond 700 al genoemd. Maar ook voor de Romeinse tijd waren hier al mensen 2. Men gaat ervan uit dat de naam of van een persoon met de naam Gripe 3 komt of van Friese woord gariep dat landstreek betekend 4. Herkenbaarder wordt het om het als garijp of garyp te schrijven - al blijft de uitspraak hetzelfde - en de betekenis te omschrijven als ga=landschap en ryp=zandrug of strook 5, wat dan neerkomt op de al vaak genoemde kreekrug. Grijpskerke ligt immers op een kruispunt van 2 kreekruggen. En zo kunnen we de volgende plaats in het rijtje plaatsen.
De maag wint het momenteel van de geschiedenis en dus rijden we snel door. Wanneer we de Hondegemsweg naar de N57 rijden, zien we nog het prachtig kasteeltje 't Munnikenhof, iets waar we normaal gesproken voor stoppen, maar nu even niet. 't Kasteeltje was een tijdlang een buitenplaats van Jacob Cats 5 (Brouwershaven, 10 november 1577 – Den Haag, 12 september 1660), die dichter, jurist en politicus was. Hij is geen familie van de heren van Cats, van het eerste dorpje Kats , waar we de vakantie mee begonnen. noten:
1. informatiebord Assiebak;
2. Grijpskerke info Historie,
3. Informatie over Grijpskerke;
4. Wikipedia Grijpskerke,
5. Garijp;
6. Jacob Cats (dichter);
Met stevige pas lopen we door het Abdij om het even terug te halen in onze herinnering. We groeten het Zeeuws Museum en lopen onder poort door naar Balans en Korte Burg. Op de hoek met de Groenmarkt vallen we bijna over een gevelrestant van de Lange Delft 64 "De Dolfijn" waarin sinds 1898 het Provinciale Bibliotheek was gevestigd, dat door een Duits bombardement op 17 mei 1940 werd verwoest 3. Het ligt hier als symbool van "steen des aanstoots". Via de Nieuwe Burg lopen we naar de Markt, waar we Cityclub Zanzi Bar uitkiezen om te gaan eten. Binnen treffen we een bijzondere aankleding aan.
Het eten ziet er goed uit en smaakt ook uitstekend, dus een prima plek om te eten.
Plaquette Wederopbouw Middelburg
En hier waren we ook wel even aan toe, na een volle dag. Tot besluit een cappuccino, waarna we weer voldaan, rustig naar de wagen wandelen. Onderweg komen op de Korte Delft 57 nog een opmerkelijke muursteen tegen, die we niet meteen kunnen plaatsen. Het stelt de Middelburgse adelaar als een Phoenix voor, dat het herrijzen van het nieuwe pand in 1940 symboliseert, nadat het door de Duitse bombardement van 17-5-1940 door vuur was vernietigd 4.
In de al schemerig wordende avond rijden we over een inmiddels bekende weg terug naar ons tijdelijk verblijf, waar we verder uitbuiken en de oogst van vandaag bekijken.
Duinenrij tussen Westkapelle en Zouteland (landzijde)
West-Rapenburgsche Sprink stroomafwaarts
West-Rapenburgsche Sprink stroomopwaarts
Domburgse Watergang richting Domburg
Domburgse Watergang richting Middelburg
Travalje, hoefstal of kluister Grijpskerke
Gistpoort Middelburg
'De explosie' - 17 mei 1940 (1988) Middelburg
Dag 5: Zuid-Beveland benoorden A58
kaart 5a
We merken dat de eerste week alweer behoorlijk gevorderd is, maar dat we nog grote delen van dit schiereiland nog niet hebben bezocht. We moeten dus keuzes maken en sommige plekken ongezien laten. Mede geïnspireerd door het programma Lees het Landschap blijven we vandaag op Zuid-Beveland en bezoeken we de dorpen en het veengebied ten noorden van de A58. Hiermee bedoelen we dan de dorpen die in delen van de gemeenten Goes, Kapelle en Reimerswaal liggen. De meeste dorpen liggen op of nabij oude kreekruggen en worden daarnaast waarschijnlijk meer zeewaarts beschermd door een dijk dat na de zware stormvloed van 1134 en voor 1147 is aangelegd 1.
Allereerst vallen enkele woningen op. Ze ogen klein en uit de jaren 30 of 50. We krijgen echter een mogelijkheid om een stukje verder de geschiedenis in te kijken, wanneer we tussen twee woningen de muur kunnen zien. We zien de stenen en vorm van de oudste bouw, zoals we het ook in Kats zagen.
De oorspronkelijke grote van deze woning liep waarschijnlijk tot de gele steentjes (zie foto). Daarna zien we de lijnen van de gele steentjes gevolgd worden door ruwe rode stenen, dat tot driekwart van de huidige hoogte doorgaat, om vervolgens waarschijnlijk aansluiting naar beneden te vinden in de lijn van de oudste gele steentjes. Daarna volgt nog een nieuwe verhoging met gladde rode stenen. Mogelijk is er toen ook nieuwe pui gemetseld, maar misschien is dat ook wel gedaan tijdens het vervangen de dakpannen, die misschien uit de jaren 70 van de vorige eeuw stammen.
Kortom de Torenring ziet er jonger uit dan dat ze in werkelijkheid is.
Het informatiebord van de Petruskerk geeft aan, dat men er van uitgaan dat de toren oorspronkelijk is.
De parochie is in de 12e eeuw gesticht door heer Arend met de buijk, zoals Arend van Schenge genoemd werd 1. Arend kwam ook als Aernout of Arnoud voor, zoals we uit andere benamingen van dit dorp kunnen halen: Aernoutskerke, Ser Arnoudskerke en Sraskerke 2.
Naast deze torenring heeft ook een (waarschijnlijk) oudere terp gelegen, dat hiervandaan zo'n vierhonderd meter naar het zuidoosten ligt, tussen de (oude) Landweg en nieuwbouwwijk Bewestenwege. Deze vliedberg bestond rond 1150 zeker uit een hoofdburcht en voorburcht en was volgens berekeningen zo'n 13 meter hoog.
"t vervallen slot van Schengen in Zeeland"
bron: KB - Het Geheugen: Schoemaker Atlas Schengen in Zeeland
"t vervallen slot van Schengen" / A. de Haen
bron: Fries Museum PTA333-004
Tussen beide burchten lag een gracht, met een breedte van 20 meter en een diepte van 1,7 tot 3 meter 3. De gronddiameters van de burchten waren respectieve 50 en 30 meter 4. Voor een grondverzetter waarschijnlijk een koud kunstje op dit exact uit te rekenen hoe diep de gracht moet zijn om voldoende grond voor de bergen te hebben. Tegenwoordig is het nauwelijks meer te zien. Slechts een verhoging van een halve meter is zichtbaar achtergebleven, want de Poelberg 4 is rond het jaar 1875 afgegraven. De stenen van het kasteel dat op de burcht was gebouwd, zijn voor dijkversteviging gebruik, toen het kasteel al vervallen was 5 en hiervan is zodoende dus ook niets meer terug te vinden.
Opmerkelijk is dat dezelfde ruïnetekening in het Friese Skingen wordt gebruikt voor de ruïne van De Wobbemastins .
Wat over het algemeen gold voor plaatsnamen met kerke in de naam, voorafgegaan door een persoonsnaam, geld dus ook voor 's-Heer Arendskerke. De stichters van de kerken wilden - net als de andere bouwers van de Eigenkerken in de dorpen langs de Noordzeekust - ook de zeggenschap houden over de parochie en de aanstelling van geestelijken, alsmede dit recht erfbaar houden. Hierdoor ontstond er natuurlijk frictie tussen deze ambachtsheren die hun welvaart middels de kerk tentoonspreiden en de moederkerk van de nieuwe parochie die er niets aan macht bij kreeg 6.
Daarnaast zien we vanaf de Torenring een voorstraat naar de (voormalige oude) haven lopen waar we ook de oude zeedijk terugvinden. Deze straat, de Vermetstraat, heeft voorheen andere namen gehad, zoals de Dorpstraat, Langestraat en wat natuurlijk ook weer tot de verbeelding spreekt, de Noordstraat.
De Heren van Schenge of de familie Van Schengen hebben hun naam dus geleend van dit water. De gebroeders Arnold en Hendrik van Schengen worden voor het eerst genoemd in 1198 en zijn mogelijk de naamgevers van 's-Heer Arendskerke, dat we hierboven bespraken en 's-Heer Hendrikskinderen, dat hieronder volgt.
Hiervoor wordt in 1147 voor het eerst over De Heren van Schengen gesproken.
En dan hebben we nog Wissekerke dat tussen beide dorpen ligt. De kerk van dit dorp is de oudste en wordt in 1216 genoemd. Hierna lezen we in 1267 voor het eerst van de kerk in 's-Heer Hendrikskinderen en daarna, zo rond 1275-1280 van de kerk in 's-Heer Arendskerke 1.
Deze heren hadden - net als overal in dit gebied van water en veen - het recht van op- en aanwas, oftewel Recht van opstrek2, zodat het bezit van deze familie flink kon uitgroeien, mits er natuurlijk geïnvesteerd werd in de aanwas.
De Schenge wordt in 976 Zuider-Zuidvliet genoemd. In deze periode was er waarschijnlijk al bewoning op de al genoemde kreekrug dat tussen Kloetinge en ’s-Heer Arendskerke, waarop een terp was gebouwd. Deze werd verhoogd na de vloeden van 1014 en 1134. De vloed van 1014 zorgde tevens voor het doorbreken van de kreekrug die daarvoor tot en met Walcheren liep 3.
In dit landschap vinden we vermoedelijk stukken oude zeedijk terug in de vorm van de stukken Oude Rijksweg.
Wanneer we via de Vermetstraat 's-Heer Arendskerke verlaten, vinden we niets terug van dit alles, behalve de dijk. Het nieuwe land is anders ingericht. Nieuwe N-wegen en kaarsrechte spoorlijnen komen we tegen en daartussen industrie (Eindewege) met summiere bewoning. We rijden dwars door de Schenge, het westelijk ingepolderde deel, over de Domeinplaatweg, dat vanwege de naamgeving overduidelijk in bezit was van de Domeinen, de Staat 4. Ten tijde van deze inpoldering gold duidelijk het Recht van opstrek niet meer.
We rijden over een wirwar van dijken en komen bij een dam in de Schenge, waar we uitzicht hebben over de Ooster-Schenge. De wind scheert ons om de haren wanneer we even uit de auto gaan. Hier waait het, hard.
Naast uitzicht over de Schenge, zien we ook de torens van Goes. Meestal kun je deze nauwelijks zien, omdat je er te dicht bij staat.
Het lukt ons niet om met de auto langs de Ooster-Schenge en dus over de Oude Zeedijk te rijden, omdat het een onverharde weg is. En dus rijden we naar de N254 om naar 's-Heer Hendrikskinderen te rijden. Hier rijden een rondje om de kerk en zien geen mogelijkheid om een goede foto van de kerk te maken, zodat we snel doorrijden naar de N256, waarmee we om Goes heen rijden, via Wilhelminadorp over de Kattendijkse dijk (de oude zeedijk) naar Kattendijke.
Kattendijke
De kerk van Kattendijke staat overduidelijk op een terp. Het dorp is waarschijnlijk vernoemd naar de katwilg, dat de twijgen leverde voor de aanleg en versteviging van de dijk. De dijk die er tevens voor zorgde dat de Deesche Watergang afgedamd werd. Deze was in 1134 ontstaan tijdens de vloedgolf dat jaar. En zodoende maakte het ook het ontstaan van Kattendijke in de 11e eeuw mogelijk. De eerste kerk werd ±1251 gebouwd. Het huidige gebouw heeft nog een aantal elementen uit die periode. Deze parochie viel onder de kerk van Kloetinge.
Een eeuw eerder - in 1135 - vestigden zich iets ten zuiden van Kattendijke zich Cisterciënzers 2 monniken uit Lissewege 3 (Vlaanderen) van de “Abdij ter Doest 2” in een klein klooster. De boerderij “de Monnikenhof” staat nu op deze plek 1.
Omstreeks 1190 werden Kattendijke en omgeving beveiligd met een grote dijk, die aangelegd werd door deze Cisterciënzer monniken. Deze heet nog steeds Monnikendijk 2 en wij zullen er straks overheen rijden richting Kapelle.
De huidige kerk is gebouwd rond 1404 en de achthoekige toren is gebouwd in 1640.
Een leeuwenkop als sluitsteen trek de aandacht bij de ingang van de kerk. Wanneer we goed kijken is dit er echter op aangebracht, samen met de steen aan de onderkant. Het is namelijk aan de boven over het baksteen gemetseld. Dan rijst natuurlijk wel meteen een aantal vragen. Is het een leeuwenkop? Moet het de tetramorf van Marcus voorstellen? En wat heeft het in zijn bek? En waarom is dit boven de ingang geplaatst, waar iedere kerkbezoeker onderdoor loopt?
Vanaf de Monnikendijk, de watertoren en toren van Kloetinge
De weg naar Kapelle leidt ons over de Monnikendijk en door fruitboomgaarden. Op een gegeven moment krijgen we weer vrij uitzicht over de velden. We kijken over de graanvelden naar de horizon en zien twee punten in de lucht steken. Het gaat om de watertoren van Goes en de toren van de Geerteskerk van Kloetinge. De watertoren is 63 meter hoog en heeft een apart ontwerp van de Breemse industrieel Carl Francke (Magdeburg, 30-06-1843 - Bremen 7-2-1931) 4 vanwege de stalen open skelet. Daarboven zit een betonnen kuip met een stalen binnenwand, waarin het water zat. Tegenwoordig is het omgebouwd en wordt het gebruikt als kantoorruimte. Het staat aan de 's Gravenpolderseweg in Goes sinds 1912 5.
Op de Geerteskerk in Kloetinge komen we vandaag nog terug , wanneer we een van de oudste dorpen van Zuid-Beveland, Kloetinge, een bezoekje brengen.
We rijden door naar Kapelle om vervolgens meteen weer richting het noorden te rijden, naar Wemeldinge.
We hebben toen, 3½ jaar geleden, de vliedberg nog redelijk goed door alle begroeiing heen kunnen zien. Het was in april en het voorjaar was nog maar net 2 à 3 weken bezig. Het is met z'n kleine 11 meter de hoogste van Zeeland 1.
De Maartenskerk staat ernaast en we kunnen op de toegangshekken lezen dat het ongeveer uit 1200 stamt. Het is duidelijk te zien dat deze kerk ook op een terp ligt, wat ook voor de hand ligt. Wemeldinge eindigt immers op 'inge' en zou dus een stichtingsjaar van ongeveer 500-1000 nOJ. moeten hebben.
Wemeld zou dan afkomstig zijn van Werimbald, verkort tot Wimald. Voorheen werd gedacht aan de naam Winiwald. We zouden in ieder geval op bezoek zijn bij de mannen van Wimald, een moedige en krachtige bewaker 2.
Wemel als mannelijke voornaamvorm en Wemeld (met varianten Wemela, Wemele en ook Wemel) als vrouwelijke voornaamvorm komen in het Oud-Fries gewoon voor en zijn afkomstig van het vrouwelijk Welmoed, Welmoet, Wellemoed. Deze vorm zou als (in het Nederlands) Welmoedje ook nog voorkomen in de gebieden Zaanstreek, Waterland en West-Friesland 3.
Ons Vliedbergenboekje benoemt de kerkterp als een kasteelberg, wat wordt ondersteunt door archeologisch onderzoek, uit de periode dat de kerk gerestaureerd werd 1. Dat dit elkaar niet hoeft te bijten, komt door de bebouwingsvolgorde van de objecten.
Naast de kerk, aan de andere kant, zou ook nog een vliedberg hebben gelegen, dat zelfs 14 meter hoog was, maar inmiddels helemaal is verdwenen 2.
De drie vliedbergen (uit de periode na 1050 tot 1499) lagen allen ten zuidoosten van de huidige Kerkweg. Ten westen van deze vliedbergen en Kerkweg, ter hoogte van de verdwenen vliedberg zou in het bosschage een huisterp (900 tot 1949) hebben gelegen, gezien de hoeveelheid vondsten steengoed en aardewerk.
Ook in het midden van de straten Hoogeweg, Kerkweg en Kortstraatje zou een vliedberg (725 tot 1249) hebben gelegen met de naam Berg van Overwerve.
Naast vele andere opgravingen met nog onbekend resultaat, is ieder geval het klooster (archeologische datering: 1250 tot 1499) dat tussen de Wemeldingse Zandweg en Biezewegje lag, wel noemenswaardig 4.
In het oosten van Zuid-Beveland is deze Maartenskerk, samen met de kerk in Yerseke, waarschijnlijk de oudste 5.
Wanneer we naar het zijaanzicht van de kerk kijken, valt op dat hier ook boven de deur van de kooraanbouw een kruis hangt, zoals we ook in Gapinge hebben gezien.
De koffie en bolus zijn op, dus hoogste tijd om naar Yerseke te gaan.
Circa 1860. Een van de weinige opnames van het graven met kruiwagens, lorries en paarden van het Kanaal door Zuid-Beveland Bron: Bertus Verijzer / 150 jaar Kanaal door Zuid-Beveland
Eigenlijk moeten we hier de Postweg (N670) opgaan, dat Kapelle met Yerseke verbindt. Maar wij rijden nog even een stukje rechtdoor, de Tekenburgseweg in om met een landweggetje te belanden in het Kapelse Moer. Eigenlijk moeten we spreken over het Kapelse Moer en Yerseke Moer, want het is (of was) één gebied, dat echter bijna kaarsrecht wordt doorsneden door het Kanaal door Zuid-Beveland. Dit kanaal waarmee men in 1850 is begonnen te graven en in 1866 gereed kwam is ongeveer 9 km lang. In de 80er jaren 1 van de 20ste eeuw is het kanaal verbreed, tot wat het nu is. Volgend jaar bestaat het 150 jaar en dat gaat gevierd worden 2.
Het gebied is al eeuwen onderwerp van de scheppen en andere graafinstrumenten. Sinds het bedijkt is in de 11e - 12e eeuw, werd het door de mens voor diverse doeleinden gebruikt. Meest ingrijpende is waarschijnlijk het uitgraven van het veen voor het winnen van zout, de moernering, geweest. Dit betekende voor de eigenaren van deze industrie rijkdom. Zout was immers grote tijd het witte goud.
Dit gebied is een van de weinige gebieden dat beschouwd wordt als 'oudlandgebied'. Hier vindt men nog veenlandschap met veeneilanden, tussen verzande kreken, klei op veen en klei op ingeklonken veengronden.
Afgegraven veengronden met toegedekte kleigronden, die door onnauwkeurig werken tot hoogteverschillen hebben geleid. De kreekruggen, drinkpoelen en meidoornhagen in het hobbelige gebied laat de laatste stukken authentiek polderland zien 3 uit de vroege middeleeuwen. En dat willen we natuurlijk met eigen ogen aanschouwen, want veel dichterbij kunnen we niet bij de voetsporen van onze verre voorouders komen.
Tegenwoordig is het een belangrijkgebied als rust- en foerageergebied voor weidevogels, ganzen en zwanen en door de bijzondere samenstelling van de diverse gronden is er een grote diversiteit in de aanwezige begroeiingen 3.
Na het beleven van deze gronden moeten we over dezelfde weg terug naar de Postweg, dat ons over het Kanaal door Zuid-Beveland brengt.
We stoppen echter nog even bij de brug, omdat we hier een prachtig uitzicht hebben. De Postweg ligt er indrukwekkend bij evenals Kapelle, waar we later vandaag nog zullen komen. Maar eerst gaan naar Yerseke.
ALS QVIRY VLASMA HIER GODS WOORDT LEERDE
WERD ICK BEGONNE DOCH SWAERLYCK VOLENT
DE KERCKMer DIE MET HEM MYNE VAL KEERDE
WAERE INGEL GOVPVT, ADOLPH VA OOSTEE BEKENT
1603
Waarschijnlijk is deze Adolph van Oosten - zoals het later werd geschreven - overleden op 2-5-1632 1
Nog geen paar meter gelopen, trekt de ingang van de St. Odulphuskerk meteen onze aandacht vanwege de tekst dat hier is ingemetseld.
De geschiedenis van deze kerk is er een dat ver terug gaat. Onderzoek geeft een fraai beeld weer, dat het waarschijnlijk met een houten kerk begon. Tijdens een restauratie rond 1900 vond men een hergebruikte bintbalk, met daarop het jaartal 1218 en het merk van de bouwmeester. Onderzoek van de ROB in 1948 legde de funderingkloostermoppen van 320 x 140 x 85 mm van een kleine eenbeukige kerkje met een vijfzijdig gesloten koor bloot. Dit metselwerk duidt op de 13e eeuw . Deze kerk was gewijd aan Sint Odolphus 2. Daarna volgt een bloeiperiode in de 15e eeuw met een grote uitbreiding. Het koor had een lengte van 15 meter en een breedte van 10 meter, het schip 32 bij 18 meter en het transept waren 27 bij 8. In de 16e eeuw kwam de neergang door waarschijnlijk oorlog en wateroverlast. Herstel kon door het kleiner geworden gemeenschap niet gedaan worden, zodat zelfs het schip helemaal verdween. Zodoende kwam de toren los van het koor 3, getuige een achttiende-eeuwse gravure.
Yerseke is dan ook een van oudere bewoonde plaatsen - samen met Wemeldinge - op Zuid-Beveland, zoals we al ontdekt hadden. Een eerste schriftelijke melding van Yerseke komt voor als Gersicha in het jaar 980. Het staat als plaatsnaam vermeldt in het diploma van de Duitse koning Otto II 2 (955 - Rome, 7 december 983) 4.
Dit Gersika/Gersicha is waarschijnlijk de naam van kreek, of een afgeleide daarvan, dat de kreekrug werd waarop het gebouwd is 5. Daarvoor werd het mogelijk Gerselre 6 of Gersake genoemd. Dit zou dan kunnen duiden op Gêrs als (uit het Fries) in gras of van de persoon Gersiko 7.
Gersake lijkt ook wel op Gêrsate (het originele geschreven stuk is niet ingezien), zodat we dan uitkomen op het Oudfriese sitte, wat zitten of wonen betekend, dus een stuk bewoond grasland 8.
We lopen nu maar gauw weer verder, want anders blijven we hierbij te lang staan. Op de hoek vinden we de VVV, waarin ook het Oosterscheldemuseum gevestigd zit, dat je alles over de oesterteelt verteld. Het pand waarin ze zitten is in 1914 gesticht en ontworpen door de architect F.G.C. Rothuizen uit Goes.
We lopen verder over de Noordzandstraat en Kaaistraat naar de Havendijk. Wanneer we op het kruispunt Noordzandstraat, Kaaistraat en Damstraat, de Damstraat inkijken, waar op de hoek de Boekhandel plus van Hoekman zit, zien we nog net de op 28 maart 1886 in gebruik genomen nieuwbouwkerk van de Gereformeerde Kerk Yerseke 9.
Natuurlijk lopen we ook nog even bij Hoekman binnen. Hier vinden diverse zeer interessante titels. We beperken ons echter, omdat we nog maar net aan de wandel zijn en mogelijk de vele kilo's steeds moeten meesjouwen. Hoge hoeves op gelaagd land van Gerard Smallegange, dat in november 2014 in de middeleeuwse kerk van Nisse werd gepresenteerd, kunnen we echter niet laten liggen 10.
Oesters in nat pakhuis en mosselvangst op Yerseksche Oesterbank
Vanaf de dijk hebben we zicht op de Oosterschelde, de haventjes, de natte Oesterpakhuizen en hun werkplaatsen en loodsen. Het is hierbij zeker aan te raden, wanneer men er iets meer van wil zien, om even een bezoekje te brengen aan de Oesterij, waar het familiebedrijf Dhooge inzichtelijk heeft gemaakt hoe het bedrijf werkt. Er kan hier gekeken, geroken en geproefd worden. Er is hier ook gedacht aan cultuurhistorisch inzicht met de vestiging van een aantal klapbanken, waar men diverse verhalen kan horen. Dit is een ankerplaats van Zeeuwse Ankers, de culturele biografie van Zeeland.
Hier maken we kennis met de koenkelpot en beluisteren we het verhaal.
Een liedje, ondersteunt door het geluid van dit wonderlijke instrument, is te horen in "Ik heb zo lang met de koenkelpot gelopen"11.
Koenkelpotten en de liedjes
Deze omgeving van haven en putten zijn tussen 1874 en 1883 aangelegd 12.
Wanneer we weer teruglopen via de Schuttershof en Wijngaardstraat, zien we op de hoek tegenover het VVV-gebouw een beeld staan van de koenkelpot. Op de sokkel staan op drie van de vier zijden de teksten van de gezongen liedjes. De vierde zijde geeft uitleg over dit fenomeen. Het ontwerp is van Wim Bakker en staat hier sinds 18 augustus 2000.
We lopen even terug in de straat, om plaats te nemen op het terrasje van 't Hoekje van Yerseke, want we waren wel even toe aan een stoel en enkele verfrissingen.
Vanaf het terras zien we duidelijk de kreekrug lopen, althans de hoogteverschillen. Wanneer we de straat verder bekijken valt de opmerkelijke dakconstructie van het winkelpand van Woonservicewinkel Van Strien op. De overkapping over de stoep heeft geen ondersteuning en geeft daarmee een bijzonder effect, alsof de gehele dak zweeft.
Na deze pauze lopen we weer naar de auto om onze reis voort te zetten. Maar eerst doen we nog een poging om de kerk in z'n geheel op de foto te krijgen. Door een onderbreking in de heg - is dit toevallig dat het hier zit? - lukt dat aardig, maar niet helemaal.
Vanaf het moment dat men de moernering iets professioneler ging aanpakken, werden de kavels rechte stroken evenals de kanalen voor het afvoeren van overtollig water en natuurlijk de zout bevattende turf. We zien tot onze verrassing dat ter versteviging van de kades van deze kanalen zelfs dakpannen werden gebruikt. Deze komen uit de periode dat de oesterteelt de pannen niet langer als kweeksubstraat - collecteurs - kon gebruiken. Zo worden ze toch nog nuttig gebruikt. En zoals alles in vroegere tijden, werd alles hergebruikt 4. Dit zou inhouden dat deze pannen hier nog niet zo lang liggen, omdat de kweekmethoden tegenwoordig mosselschelpen gebruiken. Waren we naar het Oosterscheldemuseum gegaan, dan hadden we daar het antwoord gevonden op de vragen van het waarom? en hoezo?
De oesterkwekerijen bestaan hier sinds ongeveer 1870 en hiervoor waren in 1885 al 20 miljoen dakpannen ingezet. Rond 1930 waren dit er nog slechts 20 duizend 5.
Dit zou kunnen inhouden dat vanaf ongeveer 1930 (of eerder mocht de ontwikkeling een glijdende schaal betreffen) de vele miljoenen dakpannen beschikbaar kwamen. Tegenwoordig worden mosselschelpen gebruikt als collecteurs in plaats van de dakpan. Het wordt echter niet duidelijk wat tegenwoordig betekend.
De winter van 1962-63 was erg streng, zodat bijna alle oesters stierven (>95%). Het aantal consumptieoesters ging daardoor van 30 miljoen naar bijna 0 67.
Ook het mogelijk afsluiten van de Oosterschelde - in verband met de Deltawerken, bewerkstelligde dat veel kwekers stopten 8. Dus dit zou ook een moment kunnen zijn dat de aanwezige en al tijden overbodige dakpannen aan de markt aangeboden kon worden. Dit wordt bevestigd door een zinsnede uit een interim rapportage die verhaalt dat dit het einde inluidde van 'het collecteren van het kleine oesterbroed op gekalkte dakpannen, die in rijen werden uitgezet op de bodem van de Oosterschelde. Dit was in elk geval een zeer arbeidsintensieve methoden en bleek ten slotte een niet meer rendabele onderneming'6. Ook betekende dit het einde van de "pannenboeren" en "de witkalkers van de collecteurs" 9.
Wanneer we de andere kant opkijken, zien we een fraai eilandrijkje op een perceel, waarna we grensstraat tussen Hansweert en Yerseke bereiken, de Reeweg. Deze rijden we richting het noorden en via de lange oprit van Schelvrijwegeling bereiken we weer de Poststraat die ons naar Kapelle brengt.
Bij de kerk vinden we een borstbeeld van Annie M.G. Schmidt (Kapelle, 20-05-1911 – Amsterdam, 21-05-1995 5), gemaakt door Frank Rosen (Amersfoort, 16-03-1946 6) en gemaakt in 1991. Dit is een grotere uitvoering (35 cm 7) van het beeldje dat uitgereikt wordt bij de jaarlijkse Annie M.G. Schmidtprijs.
Het eerste jaar van de prijs gaat het echter om een originele zeefdruk van Frank Rosen 8.
Het beeld heeft een opmerkelijk bestaan. Op 21-11-1991 9 is het beeld, door de maker een bronzen portret genoemd, onthuld in het Letterkundig Museum 10. De opdracht kwam immers ook van het Letterkundig Museum 11. Dit was ten behoeve van Annie M.G. Schmidt-prijs. Dit beeld van klei had Rosen, na de eerste poseersessie bij Schmidt thuis laten staan. Vanzelfsprekend met een plastic zak er omheen tegen uitdroging 13. Ze had kennelijk gekeken hoe het eruit zag, want ze vond het maar niets. Rosen zou haar overtuigen dat hij toch ook geen half gedicht van haar aan anderen liet lezen en vervolgens ging afkeuren.
Vervolgens is het beeld op 12 november 2009 onthuld voor de kerk op het Kerkplein 12. Een dikke maand later, op 22 december was het al gestolen 13. In april van 2010, nadat alle hoop op terugkrijgen was vervlogen, werd een kopie van dit beeld geplaatst 14.
Naar dit beeld kijken we nu.
Achter dit beeld staat de huidige Hervormde kerk. Deze Onze-Lieve-Vrouwekerk heeft - net als vele andere in deze omgeving - een familie of zoals in dit geval een groepje samenwerkende families als stichters van deze kapittelkerk. Om een kapittel te stichten moest men over een flink vermogen beschikken. In 1503 beschikten de voornaamste ambachtsheren, waaronder Boudewijn van Bourgondië (1446-1508 15) over voldoende middelen om tot stichting over te gaan 16.
Echter, de kerk is veel ouder. Zoals het informatiebordje duidelijk maakt, vinden we op deze plek nog resten van de eerste tufstenen versie. Zowel toren (23483) als kerk (23482) staan op de monumentenlijst.
Wanneer we zelf een rondje om de kerk maken zien we her en der opvallende, opmerkelijke en interessante dingen. Wanneer we aan de achterzijde van de kerk tussen de zuid- en noordkoor kijken, zien we een hekje. Hierachter bevindt zich de aansluiting van beide koren. Aan de noordkoor valt op dat hier twee ingebouwde uitsparingen zitten in een dikke muur, zoals we aan het raaminval erboven kunnen zien.
De bogen van de uitsparingen lopen echter niet helemaal gelijk. Zitten hierachter grafnissen? Helaas zal de kerk voor ons gesloten blijven, zodat dit voor ons een vraag blijft.
Door hetzelfde hekje heen, zien op de wand van de zuidkoor een ruitenteken ingemetseld. Eerst met zwarte stenen, vervolgens een laag rood en afgesloten met weer een zwarte steenlaag. Dit ruitteken is dus ingemetseld in het oudste gedeelte - zo rond 1300 - van deze kerk. In de noordmuur van het schip (1400-1475) en elders zijn nog meer kleinere ruiten te vinden 17. Deze figuren zijn gemaakt van bakstenen die verglaasde kopkanten hebben. Van deze decoratieve figuren zijn er drie te vinden, waarvan deze in de meest noordelijke zijde van de zuidkoorsluiting (zie foto) de grootste is. Een ander, zit in de zuidwand van het ditzelfde koor boven het oostelijke schilddak van de consistorie. De ander zit boven de deur van de zuiderkapel. Het gaat hier niet om een ruit, maar om een kruis in x-vorm. Deze x-vorm staat bekend als Andreaskruis 18. Maar ook komt deze vorm voor in de veel meer voor de hand liggende Oudfriese runen - als onderdeel van de Anglofriese runen 19 en het algemeen Germaanse Futhark 20.
In de oude futhark is de zevende rune de Gebo of Gibu, de G-klank en wordt als X-teken weergegeven. Dit betekent geven, gift (in cadeaus) of gave (van talent) 21. Verder staat dit symbool voor de godin Gefn, die volgens de legende Seeland uit Zweden lostrok 22.
Zeker weten doen we het echter niet, waarom deze tekens aangebracht, maar het kunnen voorchristelijk tekens zijn tegen onheil en ander vormen van volksbijgeloof 18. Er wordt zelfs gedacht - aangezien het veelal gaat om eigenkerken en torens - dat als de ruit een teken was van vruchtbaarheid, dat het een teken van autonomisme is, wij zijn hier van geslacht op geslacht heer en meester in de stad 23.
Wanneer we bij de toren komen, door zijn 65 meter de hoogste van Zuid-Beveland, zien we de imposante en enige overgebleven middeleeuwse van baksteen gemaakte toren, dus inclusief spits. Het onderste gedeelte komt uit de eerste helft van de 14e eeuw 17.
Twee zandstenen versieringen op de toegangspoort omlijsting uit 1427. Onze-Lieve-Vrouwekerk, Kapelle
Het heeft een zandstenen omlijsting uit 1427 24. De omlijsting bevat een aantal versieringen die nauwelijks vanaf de grond goed te zien zijn. De twee onderste echter wel.
Vanaf de grond is het natuurlijk ook een genot om naar deze toren te kijken. De vier torentjes die op de hoeken van de toren rusten. De mooie ronde traptoren, dat langs zijn grote broer voor de toegang op de diverse verdiepingen zorgt. Deze heeft sleuven, die lijken op de bekende schietgaten, al lijkt het in dit geval ook belangrijk om een beetje frisse lucht en licht binnen te kunnen krijgen. Ook de balustrade op de toren is zeker een kijkje waard, zodat de mooie afwerking van de hoeken opvalt. Dan valt ook op hoe de hoektorentjes overeenkomen met de grote spitstoren.
Aan de andere kant staat het gemeentehuis van Kapelle met daarvoor twee beelden waarin superkort de geschiedenis van Kapelle wordt uitgebeeld. Eerst het Kapelle van de lakenwever en dan opgevolgd door de fruitteler. Beide beelden zijn van Philip ten Klooster (Semarang, Indonesië, 20-02-1909 - Veere, 02-09-1969) 25. De beelden zijn rond 1964 vervaardigd 26.
De opgegeven sterfdatum is echter twijfelachtig, aangezien de beeldhouwer waarschijnlijk op zondagmiddag 24 augustus 1969 is verdronken vlakbij de Haringvreter, een plaat in het Veerse Meer. Ooggetuigen hadden een drijvende man naar beneden zien zakken, naast een motorzeilbootje met draaiende aanhangmotor 27. Ruim een week later, 2 september, werd zijn lichaam gevonden 28.
We zullen deze periode meer werk van hem tegenkomen.
Ook bevat het Kerkplein opmerkelijke gebouwen, die zeker de moeite van aanschouwen waard zijn. Ter illustratie vinden we op 35-37 een rond 1870 gebouwde dokterswoning dat een halve eeuw later werd gesplitst in 2 woningen. Hier springen vooral de gietijzeren versiering van een bloem met takken boven de deuren en ramen in het oog 29.
Veel verder dan het rondje om de kerk komen we niet en daarmee doen we Kapelle te kort, want er valt hier dus veel te zien en te ontdekken.
Maar de tijd schrijdt voort. Wij lopen nog even de Weststraat in en vinden hier prompt een boekhandel genaamd Lectori, een bij Blz. aangesloten boekhandel.
We vinden twee bijzondere en interessante titels die we meenemen.
Hoogste tijd om verder te rijden.
Kloetinge
Via een omweg - waardoor we door Dijkwel rijden - komen we op de N289 die ons naar Kloetinge zal brengen. We zien de Geerteskerk al vanuit de verte.
Vanwege de uitgang 'inge' van Kloetinge, hoort het ook tot een van de oudste dorpen van Zuid-Beveland. Tegenwoordig is het grotendeels een rijksbeschermd dorpsgezicht. En dat is er ook aan af te zien.
De naam zou afkomstig zijn van kloeten of kluiten waarmee de terp of wierde is opgebouwd 1. Hierop vinden we de Geertesplein en weer daarop de Geerteskerk. Ten noorden van de kerk vinden we de bekende vate op het marktveld. Ten oosten van de vate, achter de bebouwing en voor het jachthuis ligt een vliedberg van nog bijna 5 meter hoogte, maar is niet vanaf de openbare weg te zien. Om deze vliedberg ligt nog grotendeels een gracht 2. De website Voetstappen.nl geeft een fraai beeld van dit geheel.
De terp, we noemen het ook maar zo, aangezien hier een woning met deze naam staat, varieert rond het plein in de hoogte van ruim 2 tot ruim 3 meter aan de zuidoosthoek 3.
Ook het Dorpen in Nederland-boek bevestigd het beeld dat deze kerkringdorpen veel overeenkomsten hebben met de terpdorpen in de huidige provincies Friesland en Groningen 4. Gezien de leeftijd en ontstaansgeschiedenis is dit natuurlijk niet zo vreemd.
De naam verklaring van Cloetinge of Clotinge is dan ook afgeleid van een persoon met de naam Chlodowig of Clotho 4, al wordt dit weer niet bevestigd door de Friesche Naamlijst.
Wij parkeren de wagen net buiten het beschermde gebied op de Schimmelpenninckstraat, tegenover het steegje dat ons naar de toegangstrap van de kerk leidt. En we zien ook meteen het hoogteverschil. We lopen een rondje (met de klok mee) om de kerk en komen na de vate - dat volgens het Historische paden Kloetinge-informatiebord een overblijfsel is van een vroegere haven - het geboortehuis van Buys Ballot tegen.
Deze pastorie - zijn ouders waren predikant Anthony Jacobus Buys Ballot en Françoise Geertruida Lix Raaven - bevat een herinneringsplaquette met zijn profiel, dat hier is ingemetseld, nadat een fors monument, dat op 22 september 1934 werd onthuld op het noordelijk deel van het kerkhof, wegens uitbreiding van het Marktveld werd gesloopt 5.
Op de plaquette lezen we dat hij 10 oktober 1817 werd geboren als Christophorus Hendricus Didericus Buys Ballot. Op 3 februari 1890 overleed hij. Zijn belangrijkste en wereldwijd bekendste prestatie is de naar hem vernoemde Wet van Buys Ballot, dat handelt over de afwijkende luchtstoom. Op het noordelijke halfrond is de luchtstroming tot een bepaalde hoogte naar rechts en op het zuidelijk halfrond naar links.
Na diverse beroepingen van vader, kwam het gezin terecht in Zaltbommel waar hij het gymnasium bezocht. In 1935 ging hij in Utrecht studeren, eerst letteren, later bètavakken. In 1844 promoveerde hij in de natuurkunde met zijn proefschrift Disquisitio physica inauguralis de synaphia et prosaphia6.
De zomervakantie ervoor - in 1843 - schreef hij grotendeels het vreemdste werk dat hij geschreven heeft: ‘Schets eener Physiologie van het onbewerktuigde rijk der natuur’. Dit werk kon rekenen op flink veel tegenwerking van zijn professoren. Het moest daarom nog 5 jaar wachten tot het gepubliceerd kon worden 7.
Het in 1934 onthulde portretplaquette is gemaakt door de beeldhouwer Pieter Puijpe 8 (ook wel geschreven als Puype 9) uit geboren (13-09-1874) Souburg en vanaf 1900 werkzaam vanuit Apeldoorn, waar hij ook overleed (31-10-1942) 10. Ook van hem zullen we nog meer werk tegenkomen deze vakantie.
De plaquette werd mogelijk ná 4 februari 1965 11 en vóór 24 mei 1967 verplaatst naar de gevel van de pastorie 12.
Lindelaantje dat leidt naar de deur in de tussentravee en twee deurtjes onder de wijzerplaat van de oostwand van de toren, Geerteskerk, Kloetinge
Twee witte duiven op een balustrade van de noordwand van de toren en deurtje in de ui van de toren, Geerteskerk, Kloetinge
De Geerteskerk is gewijd aan Gertrudis van Nijvel, die leefde van 626 tot 659 13.
Ook in deze kerk kunnen we weer twee Andreaskruisen of Gebo rune-tekens vinden en tevens een ruit-teken. Op de foto is schuin rechtsonder het raam moeizaam een Gebo te ontwaren.
We lopen nog even de Jachthuisstraat in. Toen we namelijk Kloetinge binnenreden over de Schimmelpennickstraat, zagen we in een flits dat dit zijstraatje wel een authentiek uitzag.
Net als dat deze straat duidelijk afloopt, zien we halverwege de straat ook nog een wandelpad richting het park gaan, dat ook weer duidelijk afloopt. Hiermee is de terp duidelijk zichtbaar.
We lopen hierna meteen door naar de auto om naar Goes te rijden, waar we een hapje gaan eten om deze dag af te sluiten.
Goes
Tien minuutjes later parkeren we de wagen op het parkeerterrein van de Oostwal. We verbazen ons erover dat hier een echte wal staat. En vanaf hier vallen we van de ene verbazing in de andere. Wat een prachtige toegang tot de haven van Goes. Je voelt dat je de geschiedenis in wandelt. En dat is toch wel gek, dat we dit niet zo op Dag 1 ervaarden, terwijl we er slechts een 50 meter vandaan zitten. De sfeer is duidelijk indringender. Misschien zijn dit de gevolgen van het ingrijpen van een enkeling als Maarten van Doorn (1924-2008) 1, die hiervoor in 1990 de Culturele Prijs Goes ontving en in 2009 postuum een boom bij de Grote of Maria Magdalenakerk. Veel beeldbepalende gebouwen zijn dankzij
hem blijven bestaan 2.
We lopen de Pyntorenstraat in. Die naam alleen al. Hier stond al zeker vanaf 1485 een verdedigingstoren op de stadmuur 3. Via de gebogen en nauwe Sint Jacobstraat komen we bij de Blaauwe Steen die ons naar de Grote Kade brengt. De Blaauwe Steen gaat zeker een dijk op, want we stijgen wanneer we richting de Kade lopen. De verklaring van deze bijzondere straatnaam ligt waarschijnlijk in een stenen kadetrap dat hier ooit heeft gelegen 4.
De haven ligt er glorieus bij. Weliswaar ligt het nu helemaal vol met moderne plezierjachten en zeilboten. Ze zullen ongeveer dezelfde volume hebben gehad als toen niet zo lang geleden, de schepen bruin waren in plaats van wit. Een informatiebord van "Cultuurhistorisch Goes - Wandelnetwerk Hart van Zeeland" bevestigt dit met De stadshaven met beurtschepen.
We lopen de Grote Kade op om te kijken waar de restaurants zijn. Aangezien dit het oudste deel van Goes zal zijn, valt hier veel ouds te zien. Je blijft foto's maken, maar dat bevordert niet het tempo. En dus beperken we ons. De Rose uit 1537 valt op door z'n leeftijd, door z'n naam en door zijn bouwstijl. De geschiedenis gaat leven wanneer we er een oud verhaal op kunnen plakken. Wanneer we er van uitgaan dat de huisnaam De Rose een unieke is voor Goes, dan kunnen Joris Bucquet (geboren omstreeks 1550) hier als waard plaatsen, die op 18 november 1595 45 jaar was en als expert getuigde over de kwaliteit van witte bordeauxwijn, dat in opdracht van Lievin Rose, waard in ‘t Caetspel te Goes gekocht was bij Geleijn van Rijckeghem, koopman in wijnen te Middelburg 5.
Strafgevangenis, Albert Joachimkade, Goes
We lopen snel verder over de Grote Kade en komen bij de Sint Maartenbrug. Hier krijgen we zicht op de Haven van Goes. Dit vaarwater (volgens het informatiebord voorheen de natuurlijke kreek De Korte Gos waarin we natuurlijk meteen de naam verklaring voor Goes in zien) leidt de schepen het centrum uit. Hier zien we vooral veel nieuwbouw staan. Wanneer we een stukje verder lopen, de Albert Joachimkade op, zien we rechts voor ons herkenbare Justitiële gebouwen, waaronder de Strafgevangenis uit 1858 6. De vormgeving van de letters met punt en kader is dezelfde als die we vorig jaar zagen in Veenhuizen en Frederiksoord .
Een stukje verderop zien we de tot woningen verbouwde houtloodsen (16271 - 16272). Voordat deze houten loodsen als houtloodsen rond de tweede helft van de 19e eeuw in gebruik werd genomen, diende ze enkele decennia als touwslagerij met pakhuis. Daarvoor hoorde het waarschijnlijk bij een boerderij 7.
verbouwde houtloodsen, Albert Joachimkade, Goes
We lopen via de al eerdergenoemde Sint Maartenbrug terug aan de andere kant van het water. De heet toepasselijk de Kleine Kade. De huisjes zijn ook stukken kleiner. Het gaat om de behuizing van de schippers en vissers uit de 16e en 17e eeuw, aldus het informatiebord, waarop ook valt te lezen dat het pand op nummer 43 een hele bijzondere is. Dit is namelijk een pand uit 1489 met een Getijdemolen. En zoals we uit Middelburg weten, zorgde dit ervoor, dat de haven niet dichtslibde. Net als in Middelburg, was hiervoor ook een watervoorraad nodig. Deze vinden we achter dit pand in de vorm wat nu de Achterhaven heet.
Vanaf de Getijdemolen worden de panden ook weer groter. Op de Turfkade, natuurlijk is deze hier ook, vinden we zeker grote panden, waarin we ook restaurants kunnen vinden. Voor de volgende kade, de Bierkade geldt hetzelfde. Ook zijn hier enige kleine terrasjes aan het water. Wanneer we de verschillende menukaarten bekijken, kunnen we daarmee wel uit de voeten. We lopen echter nog even verder en gaan de Koningstraat in. Halverwege dit straatje komen we een klein poortje tegen, dat naar de Vuilstraat leidt.
De Vuilstraat is het laatste straatje dat volgens het Masterplan Binnenstad verfraaid is met een natuursteenbestrating. Het is op 22 september 2012 weer feestelijk heropend 8.
Ons oog is inmiddels gevallen op het restaurant Rio Santa in de Magdalenastraat, waar we nu recht op aflopen. Dit restaurant presenteert zich als een Zuid-Amerikaans restaurant.
We laten het ons smaken.
Het wordt vandaag waarschijnlijk een dag van heen en weer rijden. Dit komt voornamelijk omdat we vandaag alleen nog 's middags van de musea in Arnemuiden kunnen genieten. En dus zullen we het reisschema hierop moeten aanpassen en zullen we ervoor moeten zorgen dat we rond 14:00 klaar staan.
We bekijken daarom deze ochtend het gebied ten zuiden van Arnemuiden.
Waarschijnlijk dienen we eerst het interessante van een meestoof uit te leggen, immers deze industrie is sinds de uitvinding van kleurstoffen op chemische basis rond 1880 in Duitsland niet meer relevant.
Op een meestoof werden de wortels van de meekrap verwerkt tot rode pigmentpoeder. De basis voor de beroemde Friese mantel pallium Fresonicum die niet alleen in gebruikelijk natuurlijke schapekleuren grauw, bruin en zwart voorkwam, maar ook in rood (meekrap) en blauw (wede). Zodoende gaat deze kleurstof al mee sinds de Friese periode. Ook de Zeeuwse klei bleek geschikt en kreeg in 1845 de ruimte om eindelijk te groeien. In 1845 werden namelijk de Rijksvoorschriften in het voordeel van de concurrentie beslecht. Hierdoor stonden in Zeeland zo'n 60% van de 132 stoven, de fabrieken waar de meekrap werd verwerkt tot rode kleurstof. Dit liep echter uit op een drama, vanwege de uitvinding van de chemici Carl James Peter Gräbe (Frankfurt am Main, 24-02-1841 - Frankfurt am Main, 19-01-1927 2) en Carl Liebermann (Berlijn 23-02-1842 - Berlijn, 28-12-1914 3) in 1868, die anthraceen uit steenkoolteer wisten te bereiden. Pakhuizen en meestoven waren overbodig geworden, handelaren waren hun handel kwijt en boeren en arbeiders raakten hun werk kwijt. Leegloop van deze gebieden waren het gevolg.
Dat daarvoor ook veelvuldig met dit product werd gewerkt, blijkt ook wel uit de vele regels die er geschreven zijn. Deze zijn terug te lezen in de diverse keuren, waarin de voorschriften over de teelt, de oogsttijd, de verwerkingsprocedures en de kwaliteitseisen die aan het eindproduct werden gesteld, waren opgenomen. De oudste bekende keuren stammen uit 1441 (Bergen op Zoom), 1449 (Goes) en 1480 (Reimerswaal) 4.
Meestoof 'Nederland', Nieuwdorp
We rijden daarom via Graszode over de Roversweg naar de Nieuwe Kraaijertsedijk. Hier krijgen we de achterzijde met de tot woning omgebouwde 'droogtoren' van de Meestoof 'Nederland' in het vizier. Ook vanaf het vervolg van de route, de Schippersweg zien we de meestoof goed. De meestoof zelf staat natuurlijk aan de Stoofweg.
Deze meestoof werd voor de eerste maal gebouwd door twee boeren, Bastiaan Remijn en Willem Hoondert, in 1826. In 1860 brandde de gehele koude stoof af, dit is het lange achterliggende gedeelte van zo'n 57 meter. In 1873 ging het nogmaals in vlammen op en nu inclusief de wortels. Na de herbouw was de droogtoren in 1897 aan de beurt. Nadat het complex voor diverse andere activiteiten werd gebruikt, kwam ook hierin uiteindelijk de klad in en viel het gebouw in verval. Tot een nakomeling van een van de oorspronkelijke bouwers het pand, Peter van Dijke, het pand heeft gerestaureerd inclusief de oude houten schoorsteen 1.
We rijden over de Stoofweg door naar de Kasteelweg en via de Lewedijk naar het dorpje Nieuwdorp zelf. We laten ons verleiden door de straatnaam Ring om deze in te rijden en komen vast te staan doordat we de vuilniswagen voor ons zijn werk aan het doen is in het zeer compacte en volgebouwde centrum.
Nadat we weer elk ons weegs kunnen gaan, rijden we terug over de Lewedijk naar de Schenkeldijk.
De Sloe was sinds eeuwen het vaarwater en de scheiding tussen Walcheren en Zuid-Beveland, dat de Westerschelde met de Schenge verbindt.
Wij kunnen slechts nog een restantje terugvinden. Aan beide zijden is het havengebied geworden. Aan de noordzijde een jachthaven en aan de zuidzijde een vernieuwde haven voor Vlissingen.
Wij rijden eigenlijk nu om deze zeehaven heen. Via de Qualespolder rijden de Oud-Sint Jooslandpolder in.
Nieuw- en Sint Joosland
Via de Binnendijk rijden we naar de prachtige Boomdijk - dat z'n naam eer aandoet - waar we een mooi exemplaar van de kop-hals-rompboerderij uit 1948 van Mesu tegenkomen. Op zich is dit wel opmerkelijk, omdat we deze vorm voornamelijk in Friesland en in het westen en noorden van de provincie Groningen tegenkomen 1. Ook de leeftijd van de boerderij is opmerkelijk aangezien de Oud Sint Joosland Polder sinds het verzanden van de Sloe in 1631 ingepolderd werd 2. De boerderij zou tevens de naam ‘De Eendragt’ dragen 3, maar dat kunnen we vanaf hier niet zien. Er is wel een luchtfoto bekend van deze jonge hofstede.
We rijden deze Boomdijk helemaal uit en komen uit in het gehucht Oudedorp. Hier volgen we enkele dijken als de Stelledijk, Koedijk en Trekdijk naar Ritthem.
De kerk (37848) behoorde bij de parochie dat schriftelijk in 1271 werd vermeld. De toren bevat prachtige elementen van dertiende-eeuws baksteengotiek. Aan de voorkant van de toren kunnen we eveneens twee ruiten van geglazuurde stenen vinden. Daarboven nog eens een groter ruit gevormd door 4 ruiten, met in alle 4 hoeken nog eens 4 kleine ruiten. Ben Veldstra van 'Bovenlichten' noemt deze kerk met stip de aller lieflijkste5.
De ambachtsheren van Riethem krijgen op 6 mei 1424 van Hertog Jan van Beyeren de vrijheid om een willekeure te zetten tot tien ponden, en te water, en te land schulden te vorderen, en breukige lieden te vatten, mits die den Rentemeester van Bewesterscheld te leveren6.
Het Gemeentearchief Vlissingen verklaard de naam van Ritthem daarom als plaats waar riet groeit. Immers, de bewoners - de Friezen - gebruikten het woord hem om iets als (woon)plaats aan te duiden 7.
Tijdens het Beleg van Middelburg in 1572-1574 werd ook deze kerk verwoest. Het informatiebord vermeldt verder dat in 1611 het schip werd herbouwd ten koste van het koor, dat helemaal werd afgebroken.
De kerk staat aan de Weverstraat. In het verlengde hiervan vinden we nog een Bleekstraat. Beide straten suggereren dat hier ook een vlasverwerkende industrie is geweest.
Een andere straat, de Rammekensweg, brengt ons naar het oudste zeefort van Europa, het zestiende-eeuwse fort Rammekens 8. Karel V had vanwege het dichtslibben van de Arne, in 1531 toestemming gegeven om een alternatief te graven om de haven van Middelburg bereikbaar te houden. Dit resulteerde in een kanaal dat in 1535 klaar was. Deze Kanaal van Welzinge zou uiteindelijk tot 1817 de verbinding tussen de haven van Middelburg met het Sloe vormen 9. Tegenwoordig rijden we er met onze auto's over: de Nieuwlandseweg en N57 (Ring-Oost).
Ter verdediging van deze belangrijke vaarroute - Middelburg was tot ongeveer 1675 na Amsterdam de machtigste VOC-stad 9 - werd op de hoek van het Sloe en Westerschelde Fort Rammekens, ook wel Zeeburg genoemd, in opdracht van de toenmalige landvoogdes Maria van Hongarije gebouwd 10. Een detail uit de kaart van Walcheren uit het Atlas van Loon geeft mogelijk hierbij enige verheldering 11.
Fort Rammekens in 1648 - Joan Blaeu
Op een van de strekdammen - of zijn het golfbrekers? - bevindt zich vreemd genoeg een kleine bewoning.
Een tekening op een informatiebord verklaart het huisje.
Een ander informatiebord "De Rede van Rammekens", verklaart het hoe en waarom. Schepen wachten hier, vanwege de goede ligging, op een goede wind. De meeste mensen bleven zolang in het fort. Ook kon hier eenvoudig nieuw proviand gehaald worden. Geladen schepen konden hier in kleinere schepen worden overgeladen.
Eerder lag er op deze plaats, Blanckertshoek, een blokhuis 10. Mogelijk gaat het echter om hetzelfde en lag er op dat moment nog geen blokhuis. Karel V tekent namelijk op 29 april 1547 te Gent een stuk dat commissie geeft aan J. Sijm. Magnus als rentmeester van den impost voor het maken van een blokhuis op Blanckaertshoek. 2 mei 1547 maakt Maria van Hongarije, landvoogdes, te Gent een instructie op het officie van J.S. Magnus, als rentmeester van den impost voor het blokhuis op Blanckaertshoek12.
Het ontwerp van deze constructie was, evenals het jaar later gereedkomende Keizersbolwerk te Vlissingen 13, van de Italiaan Donato di Boni Pellezuoli 14. De basis voor dit ontwerp is de vorm van een ruit 10.
Donato di Boni Pellezuoli komt ook voor als "Donato di Boni Pellizuoli" 17 of als "Donato de Boni di Pellezuoli" 10.
Hij zou afkomstig zijn uit Bergamo 10.
Zijn leeftijd is onbekend, maar zijn geboortejaar zal tussen 1490 en 1500 16 liggen en zijn sterfjaar tussen 1556 16 en 1557 15.
Hoewel Donato di Boni de eerste was voor Karel V, zond deze toch begin jaren 50 een andere Italiaan, Giovanmari Olgiati 15 of Giovanni Maria Olgiati (Milano, ±1494 – Milano, 18-10-1557) 18 naar de Nederlanden om de verdedigingswerken te controleren. Met in zijn kielzog de jonge Sébastien van Noyen, ook wel als Sebastiaan van Noyen (Utrecht, 27-3-1523 - 3-6-1557) geschreven 15.
Nadat we de auto op daarvoor gecreëerde parkeerplaats aan de haven hadden geparkeerd, liepen we eerst door een soort verwilderd parkachtig gebied. Het water dat we tegenkomen zijn restanten van de oorlogsinundatie van Walcheren in 1944 20. We krijgen al echter snel het fort in de gaten. Het eerste dat we zien en opvalt is de boogvormige uitsparing in de muur. Hieraan kunnen we zien dat het fort in de loop van de tijd vele veranderingen heeft ondergaan. Deze uitsparing duidt op een dijk dat hier ooit gelegen heeft. De dijk liep dus onder het fort door of het fort is over de dijk heen gebouwd.
We hadden nu ongeveer over de toegangsbrug met acht bogen moeten lopen 21. Het water en de brug zijn echter vervangen door zand. Ook zal er een ophaalburg voor de poort hebben gezeten. De bovenkant de kroonlijst is namelijk in drieën verdeeld. Wanneer we deze uitsparingen of sleuven naar beneden volgen zien we twee plukken groen uit de muur komen. Hier zitten gaten die we ook aan de binnenkant van de poort kunnen zien. De uitsparingen en gaten dienden waarschijnlijk voor de kettingen van de ophaalbrug. Het is waarschijnlijk dat het ontwerp oorspronkelijk voor iets anders bedoeld is geweest, aangezien deze aanpassingen niet bij het ontwerp passen en zodoende pas zijn aangebracht toen het hier als poort ging dienen. Onder de sluitsteen met daarop een bebaarde en besnorde beeldgezicht, dat staat voor waakzaamheid, zou nog het jaartal van 1547 gelezen moeten kunnen worden 21.
Wij treffen de poort gesloten en lopen weer terug naar de wagen. Tijdens de wandeling zien we auto's verder de dijk op rijden. En we volgen hun voorbeeld naar de in 1990 verzwaarde dijk dat voor het fort is aangebracht 22. Zodoende hebben hoog uitzicht over het hele gebied. Het fort ligt overzichtelijk voor ons en ook krijgen we uitzicht over de haven en de Westerschelde.
Even later zien we de Ringwalburg van Oost-Souburg. Deze ziet eruit zoals het waarschijnlijk bedoeld en gemaakt is. Leeg. Slechts gras kunnen we hier vinden. Alleen de gracht ontbreekt in dit plaatje. Die ontstond immers vanzelf, om de wal van 12 - 6 meter breed en 3 meter hoog te maken. Het blijkt om 4000 m3 grond te gaan, zo rekent het informatiebord ons voor. De gracht - nu vervangen door straat, weg en pad - zou toen ongeveer 15 meter breed zijn geweest.
Wanneer we dezelfde helling in de gracht hebben als dat van de wal, dan zal de gracht een dikke 2 tot 2½ meter diep geweest zijn.
Volgens datzelfde informatiebord blijkt er echter tussen ongeveer de jaren 900 en 975 bewoning te hebben plaatsgevonden, dat uit 10 tot 12 woningen bestond. In 1994 zijn de wal, de paden en de poort opnieuw gemaakt, gebaseerd op het onderzoek van de Rijksdienst voor het Oudkundig Bodemonderzoek (ROB), dat hier tussen 1969 en 1983 heeft plaatsgevonden 5. De bewoning zal er ongeveer zo hebben uitgezien, zoals we het als reconstructie hebben gezien in Haithabu . Dit doet ook erg denken aan de andere ringwalburgen die we tijdens die vakantie hebben gezien. Zoals Alt Lübeck (Liubice) of het Archäologisches Freilichtmuseum van Groß Raden . Ook hier vinden we - mogelijk ter illustratie - de bebouwing. Mogelijk heeft dit net als in Oost-Souburg slechts enige tijd geduurd.
Een reden om er toch replica-huisjes op te zetten is waarschijnlijk, dat er dan iets te zien is. Ook wij zijn na enkele minuten uitgekeken. Hiermee hebben we de drie ringwalburgen van Walcheren gezien.
De andere twee zien we mogelijk een andere keer. De ringwalburg van Oostburg in Zeeuws-Vlaanderen staat in ieder geval voor volgende week op het verlanglijstje. De ringwalburg van Burgh op Schouwen komt vast nog een andere keer. Maar mogelijk zijn er nog meer ringwalburgen hier. Monumentenzorg laat ons weten dat er mogelijk in Kloetinge (!), Maasland, Naaldwijk, Rijnsburg, Velsen (Velserburg) en Castricum (Oudburg) ook ringwalburgen liggen uit dezelfde periode 5. Dat hebben we dan weer mooi gemist in Kloetinge.
Aangezien de Kanaalstraat ook een winkelstraat is, lopen we nu al winkelend terug naar de auto, zodat we daarna naar Arnemuiden kunnen. We moeten echter wel weer een stukje route rijden, die we bij aankomst ook al gereden hebben, om zo Oost-Souburg te kunnen verlaten.
Arnemuiden
We komen uit op de snelweg, dus rijden we die dan maar even naar Arnemuiden. Twee afritten verder zijn we er al. Even later parkeren we de wagen langs de Schuttershof.
Aan het begin van de Langstraat - hier liggen de musea waar we naar toe willen - vinden we eerst enkele beelden.
Het eerste beeld is een uit 30 mm staalplaat gesneden 2D visleurster van IDNA, een coöperatie van ruimtelijke ontwerpers. Het IDNA-lid Kris van der Werve is voor deze 2D beelden in Arnemuiden verantwoordelijk in samenwerking met Mojca Kuijpers en Gertrude van de Ketterij, die dit kunstproject in 2013 draaiden 1. Op de achtergrond - van de andere kant bekeken - vinden we nog een schip 2. Even verderop loopt Poes Molly met een gestolen vis in d'r bek 3.
We lopen langs Molly de Langstraat in op zoek naar het museum. Deze straat is in 2012 geheel opgeknapt en op vrijdagmiddag 21 september feestelijk heropend. Hierbij zijn ook de buitenschilderijen onthuld van buitenschilderijen van Wannes van Belzen 4.
Zo'n 150 meter verderop vinden we het 't Uusje van Eine. Hier spreken we iemand van 't Uusje, die ons uitlegt, dat we alle drie musea met 1 kaartje kunnen doen, want aan de overkant zit het Historisch Museum Arnemuiden en aan het einde van de straat zit de andere die op ons lijstje stond, het Historisch Scheepswerf C.A. Meerman. En aangezien de overkant nog net niet open is en we daar het kaartje kunnen kopen of bij de Scheepswerf, lopen we eerst maar naar de Scheepswerf.
Zodoende komen we om de hoek eerst de kerk tegen waar we de tweede visleurster tegenkomen. Zij draagt de werktitel Visloopster en heeft in Arnemuiden de sokkeltitel Arnemuidster visleurster gekregen. Dit werk is van Gerard Brouwer, is 130 cm hoog en staat hier sinds 2003 5.
Onderweg naar de ingang van de Scheepswerf komen we nog een aantal informatieborden tegen die ons in ieder geval ook vertellen over de Visleurster. Omdat de visverkoper meestal de vrouw was spreken we van de Visleurster. Zij liep met 2 geblokte speciale rieten manden met vis aan een juk naar Vlissingen en Middelburg om daar de vis te verkopen. In deze manden konden tot 25 kilo vis. Later werd het verkoopterrein uitgebreid met Brabant en zelf Limburg, waar ze dan wel met de trein naar toe gingen.
Dat zal dan lekker geroken hebben, zo'n treinritje.
De informatieborden vertellen natuurlijk ook het verhaal van Arnemuiden, dat een stad is en geen dorp. Het kreeg immers in 1574 stadsrechten, als een genoegdoening van Willem van Oranje voor de vernietigende strijd dat ook hier heeft plaatsgevonden. Ditmaal waren het de Spaanse troepen die het dorp op 8 mei 1572 verwoesten, vanwege de keuze die Arnemuiden voor Willem van Oranje hadden gemaakt.
Vanaf dat moment kon de stad weer opgebouwd worden en maakte een mooie en welvarende periode door dat tot de verzanding van de haven in 17e eeuw duurde. Hierna nam navenant de rijkdom af en rond 1800 omsloeg naar armoede.
Wist Arnemuiden met de stadrechten onder het 'juk' van Middelburg uit te kunnen groeien, de armoe en afsluiting van het Sloe - en daarmee een open zeeverbinding - zorgden ervoor dat de vissers onder andere in de armen van Vlissingen werden gedreven, waar ze in hun eigen enclave met eigen gewoonten en klederdracht gingen wonen en werken 6.
De kerk van de Hervormde Gemeente die we net op de Markt zagen, staat hier nog niet zo lang. Het is de opvolger van de Kruiskerk die we op talrijke kaarten van Arnemuiden zien staan. Ook in de straat komen we het op een schilderij tegen dat ondertekend is door Joh. van Belzen.
We mogen - na het bestuderen van het gezin Van Belzen en het bericht over de heropening van de straat - er vanuit gaan dat Joh. van Belzen staat voor Johannes van Belzen (19-03-1904 - 02-04-1987), ook wel Wannes Spreeuwe genoemd 7. Dat verklaard waarom hij Wannes van Belzen wordt genoemd in het heropeningsartikel.
De eerste steen van een begin van de Kruiskerk, werd op 9 mei 1505 gelegd als de kapel van Sint Maarten, ook wel bekend als de kapel beneden den dijk. In 1545 werd het parochiekerk. Na het omwaaien van de houten toren in 1557, was er geen bescherming meer tegen weer en wind, zodat het na zeven jaar zo bouwvallig was geworden dat de klokken uit het klokkenhuis vielen en men genoodzaakt was om in 1564/65 te beginnen met nieuwbouw, dat de vorm van de kruiskerk zou krijgen. Ook de jaren daarna krijgt het gebouw allerlei ellende over zich heen, terwijl het waarschijnlijk nog steeds niet echt afgebouwd was. In 6e juni 1566 was er een grote brand in Arnemuiden, in 1572 de verwoesting door de Spanjaarden, 7 maart 1582 raast een storm over de stad, waardoor de voorgevel instort en raakt het z'n toren weer kwijt en is het gebouw behoorlijk beschadigd. Rond 1675 en 1704 zijn er grote renovaties van diverse onderdelen nodig, terwijl er nauwelijks financiën zijn. Opmerkelijk is de opmerking van 18 februari 1756, dat de muren van de kruiskerk scheuren door een aardbeving! Vanaf april 1758 wordt er wederom een grote renovatie uitgevoerd. Na de beeldenstorm in 1567 is het op 20 maart 1795 de beurt aan de mensen van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap en over de oppermacht van het volk om ook gelijkheid in en aan de kerk te bewerkstelligen door alle wapens te verwijderen. In 1809 houden de Engelsen nog meer huis in de kerk, terwijl ze de Fransen verjagen.
Het onweer van 26 februari 1853, met blikseminslag en brand, luidt definitief het einde van de Kruiskerk in. De gemeenschap is intussen verarmd en de kerkgangers verdeeld, ook over het kunnen van den Leraar, die schijnbaar alle lust om te kerken ontneemt.
10 mei 1857 wordt er voor de laatste keer gekerkt. Voordat het wordt afgebroken - veel materiaal wordt hergebruikt in de nieuwe kerk - maakt J. Bourdrez een afbeelding van de kruiskerk, die in steendruk is uitgegeven 8. Een gelijkend variant is hiervan door Van Belzen geschilderd.
Als de klok van Arnemuiden
Als de klok van Arnemuiden
Welkom thuis voor ons zal luiden
Wordt de vreugde soms vermengd met droefenis
Als een schip op zee gebleven is
Wendt het roer! We komen thuis gevaren
Rijk was de buit, maar lang en zwaar de nacht
Land in zicht! En onze ogen staren
Naar de kust, die lokkend op ons wacht
Als de klok van Arnemuiden
Welkom thuis voor ons zal luiden
Wordt de vreugde soms vermengd met droefenis
Als een schip op zee gebleven is
Rijke zee, waarvan vissers dromen
Want jij geeft brood aan man en vrouw en kind
Wrede zee, jij hebt zoveel genomen
In jouw schoot rust menig trouwe vrind
'Als de klok van Arnemuiden' is geschreven door Dico van der Meer (Dirk Coenraad, Harlingen, 23-01-1897 12:00uur - Hilversum, 1-1-1951 10:00uur) 9. Zijn ouders waren Dirk van der Meer en Hiske Agatha Kuhlman 10.
Echter, het oorspronkelijk lied en muziek was van Hendericus Mengers, mogelijk uit Sebaldeburen (gemeente Grootegast in provincie Groningen) waar hij toen bij zijn ouders woonde. Hij speelde dit lied voor de oorlog (WOII) op z'n accordeon samen met enkele maten. Naar verluid is hij al enige jaren geleden overleden. Het Historische Vereniging Arnemuiden zou het leuk vinden om meer van deze man te weten te komen, zodat hij postuum geëerd kan worden 11.
Wanneer we echter heden in de diverse databases gaan zoeken vinden we geen Hendericus Mengers in Sebaldeburen, wel is er een Henderikus in 1958 in Sebaldeburen op z'n 73ste overleden. Zijn vrouw Wilhelmina Folgerts overleed daar 4 jaar later. Wanneer we het gezin van deze twee bekijken, blijkt dat Henderikus uit Ulrum komt en Wilhelmina uit Den Andel. Ze trouwden op 31-05-1912 in Baflo en gingen kennelijk in Houwerzijl (gemeente Ulrum) wonen waar ze twee kinderen kregen: Jantje in 1913 en Henderikus op 17-10-1914 12. Nu was Hendericus in 1948 ongeveer 35 jaar 11. Dan zal hij dus ongeveer in 1913 geboren moeten zijn. Laat 1914 dan een acceptabel geboortejaar zijn, aangezien dit de enige is die in aanmerking komt. Wanneer we vervolgens hierop doorzoeken, vinden we zijn begraafplaats op Begraafplaats Beekbergen. Hij is op 59-jarige leeftijd overleden op 16-05-1974.
Het familiebericht van de familie voor het overlijden van vader geeft aan dat in 1958 beide kinderen nog ongehuwd waren 14.
Rond 1928 zijn er kennelijk verhuisplannen, want pa zet het huis met 9 are grond in Hauwerzijl te koop (of eventueel te huur) 15.
Hauwerzijl of Houwerzijl staat te boek als vliedorp. Dit komt van het Oudfries 'fliach-hêm', een plek waar men bij hoogwater kon verblijven 16.
Scheepswerf
Wanneer we aan het einde van de Langstraat de Zuidwal bereiken vinden we daar ons Historische Scheepswerf C.A. Meerman, waar we even kijkje gaan nemen. Ook hier hangen weer een aantal informatieborden, zodat al snel weten dat de familie Meerman een van de vier scheepswerven met een zeer lange historie en grote productie is. De werf van Meerman is begonnen in 1763, de werven van Verras in 1837, De Klerk in 1846 (beiden Zeeuw-Vlaanderen) en Van Duivendijk in 1872 in Tholen.
Deze werf is echter niet door de familie Meerman in 1763 begonnen. Pieter Boers uit Sliedrecht staat als vergunninghouder te boek voor een scheepstimmerwerf met sleehelling. Datzelfde jaar gaat Jacobus Meerman uit Biezelinge waarschijnlijk meewerken. Na enkele tusseneigenaren, komt het in 1786 in handen van Jacobus. Dit familiebedrijf houdt tot 2003 stand.
In de jaren moest er ook - een verloren - strijd gevoerd worden voor een open zeeverbinding. Zo werd in 1818 nog pogingen ondernomen om het vaarwater uit te diepen. In 1887 wordt tot het graven van het Arnekanaal overgaan 19. Dit zorgt nu voor de scheepvaartverbinding. Het gedeelte ter hoogte van de beweegbare spoorbrug is de oude Arne, die wel mee werd gekanaliseerd 20. Eigenlijk heet het water hier Verbreed Kanaal door de oude Arne21.
Nollie Hallensleben en Jacintha Dirkx de Willigen
Specialiteit voor de werf is de Hoogaars. Binnen vinden alle gereedschappen, machines, houtonderdelen die nodig zijn voor het bouwen van dit mooi gelijnde en snelle schip.
Door de intrede van de motoren, verliest ook dit schip - net als alle zeilschepen van dat moment - de strijd tegen de modernisering. In 1962 wordt de laatste Hoogaarts voor de pleziervaart afgeleverd. Nu kan de werf nog mooi dienstdoen voor onderhoud en als historisch cultureel erfgoed.
Wij zijn niet de enige die hier van alles vastleggen. Wanneer we weer het laatste gebouw uitkomen zien we dat een aantal schilders plaats heeft genomen tussen de schepen die op de wal staan, om hier de kleuren, vormen en licht te schetsen, tekenen en schilderen.
We lopen via de Langstraat en komen - eigenlijk vanzelfsprekend - schilderwerk van de familie Caljouw tegen.
Even later komen we aan bij ‘t Uusje van Eine. Dit is een huismuseum dat een beetje vergelijkbaar is met de sfeer van 't Wienkeltje van Wullempje in Hoedekenskerke . Maar, ‘t Uusje van Eine heeft een prachtige verrassing in petto voor de historisch/archeologisch geïnteresseerde bezoeker. Het huisje van Hendrik, dit is ‘t Uusje van Eine, is gesitueerd in een negentiende-eeuwse woning met attributen uit de 19e en 20e eeuw. Ook hier zien we toch weer veel herkenbare dingen.
Bijzonder is dat diverse poppen-bewoners met allerlei kleding aanwezig zijn, om het geheel alledaags aan te kleden.
Wanneer we bij de naaiende dames komen ligt daar opeens een krantenartikel met de titel Labadie, labeda, labedonia, een artikel uit Trouw van 18-05-2002 van Lodewijk Dros. Dit hebben we eerder gezien! Vorig jaar in Wiuwert . Het artikel vertelt het verhaal van de kerk, de mummies en de stichting van een religieuze commune in navolging van Jean de Labadie.
Rijst de vraag, waarom ligt dat artikel hier. Hier is een eenvoudige verklaring voor, dat ook beschreven staat in het artikel. De Labadie is op uitnodiging van mede Anna Maria van Schurman (1607 – 1678) naar Middelburg gekomen. Haar broer Johan woonde bij De Labadie en zodoende had zij van hem gehoord. Al gauw speelde jalousie de métier de minder succesvolle predikanten van de nieuwe nationale kerk hun parten, zodat De Labadie en zijn gevolg, waar onder Anna Maria, moesten vluchten. Via Veere en andere plaatsen streken ze neer op de Thetinga-state van de drie freules Van Aerssen.
Dit stukje 'Zeeuwse aandeel' in dit verhaal zal de verklaring zijn, dat het artikel hier ligt.
Van deze verrassing dalen we helemaal af naar de kelder waar de volgende verrassing wacht. Deze gewelven-kelder uit de 16e eeuw, lag helemaal volgestort met aarde, klei en puin. Maar dat is niet het enige. De zorgvuldig, emmer voor emmer leeggehaalde kelder gaf ook vele scherven, eeuwenoude tegeltjes, aardewerk, pijpen, kogels, een enkel muntje, flessen Spaanse wijn en schoenzolen prijs 21. Maar hiervoor werden door talloze mensen 5200 emmertjes grond afgevoerd. Daarna werd er langdurig gepuzzeld met al die stukjes porselein en aardewerk om er weer iets van te maken. Zelfs de bezoekers kunnen een handje helpen in dit monnikenwerk.
Wij gaan echter naar de overkant, naar ‘t Stadthuys, waarin het Museum Arnemuiden gevestigd is. Hier hangt duidelijk een andere sfeer. De opzet is ruimer en het ziet eruit als een museum, zoals we van een museum verwachten. Ondanks de Welkomspagina op de site is het op de begane grond gelukkig een tamelijk 'saaie opstelling', inclusief de benodigde uitleg, zodat we goed geïnformeerd door de zalen kunnen lopen.
Museum Arnemuiden.
En een verdieping hoger liggen de zaken inderdaad anders. Hier worden, net als in ‘t Uusje aan de overkant, situaties uitgebeeld.
Maar voorlopig raken we beneden nog niet uitgekeken.
We bekijken uitvoering de maquette van de stad, waarvan Ludovico Guicciardini - een geschiedschrijver uit Florence (Juni 1523 - Antwerpen, 22 Maart 1589) 23 - schreef dat de rede het middelpunt van Europa was 24.
Zo sterk kunnen we het niet terugvinden in de diverse Italiaans- 25 en Franstalige 26 drukken van zijn stadsbeschrijvingen. Wel kunnen we vinden dat de rede in heel Europa bekend en zelfs beroemd was: ma ha porto famosissimo per tutta l'Europa of in het Frans: mais son port est tre-fameux par toute l' Europe. We hebben het dan over schepen uit Spanje, Portugal, Frankrijk, Engeland die meerdere keren per jaar de rede aan doen, zodat ze soms rijen dik voor Arnemuiden liggen. We moeten dan denken aan 30 tot wel 50 schepen tegelijkertijd.
Sommige drukken van de boeken van Guicciardini bevatten prachtige kaarten van de gebieden en steden, waaronder deze bekende van Arnemuiden.
Bijzonder zijn ook de vele leren schoenen en lappen die er gevonden zijn. Er zijn zelf enkele driehoekige lapjes gevonden (linker schoenenfoto). Dit zijn zogenaamde wreefbanden, die behoren bij houten overschoenen, de trippen of ook wel patijnen of iets minder sjiek, slijkschoen worden genoemd 27.
Trip, hout en leer
uit: Het Hof van Nederland museum Dordrecht
Deze trip kwamen we een week eerder tegen in een ander museum. Het laat zien hoe de trip eruitziet. Zo kunnen we ons goed voorstellen hoe je op deze hoge instapschoen, schone schoenen kon houden.
Op een portret van Jan van Eyck uit 1434, waarop een Brugges stel staat, vinden we een mooi geschilderd paar en gestileerde trippen. We kunnen op de hak en voorzijde nog de moddersporen van een cm diepte zien 28.
Door deze wreefbanden kon men hierin met de fraaie puntschoen of laars stappen, om zo deze te beschermen tegen de modder, drek of vochtigheid op straat. De tripsluiting bevat een lapje met een lip en de ander met een inkeping, dat door een metalen pen werd gesloten.
Het heeft wel iets weg van badslippers.
De slijkschoen heeft aan de onderkant een metalen ring op twee staanders zitten, om zo voldoende hoogte en grip op het wegdek te houden 27.
We komen verderop diverse versierselen tegen. Onder andere strikken met parels die men hier in de Walcherse kuststreek aan de krullen droeg 29. Deze van zichzelf indrukwekkende strikken kwamen ook voor met waaiers of in dubbele strikformatie. De talrijke poppen die we overal tegenkomen vertonen diverse mogelijkheden.
Ook het boekbeslag uit de eerste helft van de 15e eeuw ziet er mooi uit.
Van geheel andere orde is het noemen van Kenau Symonsdochter van Hasselaer (1526-1588), die hier vanaf 1575 drie jaar heeft gewoond. Tevens heeft de familie Wiltschut hier ook indruk achtergelaten als rijke en machtige familie, zo rond 1700.
Kortom, er is hier ook weer veel te zien. Maar misschien zijn drie musea achterelkaar toch net even teveel van het goede. We bereiken tegen vieren ons verzadigingspunt wat beelden en indrukken betreft. We besluiten daarom maar naar Vlissingen te gaan om daar te gaan eten. En dus lopen via de Langstraat weer naar de auto om via de snelweg A58 naar de kust te rijden.
Met een grote boog bovenlangs het oude gedeelte van Vlissingen verdwijnen we op de Spuistraat de parkeergarage De Fonteyne in. Wat een contrast met een uurtje geleden.
Daarbij is het wel grappig te bedenken, dat op de plek van deze garage vroeger de schepen lagen. De functie is wat dat betreft dus enigszins hetzelfde gebleven.
Verder wordt het zoeken naar historische overeenkomsten. Want vanzelfsprekend is Vlissingen ook van oude komaf, al zijn er pas vanaf 1247 de eerste geschriften bekend. Maar de naam Vlissingen - met -inge aan het eind naam - geeft eigenlijk al een ouder bestaan aan. Het is echter onduidelijk vanwaar deze naam komt. Twee varianten zijn er bekend die handelen over een fles, waarvan een afspeelde in de 7e eeuw toen Sint Willibrord hier aan land kwam en de ander gaat over de monnik Jacob van Dreischor die hier in 967 het veer aan de Vlesse bezocht.
De meest voor de hand liggende is, gezien de geschiedenis , de Deense variant, waarbij het woord vles voor getijde staat 1.
Ondanks dat de stad nieuw overkomt is de lijst met rijksmonumenten best wel lang. En er prijken ook gebouwen uit de 16e eeuw op, zoals de Keizersbolwerk uit 1548 (448989), met vernoeming naar Karel de V. De vissershaven, het enige authentieke watergedeelte van de stad dat nog steeds aanwezig is heeft nog stenen beschoeiing en ommuring uit 1443 (37833). De Walstraat, die nu op een plek ligt waar vroeger de haven doorliep vanuit de Vissershaven, is bijna 'hofleverancier' van diverse oudere panden. Deze zijn gebouwd vanaf 1600. Helaas zullen wij niet zover de stad bekijken. Zelfs voor de Grote of Sint-Jacobskerk (37752) uit de 14e eeuw op de Oude Markt hebben we geen tijd meer. Maar aangezien de kerk in 1911 door een brand bijna volledig is verwoest 2, zullen wij hieraan dus ook niet veel missen 3.
Daarnaast zijn er nog twee vliedbergen buiten het centrum te vinden: De Bergweg (46093) en Pauwenburg (46094) 4.
Maar het eerste wat we tegenkomen is toch de kerk.
Proeven voor het verstand, den smaak en het hart / Jacobus Bellamy. - Dordrecht : Jan de Leeuw en Jan Krap Az., 1790
p. 132 (119): Roosje, een vertelling
Over het schoonste Zeeuwse meisje.
Wij lopen echter 'straight ahead' over het Bellamypark naar de kust. Voor een pand met de naam Edenburg, gebouwd in 1771 (37583), zien we een beeld van een jongeman die al staande iets aan het schrijven is in een boekje. Het is een eerbetoon aan de dichter in het algemeen. Daarom staat het ook hier in het Bellamypark, vernoemd naar dichter Jacobus Bellamy (aka Zelandus), die hier - in het pand dat nu het Stadscafé de Dighter herbergt - geboren is op 12 november 1757 en overleed in Utrecht, 11 maart 1786 en wiens werk Roosje, een vertelling het bekendst is 6.
Opvallend zijn de duidelijke broekplooien die kunstenares Berry Holslag de Dichter van het park gaf. Dit wordt herkend als iemand met een strak kruis 7. Gezien de plaats van de plooien lijkt me dit echter een onjuiste conclusie.
Holslag is geboren in Den Haag op 28-08-1947 en werkt voornamelijk als keramist 8.
En wat zien we even verderop? Het standbeeld van Michiel de Ruyter (37831). Deze is gemaakt door Louis Royer (Mechelen, 19 juni 1793 - Amsterdam, 5 juni 1868 9) in 1841 10.
We lopen ernaartoe, over het al genoemde Keizersbolwerk, want het beeld staat hier op het bolwerk. Na hier van het uitzicht over de Westerschelde en Noordzee genoten te hebben, lopen we weer terug.
Opeens zien we piraten uit het venster van een gebouw komen. Ach, het blijkt om het pand van 'Het Arsenaal' - een piratenattractiepark - te gaan.
Dichterbij zien en horen we een loodsboot van de Zuiderburen de loodsbotenhaven binnenkomen. Deze heeft net een loods van een uitvarend schip gehaald. Volgende week zullen ook live het aan boord gaan van de loods op een zeeschip kunnen aanschouwen. Dat alleen al lijkt ons een klus.
Ondertussen lopen wij recht af op het (voormalig) Beursgebouw (37624) uit 1635. Tegenwoordig is het een restaurant waar je onbeperkt tapas kunt eten. Dit is mogelijk een optie om straks te gaan eten. We willen eerst nog even over de Nieuwendijk lopen om te kijken wat men daar te bieden heeft op dit gebied.
Naast een aantal restaurants in mooie panden vinden we ook een pand uit 1641 dat de naam Lampsinshuis (37715) draagt. Het informatiebord verteld ons dat hier de zeer rijke familie Lampsins woonde. Zij waren de werkgevers van een nog jonge Michiel de Ruyter. Tegenwoordig zetelt hierin het Zeeuws maritiem muZEEum, dat wij, gezien het tijdstip en de verzadiging helaas laten schieten. Het gebouw is bijna het enige exemplaar van het Hollands classicisme in Zeeland.
Even verderop komen we op een nieuwbouw-gebouw een herdenkingsteken tegen, dat vermeldt dat hier Betje Wolff op 24-7-1738 is geboren. Elizabeth Wolff-Bekker is een bekende briefroman-schrijfster 11, zodat de uiting van dit herdenkingsteken Briefwisseling Aagje Deken en Betje Wolff van Jan Haas ook meteen verklaard is. Het toont namelijk het vouwproces in vier stappen van een brief in 'enveloppevorm'. Jan Haas is 26 oktober 1941 in Batavia geboren 12, en kennen we ook van het beeld van Dirk IV dat in Dordrecht staat.
Tegenwoordig wordt er op wetenschappelijk niveau ook meer aandacht geschonken aan dit vouwen van de brieven, omdat iedereen - tot de uitvinding van de enveloppe door Bewer in 1835 - wel een eigen variant verzon, met beveiligingsmethodieken, de zogenaamde letterlocking1314.
We lopen dezelfde weg weer terug en besluiten na bestudering van de diverse menukaarten bij het Beursgebouw tapas te gaan eten. En goede keuze blijkt, wanneer we plaats hebben genomen. We kunnen telkens enkele gerechtjes aankruisen die vervolgens worden gebracht. Zo draagt dit meteen bij aan het tegengaan van voedselverspilling, immers je stopt op het moment met het bestellen van de hapjes, zodra je genoeg hebt. En dat dit onrechtvaardig zou overkomen, omdat wanneer je weinig eet - zoals wij - dus net zo veel betaald als iemand die misschien wel twee keer zo veel eet, is natuurlijk niet een argument. Je betaalt immers nauwelijks iets voor het voedsel zelf. Je betaalt voor het aanwezige personeel, de huur van het pand etc. etc.
We lopen na afloop dezelfde weg terug naar de wagen. Ook rijden dezelfde weg naar de snelweg, waar we bij Arnemuiden de N665 vervolgens, zodat we de nieuwe tunnelbuizen onder de N62 - waar we telkens door heen rijden - op de foto kunnen zetten.
Vandaag is de laatste volle dag dat we hier nog zijn. We hebben daarom de keuze gemaakt om vandaag te besteden aan Goes en morgen, wanneer we weer bepakt uit het huisje vertrekken, zigzaggend naar het oosten te zullen rijden om daarvan ook nog een beetje beeld te krijgen. En vandaag maar eens rustig aan met de musea en meer shoppend buiten lopen, want in Goes kun je alle kanten op.
Maar eerst gaan we nog even kijken in Kloetinge, om te kijken of we daar kunnen vinden wat we gemist schijnen te hebben.
De boerderij (op de foto) uit de 18e eeuw heeft een vrijstaand bakhuisje, zoals we op de voorgrond kunnen zien 2.
We zijn hier niet echt veel wijzer van geworden en dus rijden we snel door naar Goes.
Hoewel het goed toeven is in Het Postkantoor en het buiten niet echt aantrekkelijk is, gaan we toch maar naar buiten. We lopen - onder de paraplu - over de Grote Markt richting het Historisch Museum de Bevelanden. Wanneer we op de Singelstraat aankomen blijken beide kerken open te zijn en dus nemen we even een kijkje binnen.
Eerst lopen bij de Heilige Maria Magdalena (507881) binnen. De Rooms Katholieke kerk is nog niet zo oud. Het is tussen 1906 en 1908 gebouwd, naar een ontwerp van de architecten A.A.J. Margry, Jos. Margry en J.M. Snickers. De muurschilderingen zijn in de jaren 40 gemaakt door Pieter Geraerdts. Dit werd - ook weer door Geraerdts - gevolgd in de jaren 60 door de glas-in-loodramen.
Pieter Geraerdts, geboren als Petrus Christina Wijnandus Cornelis in Velp (Rheden) op 5 juni 1911 en overleden te Leiden op 20 maart 1978, had zich bekwaamd als beeldhouwer, glasschilder, schilder en wandschilder. Hij was zijn langste periode 1951 - 1969 werkzaam in Warmond, net boven Leiden 1.
Hierna brengen we een bezoekje aan de Grote of Maria Magdalenakerk. De oorsprong van deze kerk zal begonnen zijn met een tufstenen zaalkerkje in 1150-1200. Door groei, verbouwingen, brand en her- en verbouwingen is hiervan niets meer te zien. De status van kerk heeft het gebouw niet meer en ook ontbreekt het op de lijst van het cultureel erfgoed.
Michiel Nauta Zoekhulp
Historische Plattegrond Goes
Vanwege de vele objecten die hieronder genoemd worden is het handig deze snel in het vizier te krijgen met dit hulpmiddel. Wel moet voor onze oriëntatie de kaart met -90 graden gedraaid worden, zodat de haven naar boven wijst.
Wij gaan dus snel verder naar het Historisch Museum de Bevelanden.
Dit streekmuseum laat Noord- en Zuid-Beveland zien, maar heeft ook wisselexposities. De Combinatie-wisselexpositie bestaat uit een selectie Merk- en Stoplappen uit het Burgerweeshuis Amsterdam en tevens zijn er Mangeldoeken te zien. De selectie Merk- en Stoplappen leest als een familiegeschiedenis, omdat het lappen van één familie betreft en zodoende de anekdotes van moeder op dochter worden overgedragen. De Mangeldoeken komen uit Duitsland met motieven in jacquard damast geweven.
Daarnaast vinden we Zeeuw in da Hoed met een overzicht hoeden voor mannen, vrouwen en kinderen. Hierbij is er aandacht voor een aantal bekende regionale makers van de afgelopen eeuwen. Ook is er aandacht voor het heden met de hoed van Racoon-zanger Bart van der Weide.
De eerste zaal die we vervolgens tegenkomen is die van de Schutterijen. Hier komen we het verhaal van de mannen en hun gebruiken, wapens en gereedschappen tegen. Zelfs staan ze op levensgrote schilderijen afgebeeld.
Vervolgens komen we een zeer oud torenuurwerk tegen, dat in 1553 wordt genoemd. Het zat toen in een kapel dat ongeveer bij de Geldeloozepad (Geldeloze Pad) tussen de zoutketen stond. Na de afbraak van de kapel werd het in de Nieuwe Poort (1566-1855) geïnstalleerd, dat voor het klapbruggetje was gebouwd. Hierna werd het ingebouwd in het voormalige Getijkorenmolen Het Soup'uus aan de Kleine Kade tot het in 1979 naar het museum kwam.
Hierna komen er ook andere poorten in zicht. We zien door de ogen van de schilder Gerard Braam van beide kanten de Ganzenpoort en Oostpoort vlak voordat ze zijn afgebroken zo rond 1850. Van beiden herinneren nog slechts de straatnamen aan deze poorten, te weten de Oostsingel, bij de Sint Maartenbrug waar we op Dag 5 liepen en de Ganzenpoortstraat, waar we later vandaag nog zullen komen.
Oostpoort en Ganzepoort (onder)
rond 1850 | Gerard Braam
Historisch Museum de Bevelanden Goes
Gerard Braam
Gerard Braam (ook wel geschreven als Geerard en Geerhard) is de zoon van de Goese stadstekenmeester Willem Braam (±17802/81-) en Katharina Seybel 4, ook geschreven als Seijbel 5. Hij is op 11 juni 1805 in Goes geboren en ook te Goes overleden op 18 juni 1890 3.
Geerhard huwde op 10 mei 1832 met Pieternella Justina Ewoud (Middelburg, ±1804 - Goes, 03-04-1870 4). Pieternella is geboren in Middelburg als dochter van Marinus Erwoud en Maria Frederika Cruque, die beiden al waren overleden toen het huwelijk werd voltrokken 6.
Dit huwelijk werd waarschijnlijk voltrokken met een buik van 5 maanden, dus zichtbaar, want op 13 september 1832, zo'n drie maanden later werd Catharina Maria geboren. Ze woonden toen in Wijk 6, nr. 2 7.
In hetzelfde huis werd anderhalf jaar later hun eerste zoon, Marinus Willem Braam geboren 8. Marinus leefde slechts 13 dagen en overleed op 6 april 1834 9.
Op 13 juni 1839 kreeg Pieternella Joostina Emond een dochtertje met Gerard, die ze Wilhelmina Kornelia noemden 10. Zij zal ongehuwd op 78-jarige leeftijd op 6 maart 1918 te Goes overlijden 11.
Een dik jaar later, op 28 oktober 1840, kreeg Pieternella Joostina Emond op het adres wijk C, nr. 230, nog een dochtertje met Gerard, die ze Christina noemden 12. Maar ook Christina komt al snel te overlijden. Ze is pas 10 maanden wanneer ze sterft op 16 augustus 1841 13.
Op 17 augustus 1842 krijgen ze in Wijk A, nr. 58, een doodgeboren kind 14.
Op 21 maart 1844 wordt in hetzelfde huis hun volgende kind, Willem geboren 15. Deze Willem sterft echter ongehuwd op vijfentwintigste jarige leeftijd op 20 december 1869 16.
Gerard volgde zijn vader in 1846 op aan de stadstekenschool. Hij had namelijk een academische opleiding genoten op Academie in Antwerpen tot 1831. Deze werd gestaakt vanwege de Belgische opstand. Hij behaalde alsnog zijn diploma voor beeldende kunsten in 1844 in Amsterdam. De rest van z'n werkzame leven bleef hij werkzaam op de stadstekenschool. In deze jaren legde hij dus ook vele beelden van Goes en omgeving vast 3. Hij was als het ware de stadsfotograaf, waarvan het fijn is dat je iemand met deze talenten binnen de poorten hebt.
Zo tekende hij o.a. in 1830, dus in zijn jonge jaren, o.a. de Stadstekenschool waar zijn vader werkzaam was 17. Verder tekent hij op de Beestenmarkt, waar wij later ook nog zullen lopen en fotograferen, de Latijnse school 18.
Maakte Gerard Braam alleen topografische werken? In oktober 1860 maakte hij in ieder geval een koe met een merkwaardige vlek, waarin eventueel een knielende zwangere vrouw gezien kan worden 19.
Vader Willem biedt in juli 1836 aan, om het gedane voorstel van de commissaris van politie en de agent van kazernering om tot een nieuwe wijkindeling met vernummering van de panden te komen, om voor 60 gulden deze werkzaamheden uit te voeren 20. Met de conversie naar nieuwe wijkindeling in 1920 weten waar deze door Willem aangebrachte nummeringen en daarmee de woonadressen van zijn zoon Gerard 21.
1832 Wijk 6, nr. 2. Deze indeling heeft vader Willem overgeschilderd, het is echter nog onduidelijk waarin.
1840 wijk C, nr. 230 is de huidige bovenwoning Lange Vorststraat 48a, boven de KPN-winkel, waar we later vanmiddag nog langs zullen lopen.
1842 Wijk A, nr. 58 is de huidige St. Adriaanstraat 4, waar we op Dag 1 langs liepen. Ze zijn toen eigenlijk van de ene kant naar de andere kant verhuisd en volgden daarmee slechts de rechte stratenlijn Papegaaistraat (dat een vernoeming is naar het huis de Papegaye 35 of "t Papegayken" 36 of "De Drie Papegaayen" 37, dat hier op de hoek met de Lange Kerkstraat staat. Op het pand boven "Hebbes" is nog een ingemetselde gevelsteen met de papagaaien te zien 38) - Grote Markt - Sint Adriaanstraat. Tegenwoordig huist hier - in de Sint Adriaanstraat - het Kruidvat.
Bij een volgend vitrinekastje vinden we de Meekrapwortel, waarover we al in Nieuwdorp het een en ander te weten zijn gekomen. Maar hier zien we waar het om draait. De wortel, gebroken, fijngestampt en enkele monsterflessen met de poeder.
Al gauw wordt de aandacht getrokken door allerlei opgravingsmateriaal, waartussen wel een heel bijzonder object ligt. Het staat op de lijst als Romaanse fratskop of een "Greenman". Deze is gevonden bij het Hospitium van het Cisterciënzer vrouwenklooster Onze Lieve Vrouwekamer te Emelisse (Noord-Beveland).
Dit is de derde keer dat we een afbeelding tegenkomen met daarop een Greenman. De andere twee malen waren in Kimswerd aan de buitenzijde van de Laurentiuskerk en in Akkrum in de Hervormde Terptsjerke.
Wat weten van deze Hospitium van het Cisterciënzer vrouwenklooster Onze Lieve Vrouwekamer te Emelisse?
Bij de oprichting in 1223 bij Noorddijk onder Emelisse werd gebruik gemaakt van de verworven gronden van de abdij Ter Doest, die we ook al in Kattendijke tegenkwamen. Dertien jaar later, in 1236, werd het toegelaten tot de cisterciënzer orde 22. Tussen 1291 23 of 1299 en 1302 werd het klooster verplaatst naar Waterlooswerve in de parochie Oost-Domburg, dat later Aagtekerke ging heten 22.
Halverwege de dertiende eeuw ontstaat er vanwege de intrede van grotere schepen, de handelskogges met een diepgang van 3 meter, een behoefte aan havens met diepere vaargeulen en daarbij ontstaat als vanzelfsprekend ook de behoefte aan gasthuizen. Deze waren bedoeld voor de zieke reizigers en vreemdelingen. In deze periode ontstonden ze onder andere in Aardenburg (1258), Hulst (1253), Middelburg (1271), Domburg (1271), Zierikzee (1271) en ook dus in Emelisse 24.
Emelisse lag dus op Noord-Beveland, maar is verdwenen. Het komt voor het eerst in 1216 voor in geschriften, waarna het tussen 1530 en 1532 verdween, vanwege stormvloeden 25. Heel Noord-Beveland, wat op dat moment bewoond was, werd ontruimd en heeft zo'n 70 jaar gedreven, onder water gelegen. In de zomer van 1598 werd de eerste polder weer teruggewonnen 26. Om Emelisse te kunnen plaatsen moeten we ons eerst realiseren dat Noord-Beveland er anders uitzag dan nu. Het oude Noord-Beveland was een van de oudste eilanden en bestond door afdamming van de Wijtvliet tussen 1208 en 1247 uit twee samengevoegde delen. Ten westen van de Wijtvliet waren al de plaatsen Kampen (dat via Kampveer, nu Veere heet en al sinds 936 bekend is), Nieuwland, Soetelingekerk, Gerolfsdijk en Wissekerke. Aan de oostelijke kant lagen Kats, Welle, Koninxhem, Nieuwerkerk, Emelisse, Noorddijk en Hamersté 27.
We moeten daarom Emelisse ergens ten zuidwesten van Colijnsplaats moeten zoeken 27. De Emelissedijk onder Colijnsplaat doet ons daaraan herinneren.
De vraag blijft echter waar deze 'Greenman van Emelisse' of 'Jack in the Green' nu precies gevonden is?
Even verderop komen we weer leren schoenzolen tegen. Ook vinden we hier tweemaal gedeelten van een 'Nehalennia'-steen. Van de tweede met leesbare tekst bevinden zich ook nog stukken in Leiden. Zodoende komt men tot de mogelijke vertaling van dit altaarstuk:
Haven van Goes
Links zien we de zoutketen en meestoven.
Rechts zien we nog net de Nieuwe Hoofdpoort.
rond 1840 | (toegeschreven aan) Gerard Braam
Historisch Museum | de Bevelanden | Goes
Aan de godin Nehalennia
van Septiminus
uit Casalea,
handelaar.
Gelofte ingelost.
Gaarne en met reden.
Hierna komen we in de geschiedeniskamer van Goes.
Nadat de bewoners in 1417 toestemming hebben gekregen van Jacoba van Beieren om een gracht met poorten om hun woongebied te graven en te bouwen, verdwijnt het dorpse karakter van Goes. In 1554 verwoestte een grote brand - dat begon in zoutkeet - een kwart van de stad aan voornamelijk de noordzijde van het centrum. Dit is ten noorden en noordwesten van de Grote Markt. De herbouw die vervolgens wordt gepleegd is te herkennen aan gebouwen in de renaissancestijl. Van 1569-1576 zijn er veel Spanjaarden in de stad, vanwege de plaatsing van een Spaans garnizoen. Hierbij moeten ons dus naast militairen ook hun gezinsleden voorstellen, zodat er een plotselinge bevolkingsgroei plaatsvond, met alle economische reuring van dien 29. De vestingwerken worden versterkt en zodoende zijn ze met hulp van Spaansgezinde inwoners of onder dwang in staat de diverse aanvallen van de Geuzen in 1572 af te slaan, die - zoals we intussen weten - door o.a. Jerome Tseraerts vanuit Oud-Sabbinge zijn opgezet.
Hierop volgend komen we een justitieel apparaat tegen dat hier een klapper wordt genoemd en gebruikt werd door de klapperman. Elders wordt het een klepper en klepperman genoemd en zo kennen we ook bijvoorbeeld het klepboek - waarin alle onvolkomenheden, boeten en uitspraken (van de rechter) werden genoteerd. Deze nachtwaker zorgde dus voor de nachtelijke veiligheid. Dit kon hij ook eventueel doen met een ratel, zoals we ook mooi geïllustreerd zagen in Hindeloopen , als houtsnijwerk boven de deur van de wachtkamer.
Het laatste opvallende stuk of stukken, dat we hier nog even wilden laten zien, want het zijn er zoveel die om aandacht vragen, zijn stukken die behoren bij een spel.
In 1772 wordt namelijk een kolfsociëtiet Prins Willem van Oranje opgericht in de uit 1594 stammende en gelijknamige herberg aan de Nieuwstraat De Prins van Oranje, met uiteraard de bedoeling om de Kolfsport te gaan beoefenen. Doel van het kolfspel is om met een zware leren bal met behulp van een kolfstok - ook wel slaghout of de kliek genoemd - via de paal naar een vlak achter de andere paal te krijgen. De exacte spelregels zijn te aanschouwen in een Kolfdemo van de Webmuseum Colf & Kolf. De palen komen uit 1772. In deze periode waren hier 3 kolfbanen 30. Tegenwoordig waakt de Koninklijke Nederlandsche Kolfbond (KNKB) over deze sport 31.
Natuurlijk is ook hier weer een zaal met aandacht voor de klederdracht. En ook zijn er poppenhuizen te bewonderen.
Voordat we dit museum verlaten, gaan we natuurlijk nog even langs het museumwinkeltje "De kleine Bazar", waar we het de vrijwilligster niet makkelijk maken, omdat we natuurlijk de boeken van de bovenste plank graag willen bekijken. Uiteindelijk vinden we diverse spulletjes die we graag meenemen.
Nadat dit allemaal is betaald en ingepakt, willen we eigenlijk gaan, maar eigenlijk willen we ook nog wel iets drinken. Gelukkig komen we nog door museumcafé, waar we weer een cappuccino met iets lekkers nemen. Hier treffen we ook Hans Oomen, directeur van dit museum aan, samen met enkele andere medewerkers en natuurlijk complimenteren we hun met deze fraaie streekmuseum, waarop we in gesprek raken over deze en andere musea en geschiedenisverhalen. Vanwege onze interesse adviseert hij ons, om zeker volgende week een kijkje te gaan nemen in het vernieuwde Erfgoedmuseum "Het Warenhuis", museum het land van Axel.
Tijdens het gesprek met een van de vrijwilligers blijkt ook dat we zeker nog langs de boekhandel moeten gaan, wanneer we dat leuk vinden en ze wijst ons globaal de weg. We proberen de aanwijzingen zo goed en kwaad als het gaat op te volgen, maar zijn toch al vlot de weg kwijt. We hadden waarschijnlijk de Klokstraat in moeten gaan, maar wij lopen de Kreukelmarkt op. We vervolgen de route richting de plek waar de Ganzepoort ooit stond. We komen hier op de Keizersdijk echter ook een boekhandel tegen: De Koperen Tuin. En tot onze verbazing, zeker geen kleine, met een mooie collectie geschiedenisboeken, waaronder ook eigen uitgaven, aangezien het tevens een uitgeverij is. Het hoeft ons dan ook niet te verbazen dat de eigenaar, Manda Heddema, wederom is genomineerd voor de titel Boekverkoper van het Jaar. Ze zal deze titel niet verzilveren, zal later dit jaar blijken 32.
Wij vallen echter wel in de prijzen, al moeten we wel rekening houden met de te vervoeren kilo's, want we moeten nog een stukje lopen, vermoeden we.
We lopen de Ganzepoortstraat en Lange Vorststraat in, waar we langs het huis van Gerard Braam zullen lopen zonder dit op te merken. We laten ons verleiden om nog een aantal winkels te bezoeken en besluiten afgeladen eerst maar naar de auto te lopen, want op deze manier gaat het niet langer.
Wanneer we de boel gelost hebben, lopen we dezelfde weg terug naar de route om de weg richting het noordwesten te volgen. Hier ligt nog een hoekje dat we niet gezien hebben. Via de Magdalenastraat belanden we op de Beestenmarkt.
Hier komen we halverwege het plein de waterpomp (16275) van de Grote Markt uit 1774 van architect A. Vervoort tegen, die hier in 1853 ter vervanging van de houten pomp naar toe verplaatst werd.
Dit plein werd sinds 1580 eeuwenlang als marktruimte gebruikt. Jaarlijks werden er enkele keren een paarden en runderenmarkt georganiseerd. Vóór 1580 hoorde deze ruimte als kloosterhof bij het kloostercomplex van de Kruisbroeders, die hier tot 1578 zaten. Maar ook dit klooster werd tijdens de al genoemde grote stadsbrand grotendeels beschadigd, aldus het informatiebord 13 van het Cultuurhistorisch Goes - Wandelnetwerk Hart van Zeeland.
Het laatste restje van dit klooster komen we in het hoekje tegen, links van de Brouwerijpoort.
Het Kruisbroedersklooster werd in 1429 vanuit het klooster Clairlieu te Hoei (Huy) gesticht 33. Dit ligt aan de Maas zodat het makkelijk met het scheepvaartverkeer te bereiken was. Het Goese stadsbestuur, bij monde van de baljuw Wolfert van de Maalstede, kwam tot het initiatief van de stichting. Men had namelijk behoefte aan religieuzen van onbesproken gedrag, die in staat waren om de zielzorg te verzorgen, fatsoenlijk konden preken - naar het schijnt waren de meeste kapelaans hiertoe niet in staat - en konden biechthoren. Na het graven van de gracht en omwalling in 1418 was hier nog een hoop vrije ruimte, waarvan in deze hoek een gedeelte werd geschonken aan het kloostervolk 34.
We lopen verder de Nieuwstraat in en vervolgen de weg naar het Stoofplein. Hier hebben we zicht op de daken van de schuren aan dit plein, waarvan de woningen met de voordeur aan de Ossenhoofdstraat staan. De hoger liggende daken van de aan de overzijde gebouwde woningen zien we ook, evenals de nog hogere panden die daaraan direct vast gebouwd zijn. Deze panden hebben de voordeur aan de Turfkade en daarmee aan de haven. Dit levert een fraai dakenparade op.
We kunnen door een steegje naar de Ossenhoofdstraat en lopen richting de 's Heer Hendrikskinderenstraat. Op de hoek van beide straten komen we nogmaals een waterpomp (16319) tegen, ook uit dezelfde periode 39.
We lopen langs de Turfkade terug richting de Grote Markt en winkelen hier nog wat, tot het tegen zessen loopt. Tijd om onze laatste avondmaal van deze eerste week op te gaan zoeken. Het wordt wederom "het Postkantoor", waar we ook geluncht hebben.
Na het eten verlaten we de stad via de Lombardstraat, waar we op een van de oudste panden van Goes stuiten aan het begin van de Oude Vismarkt (16372). Even verderop lopen we langs de poort uit 1776 van het oude gasthuis. Het kloostergasthuis was bestemd voor arme passanten. Of er tussen beide panden een oorzakelijk gevolg verband is, verteld het informatiebord 5 (van het Wandelnetwerk) niet. Immers, aan het begin van de Oude Vismarkt staat het pand met de vroegere naam Der stede Spilhuys. Hier stonden panden waar men al sinds de 14e eeuw kon dobbelen en met het kwaakbord gespeeld kon worden, dus het plaatselijke gok- en amusementshuis. De uitbaters Pieter van der Belle en Adriaan Sceppers werden na het overlijden van Gwijde van Blois (? - 22-12-1397) bevestigd op 24 januari door de graaf van Holland, Albrecht, zodat zij de entreegelden ontvingen 40. Veelal was dit spelen op kwaakborden (ook Quakelbord of Queekbret, waarschijnlijk vergelijkbaar met het Tiktakbord) verboden, vanwege het spelen om geld en het daardoor uit de hand lopen van de gemoederen 41. Tegenwoordig huist hier El Torro.
Even later lopen we alweer op het parkeerterrein van de Oostwal. Hier zien we op een voormalige blinde muur een schitterende postduif, dat Stefan Thelen (aka Super A) hier dit jaar, in het kader van Beelden aan water maakte 42.
leren schoenzolen Historisch Museum de Bevelanden, Goes
'Nehalennia'-steen Historisch Museum de Bevelanden, Goes
'Nehalennia'-steen Historisch Museum de Bevelanden, Goes
Goes 1417-1560 Historisch Museum de Bevelanden, Goes
Houten klapper (18e eeuw) Historisch Museum de Bevelanden, Goes
slaghout/de kliek Historisch Museum de Bevelanden, Goes
palen (1772) Historisch Museum de Bevelanden, Goes
Museumcafé met Hans Oomen Historisch Museum de Bevelanden, Goes
Waterpomp - Beestenmarkt Goes
Kruisbroedersklooster - Beestenmarkt Goes
Dakenrijen - Stoofplein Goes
waterpomp - Stoofplein Goes
Het Postkantoor Goes
Gasthuispoort (1776) Goes
Duif van Stefan Thelen Goes
Dag 8: via Kruiningen, Waarde, Krabbendijke en Bath naar huis
kaart 8
De laatste dag is aangebroken. Dit houdt in, dat we voor ons doen vroeg op moeten staan en onze hebben en houden moeten inpakken en inladen. Ook het huisje wordt weer netjes afgeleverd.
En het gaat allemaal erg vlot, zodat we al ruim voor negenen uitgezwaaid worden door het uitzwaaiteam van het park. Makkelijk is dat, we hoeven ons niet meer administratief af te melden en allerhande zaken te regelen.
Omdat we nog even naar Oost-Souburg rijden, komen nog langs een bijzonder beeld in Lewedorp, dat we nu meerdere malen hebben gezien. Nu gaan we er maar eens voor stoppen.
Het gaat om het beeld De Verwondering van Wies de Bles uit 2006. We zien hier een schaap dat met een gedraaide kop omhoogkijkt, de hemel in. Van haar kwamen we ook al werk tegen op Dag 3 in Ellewoutsdijk .
En verwonderen doet dit kunstwerk zeker, zoals we kunnen lezen in de krant, waarin koppen staan als Schaap Lewedorp laat zich goed reinigen, Schaap van Lewedorp heeft 'gelammerd', Schaap van Lewedorp blijft inspireren1.
Wanneer we uit Oost-Souburg terugrijden, blijven we maar even op de snelweg A58 rijden, om aan de overkant van het Kanaal door Zuid-Beveland te komen.
Kruiningen
Nadat we aan de ander kant van het kanaal zijn gekomen, gaan we meteen de snelweg af en rijden we naar Kruiningen, ooit beroemd van de veerdienst Kruiningen - Perkpolder. Tot 15 maart 2003 zou deze dienstdoen 1. Een dag eerder, op 14 maart 2003 is namelijk de Westerscheldetunnel geopend 2.
Wanneer we weer de toren bij de kerk hebben gevonden, zetten we de wagen op de Markt. We zien dat De Korenbeurs net bezig is met het in orde brengen van het terras en wijst ons op het zonnigste plekje binnen nu en een paar minuten. We bestellen ons gebruikelijke lekkernijen en kijken om ons heen. Het weer is weer opgeklaard, dus het zonnetje zal zo vanachter het gebouw zichtbaar worden. Het plein ziet er nog erg nieuw uit. En dat klopt ook, want het is 15 juli 2015 vanaf 11:00 feestelijk geopend en een half uur later vond de officiële opening plaats door Wethouder Sinke 3. Er werd vanaf 30 maart 2015 zo'n 3½ maand aan gewerkt 4. Wij zijn dus mooi op tijd.
De kerk daarentegen staat nog in de steigers, dus die laten we even voor wat het is. Na de koffie lopen we even door het dorp en zien enkele mooie panden staan. Maar echt oude zaken zien we niet, terwijl de uitgang op -inge van de plaats toch suggereert dat de geschiedenis van Kruiningen vóór het jaar 1000 en in de Friese periode begonnen moet zijn. De Geschiedenispagina van de Dorpsraad Kruiningen stemt ons echter niet gerust. De belangrijkste tijdsmarkering is de recentste, die van vóór en na de Ramp. En dan hebben we het natuurlijk over de Watersnoodramp van februari 1953 5.
Maar in een inventarisstuk van het archief van Kruiningen lezen we de bevestiging dat Kruiningen ook genoemd wordt in de 10e eeuw, dus samen met Wemeldinge, Yerseke, Kloetinge, Goes, het oude Borssele en Sabbinge. Het is dan ook een van oorspronkelijk eilandjes van het later gevormde Zuid-Beveland. En aangezien dit een hoogte was, een kruin, is hiermee ook meteen de naam verklaard, een hoogte aan een water(uitgang), waarbij het water waarschijnlijk een kreek is.
Fascinerend is de beeldvorming dat er rond 1800 ongeveer honderd veerdiensten actief waren, aangezien Zeeland nog geheel uit eilanden bestond. Dit beeld veranderde pas na 1867 met de aanleg van de Kreekrakdam 6. Het is dan ook niet vreemd dat we dan lezen dat Antwerpse vishandelaren in Kruiningen, naast andere plaatsen, vis kwamen kopen in de 13e eeuw 7.
Na de periode 1530-1532, die van de grote overstromingen, namen naast de oude grondbezitter, een grote groep rijk geworden kooplieden en handelaren uit Antwerpen en Mechelen de herbedijking van dit gebied op zich. In de twee decennia daaropvolgend waren hier zeker 133 personen mee bezig 8. Een ander persoon, met name Karel (V, tevens keizer), was alert genoeg om zijn grond- en moerrechten met bakens af te zetten, zodat dit later herkenbaar terug te vinden is. Er werden dan ook 12 bakens of extra hoge palen rondom een punt geplaatst, dat de naam Kubbeclaertshouc [sic, een naam dat we nergens terug kunnen vinden] droeg. Zodra het land weer droog was gevallen, waren deze Wilde Moeren herkenbaar als zijn bezit 9. Maar, zoals we intussen weten, is het nooit meer land geworden. De Opstand en de politieke en militaire ontwikkelingen waren hier mede debet aan 10.
De kleine boeren hadden na de overstromingen het nakijken, die waren hun land kwijt 8. Dat voelt niet echt rechtvaardig. Maar ook de ambachtsheren van de 'verdronken dorpen' raakten bijvoorbeeld hun visrechten kwijt, ondanks dat zij en hun erfgenamen ze tot in de 19e eeuw claimden 10.
Voor het oude dat tevens nog bestaat, moeten we toch bij de Johanneskerk te zijn. Gelukkig is er een digitale excursie die we kunnen volgen. De kerk (32417) heeft de gebruikelijke verbouwingen gehad, waardoor het huidige gebouw gedateerd staat als 15e-16e-eeuws. De toren (32418) is daarentegen uit de 14e eeuw 11.
De kerk en toren hoorden bij het kasteel dat hier ooit ook stond. Vandaar dat achter de kerk en parallel aan de (Oude) Rijksweg een Slotstraat loopt. Er staat hier echter nog wel een boerderij dat de naam "Het Slot" draagt. Men had vanaf het kasteel een onderaardse gang naar de kerk gemaakt, dat nu vanaf de kerk tot de boerderij loopt. De funderingen van het kasteel liggen nu onder wat het "Parkje Kruiningen" is gaan heten.
Arie van Steensel heeft van het kasteel op pagina 392 nog een fraaie tekening (1694) opgenomen in zijn boek Edelen in Zeeland: macht, rijkdom en status in een laatmiddeleeuwse samenleving.
Ook deze kerk bevat weer een aantal metseltekens, waaronder enkele bollen-kalvariekruizen, een ruit, een x-kruis en een x-kruis met een cirkel om de middel, waarbij het bovenste vlak niet doorgetrokken is, zodat het lijkt alsof deze aan de achterkant van het x-kruis verdwijnt 12.
Uiteraard willen we ook nog even kijken bij de veerhaven van Kruiningen. De weg er naartoe is duidelijk veranderd, maar zo te zien nog niet helemaal af. Aan de rand van de dijk is nieuwbouw gepleegd. Deze bewoners kunnen genieten van het uitzicht over de Westerschelde met het scheepvaartverkeer naar en van Antwerpen. De kom zal langzaam dichtslibben en een natuurlijk strandje ontwikkelen.
We rijden verder langs de dijken van de Westerschelde richting Waarde. We rijden over water bij Meulwaeter, dat er bijzonder uitziet. Een vreemde tweedeling in het water, alsof het middenstukje land een functie heeft. Even later rijden we door het groen het van Natuur- en Recreatiegebied Inkel, dat enkele spoelgaten - we kennen dit ook met de woorden weel, wiel of kolk - heeft. Deze zijn ontstaan vanwege de dijkdoorbraken in 1953. En zo is Inkel ook een blijvend natuurmonument van die ene storm 13.
Wanneer we op de dijk komen zien we naast de schapen, die je hier ook overal tegenkomt, een tekstmonument met een hoog allertheidsgehalte, dat doet denken aan Vta skilu wi Frisa vse lond halda mith thrium tauwon, mith tha spada and mith there bera and mith there forke uit het Riustringer Codex 14, dat één van de lessen in het bijhorende literatuuronderzoek is , dat in het Oud-Fries dezelfde strijd weergeeft Tegen de zee toe moeten wij Friezen ons land beschermen met drie werktuigen, met de schop en met de berrie en met de greep.
Het volgende staat hierop namelijk geschreven:
1 februari 1953
gedenkt geleden leed en smart
gedenkt ook betoonde moed en hart
weet dat vandaag of morgen
de natuur voor nieuw gevaar kan zorgen
zorgt steeds gereed te zijn voor nieuwe strijd
blijft bij de dijken waakzaam t'allen tijd
Waterschap Noord- en Zuid-Beveland
1 februari 1993
Opmerkelijk hierbij is dat wanneer we met enkele losse zinnen op het internet gaan zoeken, er geen resultaat gevonden wordt. Zou het dan tegen dovemans oren geschreven zijn, omdat we denken veilig te zijn?
Waarde
We rijden verder onder langs de dijk naar Waarde en treffen hier een compact bebouwd dorp aan, waarbij het de schijn heeft dat de kerk in tuinen van de omringende bewoners staat. We parkeren de auto langs het Parkzicht om dit nader te bekijken.
In het parkje zelf komen we een werk tegen van Frida van Overbeeke-Verschuur, waarvan verder weinig bekend is 1, dat hier op 24 december 2004 is geplaatst, wat op zich een opmerkelijke datum is, met kerstavond en winterdag in ons achterhoofd.
Het draagt de naam "Kinderen met geit".
We lopen een rondje om de kerk - met de klok mee - en steken daarom een merkwaardig stukje straat door. Het heet nog Raadhuisstraat en komt uit op de Groene Kruisstraat. Het gevoel zegt dat dit stukje niet een echte straat is. We merken op dat er aan de voorkant van de toren nog een torentje net boven de daken van de voorliggende huizen uitsteekt. Zal dit een traptoren zijn, dat we wel vaker aan de buitenkant zien? We krijgen er niet echt zicht op. Even verderop krijgen we zicht op de achterkant van de kerk dat gewijd was aan Maria en de Jacobus de Meerdere. Echter, eerst werd de toren (32426) gebouwd. Deze werd rond 1400 gebouwd. Bij de bouw werd al rekening gehouden met de aanbouw van de kerk (32425).
Waarde - een verkorte benaming voor de schor Wilmarswaarde - lag op het eiland Rilland, dat weer tussen de Honte en Hinkelinge lag. Op het punt waar de Hinkelinge in de Honte overgaat ligt Waarde.
Waarde en zijn voormalige buurdorp Valkenisse (waarover straks meer) hadden het zwaar met het water. Het is dan ook talloze malen in watersnood verkeerd, voor Valkenisse uiteindelijk met slechte afloop, het verdween. Maar ook Waarde stond zelfs weer blank in 1953 2.
We lopen verder via de Mauritsstraat en komen via de Raadhuisstraat weer terug. Onderweg komen we nog een merkwaardig bouwwerk tegen, dat vermoedelijk vele (historische) momenten kent. Daarna volgt een bouwwerk uit 1909 met Art Nouveau elementen van architect W. Sterk uit Schore (dat net boven Hansweert ligt) dat er dus wel in een keer stond: het Gemeentehuis (511380). De lokale aannemer M. Kopmels tekende voor de bouw. Beide gebouwen hebben echter zo hun eigen schoonheid.
Wanneer we terug zijn gekomen bij de auto, rijden we via de Meezeweg het dorp uit om via Oostdijk naar Krabbendijke te rijden. Halverwege de Meezeweg zetten we de auto even in z'n achteruit. Zagen we dat nou goed? Ja, dus (zie foto).
We rijden verder over de Puthoekseweg en lezen tijdens het rijden in ons Zeelandboekje van Capitool bij Waarde over het onder de dikke modderlaag verdwenen dorp Valkenisse. Dat is waar ook, we wilden daar ook nog even een kijkje nemen, maar een ANWB-bordje naar een eeuwen geleden verdwenen dorp komen we natuurlijk niet tegen. Dus op het kruispunt met de Meidoornweg gaan we even stoppen om een nieuwe route te zoeken. Bijkomend voordeel van dit stilstaan is, dat we vanuit deze kant een mooi beeld van een oprijlaan krijgen met hekpijlers.
We besluiten via de Meidoornweg het dorp weer te gaan benaderen en weer naar dezelfde dijk te rijden waar we op reden, voordat we Waarde binnen reden. We komen zo ook nog een molen tegen dat De Hoed heet en veel weg heeft van de oudste vorm die we in Nederland kennen, de standerdmolen. Er gaan een aantal verhalen de ronde over de deze molen. De molen staat hier sinds 1 april 1989. Echter de geschiedenis van deze molen is vele malen langer. Zo stond het vanaf 1857 in Kruiningen 3. Daarvoor stond het in Gent en droeg het de naam Rode Roe (of soortgelijke benamingen). De oudste vermelding is tot nu toe 1366 4. Hoewel niet alle onderdelen origineel zijn, hebben we hier toch met een zeer bijzonder exemplaar te maken.
Adri Cornelisse, Ko Kodde en Jan Bakker zijn de molenaars op vrijwillige basis, die de molen op de zaterdagmiddagen laat draaien. Het is dan ook voor bezoek open, zodat de bezoekers de breedste standerdmolen van Nederland qua kastgrootte zelf kunnen aanschouwen 3.
Valkenisse
Hier zien de omgeving van Valkenisse, een luchtfoto in combinatie met bonnebladen en dijkpalen.
bron: GeoWeb
Wanneer we weer door het dorp gereden zijn en op de dijken aanbeland zijn, kiezen we eerst de dijk die ons naar het haventje van Waarde brengt. Onze hoop om vanaf hier zicht te krijgen op het verdronken gebied gaat al snel verloren, vanwege de dijk die het zicht belemmerd. Wel illustratief is het haventje, dat nu grotendeels is drooggevallen.
We rijden de Havenstraat weer terug en nemen de haarspeldbocht naar de Schaarweg.
Valkenisse
Op het Zusterzand worden we onaangenaam verrast door omhooggewerkte zand en kleimassa's. We zijn terechtgekomen in de uitvoering van de dijkverhoging dat beschreven, aangevraagd en onderzocht is in het Projectplan Emanuelpolder 5, dat we via de Gemeentesite 6 hadden kunnen weten, omdat daar de diverse documenten zijn in te zien. Jammer genoeg ontbreekt het rapport 69 van ArteFact!, al wordt wel de samenvatting weergegeven. Ook de Koninklijke Bibliotheek heeft Waarde - Emanuëlpolder; verdronken dorp Valkenisse, Gemeente Reimerswaal; archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen / G.P.A. Besuijen. - Artefact! rapport 69; ISSN 2213-7424. - ArteFact! Advies en Onderzoek in Erfgoed, 2013 nog niet als beschikbaar staan.
Aangezien men bezig is, zal de verwachting zijn dat men hier niet in het beschermde gebied, dat het verdronken Valkenisse nu is, aan het werken is. Gelukkig hebben we het boek over Valkenisse al op Dag 5 in Kapelle gescoord, zodat we nog uitgebreid kunnen lezen over de vondsten.
Het extra hoge uitzicht, dat deze ophopingen geeft, geeft ons ook een hoger uitzicht. We zien echter alleen het groen van het natuurgebied en een van de twee strekdammen, waartussen de beschermde zone ligt. Verder kijken we over de Schelde, over het andere, veel grotere natuurreservaat Verdronken land van Saeftinghe, waar we ons - gezien de uitgang -inge - nu al op kunnen verheugen. Aan de horizon zien we dan uiteindelijk de twee torens van de kerncentrale van Doel en de kranen van de haven van Antwerpen.
Ook de droogvallende zandplaten kunnen we nu goed zien en zien de overgebleven - niet doodlopende - vaargeul, waar zowel de kleine binnenschippers (vanuit de sluizen van Hansweert) en de grote zeeschepen (vanaf zee) door moeten varen om bij Antwerpen te komen. Een fraai gezicht geeft ook de vele tinten groen, die de grassen in het natuurreservaat geven. Door de verschillende kleurstelling kunnen we de wanden van de kreken ontdekken en daarmee dus de kreken.
Erg lang kunnen we hiervan niet genieten, aangezien de bergjes een onaangename geur verspreiden en het hier tevens stikt van de mugjes, vliegjes en andere moerasinsekten.
Krabbendijke
We rijden dus maar gauw verder en rijden via Gawege Krabbendijke in. Hier zien we in de Dorpsstraat De Echte Bakker Hirdes, met een terrasje, dus deze kans om te lunchen grijpen we met beide handen aan.
Het ziet er allemaal nog nieuw uit, dus een verbouwing ligt voor de hand. En dat klopt. Ze zitten hier sinds 2011. 24 november ging de bakkerswinkel open 1. Het blijkt dat hiervoor in dit pand Hotel Café Restaurant 'De Koophandel' gevestigd zat en dat ooit J.G. Joosten en daarvoor A.L. Verburg hier de scepter zwaaiden 2. C. Sinke zat er in ieder geval in 1945 3. Zoals vaak in een klein dorp met zo'n pand, is het lastig om dit vol te houden. De wereld veranderd, het wordt niet meer gebruikt voor veilingen, vergaderingen en andere soortgelijke zaken, zoals we bijvoorbeeld nog in 1963 en 1976 zagen 4. Hierna volgde een poging van een uitzendbureau om het tot pension om te bouwen, maar dat liep uiteindelijk spaak 5.
Wanneer we verzadigd zijn en voldoende hebben gezeten, kunnen we weer aan de wandel. We lopen even een stukje het Dorpsstraat in en zien meteen al twee soortgelijke dwarspanden staan. Beiden staan als enige woonhuizen op de monumentenlijst (32414 en 32413). Nummer 79 is in de periode 2004-2005 gerestaureerd. Beiden zijn aan het eind van de 18e eeuw gebouwd.
We lopen een klein blokje rond. Zo komen we door de Nieulande- en Poststraat en via de Noordweg komen we weer bij de auto uit. Bij de Zorgcentrum Ter weel zien we nog een beeld van een 'Zeeuws trekpaard met moeder en zoon'. We kunnen helaas niet ontdekken uit welk jaar dit komt en van wie dit werk is.
Wanneer we weer bij de auto zijn gekomen, verlaten we met Ronnie Tober en Marijke Uit Krabbendijke6 via Oostweg het dorp.
'Zeeuws trekpaard met moeder en zoon' Krabbendijke
gracht van fort Bath
'Vrije Evangelische Gemeente' Bath
'Keb wak wouw' Bath
Dag 9: van huis via Sas van Gent naar Breskens
kaart 9
Met even een weekendje thuis, waarin de gebruikelijke activiteiten plaatsvinden, gaan we aan het begin van de week weer weg. Het voordeel van zo'n weekendpauze is dat je ook maar voor een week aan spullen nodig hebt, dus kleiner en lichter bepakt.
We reizen deze week af naar Zeeuws-Vlaanderen. Op de kaart van Nederland is het ook altijd te zien als een eiland. Het ligt echter vanzelfsprekend vast aan Vlaanderen, het Vlaams Gewest en specifieker aan de provincies West-Vlaanderen met de hoofdstad Brugge en Oost-Vlaanderen met de hoofdstad Gent. Hier wonen dit jaar 23,7% (10,5 + 13,2%) van de Belgische bevolking op 19,9% (10,2 + 9,7%) van de beschikbare oppervlakte. Dus grofweg een kwart van de bevolking woont op een vijfde van het land. Dit is het directe achterland van Zeeuws-Vlaanderen 1.
Het is een prachtige dag en dat merken we ook op de snelweg, wanneer we weer richting Zeeland rijden. En we zijn niet de enige. Een file voor het knooppunt Zoomland waar de A58 en A4 gaan samenkomen is het gevolg. En zo schuiven we met z'n allen langs Bergen op Zoom richting Zuid-Beveland. Wanneer blijkt dat de file zich voortzet naar Goes, Middelburg en kust, vervolgen wij de A4 in plaats van de A58. We rijden daardoor vlak bij Lillo de toltunnel Liefkenshoektunnel in.
Dit is dan weer een vernoeming naar het fort dat aan de overkant van fort Lillo ligt, namelijk fort Liefkenshoek, die samen de verkeerstromen op de Schelde moesten controleren. Het maakte dan eigenlijk niet uit voor welke heersende partij op dat moment. Deze geschiedenis van laatste kwart van de 16e eeuw tot 80 jaar later en daarna ook nog vele strijdmomenten, zullen dit gebied voor altijd tekenen. De sporen in het landschap die dit heeft veroorzaakt zijn minstens zo herkenbaar als de herkenbare sporen van het water. Want ondanks het feit dat we dit land niet meer als een eilandenrijk herkennen, het is er wel degelijk een.
Aan de andere kant van de Schelde rijden we dus langs fort Liefkenshoek. Hier vinden we al gauw weer de aansluiting op de E34/N49/A11, die we bij knooppunt Kemzeke bij Tromp gaan verlaten. Hier rijden we verder richting Hust. Eerst over de Vlaamse N403 en aansluitend op de Zeeuwse N290.
de Cathalina bij de kade van Scaldis lijn in Antwerpen
Bij Hulst vervolgen we de N258, N62 en N683, waarmee we het Kanaal Terneuzen-Gent treffen, waar we tevens familiaire banden mee en herinneringen aan hebben. Overgrootmoeder Cathalina Adriaansen (1852-1916) is hier geboren en hier op 6-6-1876 gehuwd met Leendert Kanters tevens naamgever van het schip Vrouwe Cathalina, een omgedoopt schip uit 1885 dat eerst Vrouwe Jacoba heette. Op dit schip wordt dochter Cathalina (1891-) geboren. In 1905 komt Leen Kanters met een nieuw schip Cathalina. Dochter Cathalina trouwt op 05-09-1910 met Willem Marie Cornelis van Baalen . Zij zullen later op dit schip gaan varen. In 1927 laat Willem zijn eigen Cathalina bouwen. Deze Cathalina wordt vervolgens overgenomen door Willem zijn zoon Leendert van Baalen . Hierop heeft dochter Heleen tot haar zesde gevaren met haar ouders. En dus wordt Sas van Gent onze eerste stop vandaag.
Muurschildering (1958) van Robert de Caluwé (SvG, 6 mei 1913 - Myllyjärvi, 21 april 2005 3) in het gemeentehuis, waarin de vesting Sas van Gent gesitueerd is rond 1750.
Hierop zien we alle belangrijke objecten met naam aangegeven, zodat oriëntatie op de huidige kaart beter gaat.
We rijden via de Oostpoortweg naar de rotonde waar we driekwart om heen rijden om langs het oudste gedeelte - de eerste sluis - te rijden. Hiervan is vanzelfsprekend geen drup water terug te vinden, maar de inrichting van de openbare ruimte wil toch iets van de historie uitbeelden.
We parkeren de auto aan de Westkade en wandelen het gezellig uitziende Gentse straat in. Even later lopen we over de Markt naar de Maria Hemelvaartskerk of Cuyperskerk (509986). Deze kerk - dat in 1892 in gebruik werd genomen - is een ontwerp van Joseph Cuypers 4 (Roermond, 10 juni 1861 – Meerssen, 20 januari 1949 5) dat architectuurhistorische waarden heeft omdat het een zeer zeldzaam voorbeeld is van een betongewelfconstructie in deze bouwperiode 6. Typerend hoe de waardering in de loop van de tijd kan veranderen, immers tijdens de bouw werd het gebruik van cementijzer - zoals toen het gewapend beton werd genoemd - wat toen voor het eerst werd toegepast voor een gewelf, afgedaan als "nep" en "kitsch" 4.
Tijdens het fotograferen van het gebouw werden we vanaf de fiets toegeroepen of we het gebouw niet wilden kopen, want het staat te koop. "Voor 1 Euro is het van je." Dat zou natuurlijk best bijzonder zijn.
Volgens de makelaar moet het toch nog € 139.000,- k.k. opleveren. En daarnaast is het natuurlijk een groot pand 815 m² op 1.140 m² grond en dat vergt natuurlijk ook de nodige onderhoud met bijbehorende financiën 7.
De locatie van De Stuiver 8 is uiteindelijk vergraven tot kanaal en tegenwoordig resteert hiervan slechts een haventje voor motorboten.
Op de voorkant van de kerk vinden we een plexiglazen plaat als memoriam aan Conrada Haast.
Zij was een zuster van de pastorie de Moriaen dat aan de linkerkant van de kerk was gevestigd. Zij overleed op 5 oktober 1866 aan cholera, nadat ze aan een schippersfamilie hulp had verleend die aan de Stuiver in quarantaine lag. Er braken in deze periode regelmatig cholera-epidemieën uit, sinds de handel met het Verre Oosten weer op gang was gekomen. Cholera of braakloop, een infectieziekte van de darmen, ging gepaard met hevige diarree en daardoor veel vochtverlies, kon in de periode van deze epidemie - 1866-1867 - nog niet genezen worden. Zuster Conrada zal de schippersfamilie verzorgd hebben door de personen te verwarmen met wollen dekens, heet zand en kruiken met warm water 9. Dat het een van heftige epidemieën was dat zo'n miljoen slachtoffers in Europa kostte, blijkt wel aan de naam dat deze vijfde epidemiegolf kreeg, triomf des dood10.
Wat kunnen we over Conrada Haast nog terugvinden?
Wanneer we gaan zoeken in Zeeuwen Gezocht op 'Haast' en 'Sas van Gent' vinden slechts drie records, waarbij van alle drie toevallig de datum op 5 oktober 1866 staat, de sterfdatum van Conrada Haast. We hebben dus een mooie vangst. Bijzonder is het om te lezen dat het om Laurina Haast gaat. In haar overlijdingsakte staat dat ze 40 jaar was toen ze overleed. Ook vermeldt het haar ouders: Joannes Haast en Dijmphna van den Berg. Ze is geboren in Wouw.
Er is ook nog een Memorie van Successie van haar. Hierbij wordt bij opmerkingen vermeld: Religieuze 14. Dit alles bevestigd dat het hier echt om Conrada Haast gaat.
Ze zal dus rond 1826 geboren zijn.
Een internetzoekvraag naar haar ouders levert slechts uitbreiding van schrijfvarianten op met enkele jaren van hun:
Joannes Haast: (1776-1829) Johannes Baptist Haast, gedoopt 3 juni 1776 in Roosendaal (NB), overleden op 26 mei 1829 te Roosendaal en voor de tweede maal gehuwd op 14 februari 1825 te Wouw (NB) met 1516;
Dijmphna van den Berg: (1783-1859) Dijmphna van den Bergh, geboren 13 december 1783 in Oostelaar, gedoopt 13 december 1783 in Wouw (NB), overleden 19 augustus 1859 in Wouw (NB) 15.
Wanneer we nogmaals met enkele gegevens gaan zoeken op het internet met de losse woorden "Haast Berg 1776 Roosendaal 1825 Wouw" vinden we meer gegevens van haar vader. We leren dat hij ook in Roosendaal is overleden op 26 mei 1829 en van beroep tapper was. Hij was tweemaal getrouwd. Eerst met Laurina van Oers en daarna dus met Dimphna van den Berg 16.
Met Laurina (ook Laurentia) huwde hij op 07-07-1799 in Roosendaal 17. Verder weten we van Laurina dat ze waarschijnlijk rond 1777 in Hoeven is geboren en is overleden op 9 mei 1824 18. Hoewel bij deze bron de echtgenoot als Jan Janse Haast op het extract van Etten-Leur gemeld staat, waar datum overleden 15-05-1824 is 19, is deze periode aannemelijk omdat Johannes het jaar daarop hertrouwt. Hij heeft diverse kinderen gekregen tussen 1800 en 1813 die dus tussen de 24 en 11 jaar oud zijn bij het overlijden van hun moeder.
Wat het effect op Dijmphna is wanneer hun vader en haar man na zo'n drie jaar komt te overlijden in 1829 is natuurlijk moeilijk te zeggen. De stiefkinderen zijn dan tussen de 27 en 14/15 jaar, terwijl haar eigen kind - onze Conrada / Laurina - een peuter is.
In de Nederlandsche Staatscourant verschijnt woensdag 5 september 1866 een bijvoegsel met een overzicht van alle maatregelen die de besturen van de 112 gemeenten in Zeeland hebben genomen. Nadruk ligt hier op het schoonmaken en houden van lijf, leden, huis en omgeving en gebruik van schoon water 11. Waarschijnlijk was zuster Conrada de enige en laatste die overleed aan cholera in Sas van Gent die week 12. In december van dat jaar blijkt dat er tot dan toe in Zeeland 372 zijn 'aangetast' door de cholera, waarvan er 239 personen zijn overleden. Er blijkt slechts 1 persoon te zijn overleden aan de cholera in Sas van Gent, zodat we kunnen aannemen dat de schippersfamilie het dankzij de goede zorgen van zuster Conrada het heeft overleefd 13.
In de jaren 50 van de 20e eeuw was De Stuiver een goede plek voor de botersmokkel, aangezien het tussen de Nederlandse en Belgische douaneposten bevond 20.
Intussen hebben we behoefte gekregen aan ons natje en droogje. We worden op onze wenken bediend, want in de Ooststraat vinden we De Gastronoom. Wanneer we weer een beetje zijn bijgekomen, besluiten we verder te wandelen. We lopen de dijk op en komen weer uit op de Westkade. We steken de weg over om aan de waterkant te lopen en zo beter zicht op de panden te krijgen. Aan de overkant treffen meteen een beeld aan van de Schepentrekker. Deze functiebenaming kennen we ook als scheepsjager. De Scheepstrekker is gemaakt door H.J. de Bliek in 1976. De plaat is onthuld vanwege de 1e schepentrekkersfestival op 19-06-1992. Het verschil tussen de jager en trekker zou kunnen zijn dat deze trekker het schip slechts door de sluis hielp 21. Maar dit is misschien een lokaal iets. Een mogelijkheid is, dat alleen hier bij de sluis van Sas van Gent het schip getrokken hoefde worden omdat er voldoende ruimte was om te zeilen. Mogelijk is het invoeren van een scheepstrekker het vervolg op het Reglement dat de Raad van State hier op 24-6-1695 heeft in laten voeren om schade aan de sluis te voorkomen. Kennelijk waren er wantoestanden in deze periode dat het nodig was met om strenge maatregelen inclusief boetes te komen 22. Elders wordt met het begrip scheepsjager, scheepstrekker, paardenjager, schuitenjager en in Vlaanderen boottrekker bedoeld dat een schip langs een kanaal getrokken wordt. Het begrip is dus misschien een lokale variant hierop, want dit begrip is minder gebruikelijk. Ook voor een scheiding tussen de twee begrippen scheepsjager en scheepstrekker, waarbij de trekker zelf het schip trekt en bij jager het paard, is nauwelijks grond voor gevonden 23.
Op 18 en 19 juni 1994 vond dit festival voor de derde keer plaats 24. Het valt hierbij wel op dat en het Reglement en beide genoemde festivals allen in juni plaatsvinden.
Hubrecht Jan de Bliek is geboren in Schoondijke (Oostburg) op 31-12-1911 en overleden in Terneuzen 18-02-2001 en maakte als aquarellist, schilder en beeldhouwer voornamelijk figuurvoorstellingen 25.
De gelopen wandelroute in Sas van Gent.
Wanneer we bij de Oostdam aankomen vinden we bij de voetgangersingang van het parkeerterrein Keizer Karelplein een toeristische route. We besluiten deze route op onze eigen wijze te volgen.
Aan de overkant van de straat zien we een statige pand De Drij Passagiers en Den Reijsenden Man. Dit zag er in de 1974 erg anders uit en het is daarna weer bewoonbaar opgeknapt 26.
Tussen de beide wegen komen we het uitgebreide carnavalsmonument 't Beetje aan de Westkade tegen. Eerst stond hier 11 jaar lang helemaal alleen het symbool van de Betekoppenstad Sas van Gent. Dit was toentertijd geschonken door de 4x11-commissie. In 2012 werd het omringd met 'een soort geschiedenismuur', ditmaal geschoken door de 5x11-commissie aan het einde van het jubileumjaar. De muur bestaat uit vijf glazen panelen met per periode diverse carnavalsfoto’s. De panelen zijn gemaakt door Sas Glas. De panelen werden onthuld door burgemeester Jan Lonink om precies 14:11. Hieraan voorafgaand had de wethouder Frank van Hulle verteld over het afgelopen jubileumjaar. Daarna werd het glas geheven op het komend carnaval 27. Jammer genoeg viel het doek voor de eerste vlakglasfabriek in Nederland 1½ jaar later, waar de laatste werknemers ook werden ontslagen 28. Een hard gelag voor alle werknemers van dit innovatieve en bij iedereen bekend bedrijf, wanneer we een aantal werken opsommen, waarin we hun glas kunnen terugvinden: het Operahuset in Kopenhagen, de luchthaven van Luik, het Witte Huis (parlementsgebouw) in Moskou, het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum (waarschijnlijk in Nederland het meest bekende!), het World Trade Center in Rotterdam en het ministerie van VROM (nu Infrastructuur en Milieu) in Den Haag 29.
We lopen verder langs De Drij Passagiers en Den Reijsenden Man en komen op de hoek een pand tegen dat in een paar mooie tinten groen is geschilderd, met in een fraai lettertype geschreven het Schippershuis op de voorkant. Dit schept geen enkele verwarring op deze manier. Gaan we nog even terug in de tijd naar het dubbelhuis De Drij Passagiers en Den Reijsenden Man. Tot 1665 heten ze Het Schippershuijs en Den Reijsenden Man.
Maar ook het Schippershuis droeg verschillende namen. Het pand is waarschijnlijk gebouwd rond 1620 en heette in 1670 Den Hoorn, in 1682 werd het Den Eenhoorn, waarna in 1684 De Posthoorn ging heten. Datzelfde jaar, dus in 1684, werd het ook Het Schippershuijs genoemd om vervolgens weer in 1689 Den Hoorn genoemd te worden 30.
We lopen de straat verder in en komen bij de Kloosterstraat een fraai stukje historisch vernuft tegen, een Watergetijdemolen. Zoals we intussen begrijpen uit de voorafgaande week hebben vele kustplaatsen zo'n watergetijdemolen in de stad. Deze molen is aan het einde van de 17e eeuw, in 1698 gebouwd en heeft ruim 100 jaar z'n werk gedaan. Wanneer de stad weer eens belegerd werd verving het de drie korenmolens, die door wind werden aangedreven. Op de door het eb- en vloedwater aangedreven rad was een ondergrondse graanmolen aangesloten, waarbij ook een bakkerij was ondergebracht. Op de muurschildering van Robert de Caluwé is de Bakkerij en 's Lands Korenmolen met de waterpoort en het netwerk van water mooi te zien.
Grappig is dat we tegenwoordig verrast worden bij het NOS (16-06-2015, 12:01) met bijvoorbeeld Oosterschelde krijgt getijdencentrale, waarbij "Voor het eerst gaat in Nederland commercieel energie uit eb en vloed geproduceerd worden." of filmpjes op YouTube als bijvoorbeeld Getijden Energie 3D-Model.
Op het hoekje met de Brandspuitstraat in een miniparkje krijgen we middels zes informatiepanelen de ontstaansgeschiedenis van Sas van Gent tot ons. Ze zijn geïllustreerd met mooie kaarten van het Stads- en Rijksarchief Gent.
We lopen verder naar de Kleine Markt, dat op de muurschilderingskaart ook wordt aangeduid als Spaanse Markt. De Klijne Markt, zoals het ook werd geschreven in de 17e eeuw, lag een beetje in het midden van het Spaans of "Duijtsch" Quartier. De Brandspuitstraat en het zo te lopen straatje Grootmajoorstraat, maakten hiervan ook onderdeel uit. Dit is een zeer oud gedeelte van het lage Sas van Gent 30. Wij kunnen daarvan echter niets van terugvinden en kijken slechts oplettend naar de naambordjes of we familienamen herkennen.
We komen uit bij de laatste nog zichtbare bolwerk dat de naam Generaliteit heeft gekregen.
De geschiedenis van de Tachtigjarige oorlog en de oorlogen die daarna volgen zal door het gehele Zeeuws-Vlaanderen z'n verhaal vertellen. We vinden bij dit Bolwerk het verhaal dat grofweg begint met een vernietigende aanval op Sas van Gent - zoals we vorige week ook regelmatig tegenkwamen - door de Watergeuzen op 21 mei 1572. In 1577 was de schade weer hersteld en was het zelfs uitgebreid tot vesting. In opdracht van Alexander Farnase, die toen de hertog van Parma was, werd Sas van Gent in 1583 heroverd.
Dit werd mogelijk gemaakt met hulp van de hoogbaljuw van het land van Waas, Servaas van Steelandt (1533 - 6-9-1607), dat hij vervulde in de perioden 1562-1576 en 1579-1604. Dit voormalige Waasgouw en later Waasland ligt tussen de Schelde in het Kanaal van Gent naar Terneuzen. Farnase rukte namelijk uit het zuiden op met zijn leger vanaf Ieper, tussen de twee grote steden Brugge en Gent door naar de sluis Sas van Gent. Zijn plan was om tussen Gent en Antwerpen te overwinteren en daarna beide steden te veroveren. Dus in het land van Waas. En dus had van Steelandt een probleem. Hij koos voor vrede met Spanje en gaf daarmee Farnase toegang tot Waasland en alle onderhoud en onderdak dat Farnase nodig had om de rest te veroveren. Van Steelandt bleef ook nu weer hoogbaljuw. Hiermee kan van hem gezegd worden dat hij op z'n minst met alle te verwachten succesvolle winden meewaaide. Anderen kunnen dat beschouwen als verraad 31 of het spel van zogenaamd succesvol overleven.
Twee generaties verder - dus weer opgegroeid onder Spaans gezag - staat Frederik Hendrik van Oranje (Delft, 29-1-1584 – Den Haag, 14-3-1647 32) op 28 juli 1644 voor de poort van Sas van Gent. Na een dikke maand van beleg, op 5 september 1644 gaven de Spanjaarden zich over. Wederom werd de vesting verder uitgebouwd en versterkt tot een van de sterkste van Europa.
Tegenwoordig is dit bolwerk dus een restant van eeuwenlange strijd.
We lopen met een boog om dit bolwerk heen door over de Kerkhoflaan, naar de begraafplaats te lopen in de hoop bekende namen tegen te komen. Helaas is het hek gesloten, zodat er niets anders op zit om via de Paardenvest en Westdam het rondje af te maken en iets minder afgeleid naar de haven terug te lopen. Wanneer we via het bruggetje de overkant, de Oostkade bereiken zien we op de Westkade enkele mooie panden staan. Een ervan heeft een gevelsteen met daarop de gouden dorpspomp en de tekst "De gulden fonteyne" 1645. Even verderop komen we een iets jonger exemplaar tegen met Art Nouveau-achtige kenmerken.
We besluiten om door de Veerweg verder lopen omdat het er zo sfeervol uitziet. Het brengt ons vanzelfsprekend naar de waterkant. We bereiken een gedempte sluis, dat ooit groter was dan de eerste, maar nu weer ingehaald is door modernere opties. De gedempte sluis is opgeknapt en ligt er strak bij. Wanneer we onder de verkoelende bomen verder lopen, zien we tussen het bosschage de lange stenen perceelafscheidingsmuur lopen.
Het laatste pand hadden we zeker ook al waargenomen toen we over het bruggetje van de Westkade naar de Oostkade liepen. We zien het nu van de achterkant en die is minstens zo mooi, zo niet mooier. Het Hertog van Marlborough-huis (33042) is tijdens Open Monumentendag te bezichtigen. Dit pand is in 1648 gebouwd door Alexander Feris, een kanonnier en timmerman, die minstens 20 panden gebouwd heeft. De huidige bewoner, V+G Architekten heeft het pand volledig gerestaureerd, zoals we in het boekje kunnen lezen. In een dikke half jaar in 2006 was 95% gereed. Daarna zijn de vele puntjes op de i gezet, zodat het geheel in 2008 klaar was.
De naamgeving van het pand is gedaan door bewoner Pieter Neteson Janszoon in 1724, waarschijnlijk ten ere aan de Hertog van Marlborough, die toen al was overleden en er dus zelf ook nooit gewoond heeft. Deze hertog, John Churchill (Devon, Ashe House, 26 mei 1650 – Windsor Lodge, 16 juni 1722), inderdaad familie van, kreeg zijn titel van de schoonzus van Willem III, Anna Stuart, die toen koningin was van Engeland. John vocht namelijk ook mee aan de zijde van Willem 33.
We lopen onder de bomen vandaan de zon weer in en vinden het haventje dat nu plaats biedt aan een aantal historische schepen. We zien onder andere de Emmanuel liggen. Dit Kanaaleiland heeft de aflopen 10 jaar de nodige opknapbeurten en bestemmingsveranderingen gehad. Wij treffen een ruime punt van het eiland aan dat is ingericht voor campers. De wandelboulevard heeft een maritiem thema dat wordt begeleid met talloze informatiebordjes. We lopen weer terug via de Oostdam en hebben zodoende langdurig zicht op het pand dat we al hierboven besproken hebben De Drij Passagier - Den Reijsenden Man.
Wanneer we weer bij de Oostkade zijn, lopen we deze weer terug naar het bruggetje. Onderweg komen we langs het voormalige protestantse kerk, nu Het Kerkje genoemd, waarvan de geschiedenis in 1648 met een imposante kruiskerk begon. Deze vinden we ook terug om de muurschilderingskaart van De Caluwé. Tegenwoordig huist hier het reclamebureau Recht door zee, dat het Kerkje na tien jaar leegstand in 2007 van de ondergang redde. Omdat ze werken en wonen wilden combineren is er ook woonruimte gecreëerd. Hiervoor werd - hoe kan het ook anders bij een reclamebureau dat bruist van de originele ideeën - op 4 februari 2009 de 5385e steen gelegd door Madelief en Peer.
In de hal van de kerk hangen de memorabele gebeurtenissen die ook op de site van het Kerkje te zien zijn. En aangezien de mensen hard aan het werk zijn, gaan we ze natuurlijk niet storen.
Op de hoek van de Veerweg zien we nu de ingemetselde steen van De Vyfhoeck. In dit voormalige dokterspraktijk / woonhuis uit 1905 bevindt zich nu een woonhuis en de gelijknamige webwinkel met antiek en brocante.
Dorstig geworden van deze wandeling lopen we weer naar het bruggetje waar aan de overkant Café De Rijnvaart zit. We kiezen een mooi plekje uit op het terras waar we ons verfrissend drankje kunnen drinken.
We kunnen echter niet vreselijk lang blijven zitten op het terras, want we zijn immers op weg naar ons tweede vakantiehuis van deze vakantie. De auto staat gelukkig dichtbij, aan de overkant van de weg, zodat we na het afrekenen ook vlot weg kunnen rijden. We rijden langs het kanaal weer terug door het centrum en rijden de rotonde half, zodat we rechtdoor rijden. We volgen de N252 richting Terneuzen. Net na het kruispunt komen we het Industrieel Museum tegen, maar dit laten we even aan ons voorbij gaan.
Bij de afslag naar Zandstraat gaan we van deze weg af. Over de Zandstraat kunnen we naar Phillippine, waarna we verder langs de huidige Belgisch-Nederlandse grens rijden over de Dijckmeesterweg. De vormen van de diverse (land)weg, dijken, sloten, kanalen en plasjes die we vanaf deze weg kunnen volgen, brengt een verwarrend beeld. Het ene moment zijn het strakke, rechte, hoekse vormen om afgewisseld of overgenomen te worden door ronde, natuurlijke vormen en vice versa. Het landschap laat zich hier niet eenvoudig lezen, vanwege de vele (deels) zichtbare lagen die het heeft. Na de Issabellahaven en Spanjaardsweg heet de weg Issabellaweg. De gehuchten waar de langs of doorheen rijden dragen namen als Kapitalen Dam, Pyramide, Ponte-Avancé en Ponte. Ook rijden we met deze Issabellaweg langs de Linie of Passageule. Bij Ponte worden we als het ware gedwongen om bij IJzendijke de N61 (dan wel de parallelbaan voor het langzame verkeer) te gaan volgen. Deze sinds eind 2014 vernieuwde weg met gescheiden banen is een zeer vlotte verbindingsweg in Zeeuws-Vlaanderen. We rijden dan ook vlot naar Schoondijke en Breskens.
En het moet gezegd worden. Tijdens het rijden van deze route bekruipt iets bekends het gevoel. Strakke blauwe hoge hemel met daaronder in de verte af en toe een dijk met een rij populieren, met daarachter weer een rij op een kronkelende dijk en als je mazzel hebt krijg je een doorkijkje zodat een derde nog kleinere rij zichtbaar wordt. De blik is ook hier naar het noorden gericht en daarmee het licht van achteren komend. Het Hoogeland, de noordelijkste streek in de provincie Groningen, is waaraan dit doet denken.
Laten ze nu in IJzendijke een dijk uitspreken als diek, terwijl het in Phillippine dijk is 34. De verbinding is bij deze gemaakt (dan wel hersteld). Ook De Meijer beschrijft een soortgelijke herkenbare, maar andere ervaring, wanneer ze van Groede naar Oostburg rijdt 35.
Breskens
In Breskens gaat het vanzelfsprekend weer niet vanzelf, omdat we een afslag te vroeg van de weg af gaan en zodoende verplicht worden alvast een stukje van het dorp mee te nemen. Na wat keren en draaien vinden we uiteindelijk de weg die ons naar Droompark Schoneveld brengt.
Bij aankomst melden we ons en krijgen de nodige uitleg en andere benodigdheden om hier een week te kunnen vertoeven.
Het blijkt dat we in een huisje zitten dat zo'n 220 meter van de duintop verwijderd is. En daarna is het bij vloed nog een kleine 200 meter dat we in zee staan.
Maar eerst gaan de wagen uitpakken en het huisje inruimen, zodat alles weer klaar is voor bewoning. Dit houdt voor de verandering ook in dat we alle ramen even flink tegen elkaar open moeten zetten, want binnen warmt het snel op, wanneer de zon schijnt. Mogelijk ligt hier geen zonwerend-materiaal, als lichtkleurig grind of water op het dak, dan wel een natuurlijke groendak. Dat zou al een hoop hitte schelen.
Wanneer we klaar zijn en "ingeburgerd" zijn, lijkt het ons wel wat om aan het strand ergens iets te gaan eten.
En dus bereiden we voor op een strandwandeling. Een eerste blik vanaf de duintop geeft natuurlijk een verrassend nieuwe uitzicht. We kijken zo over het 5 kilometer brede Westerschelde naar Vlissingen. En natuurlijk hebben we zicht op de Noordzee. Dus we hopen dat we hier nog mooie zonsondergangen zullen vinden.
Maar eerst lopen we over het strand, langs en door het water richting Breskens. Al gauw naderen we het eerste strandpaviljoen, maar daaraan lopen we voorbij, want we zijn nog net aan de wandel. Vervolgens naderen we de Veerhaven van de pont Vlissingen-Breskens. Hier eindigt ook de duinenrij en word langzaam opgevangen door muur dat meteen als herdenkingsteken wordt gebruikt voor de vele drama's die hier hebben plaatsgevonden. Zo lezen we bijvoorbeeld 1943 Atlantikwall op de bovenste rand van deze dijkversterking. Hiervoor is in juni-juli 2012 vijftigduizend kubieke meter klei afgegraven in een gebied dat daarna Waterdunen zal gaan heten 1.
Om in Breskens zelf te komen moeten we natuurlijk om het haventje heenlopen en dus moeten we dit pas verhoogde dijk op.
Aan de andere kant van de haven blijven we op dezelfde hoogte lopen. Er is hier namelijk veel keus waar je naar toe wilt. We zijn nu eigenlijk al bij Breskens zelf aangekomen en besluiten daarom maar even in het dorp zelf te kijken, hoe het zit met het aanbod. We komen hier ook een beeld tegen van Dirk van Hecke dat zijn draaiende handtekening laat zien. Het gaat om het werk Versluierd dat hier sinds 2010 staat. Het beeld is tijdens een feestelijke bijeenkomst ter gelegenheid van het 500-jarig jubileum van het vissersdorp op vrijdag 11 juni 2010 officieel overgedragen aan het dorp 2. Dit beeld is ook al eens geëxposeerd geweest in het recreatiedomein De Brielmeersen in Deinze 3 dat aan de Leije ten zuidwesten van Gent ligt.
Naast het maken van beelden van diverse materiaalsoorten maakt hij - samen met enkele vrienden - deel uit van een historische ambachtengroep, nadat hij zich was gaan verdiepen in de middeleeuwen 4.
We lopen via de Promenade verder en gokken ergens ten hoogte van 'Strandpaviljoen Breskens aan Zee' dat we hier naar beneden kunnen lopen om ergens in het centrum uit te komen. En inderdaad, via de Strandstraat komen we uit op het Spuiplein. En hier is voldoende keus in restaurants, bistro's etc. Maar we zijn duidelijk niet de enige die willen eten. We lopen het rijtje af en vinden bij Cafe Centraal / Bistro de Buurman het eerste lege plekje op het terras. En vanzelfsprekend wordt er 'uit de zee gegeten'.
Na het nemen van onze gebruikelijke cappuccino's lopen we weer naar ons huisje.
We blijven even een poosje kijken bij gezellig potje jeu de boules, dat echter wel professionnelle gespeeld wordt. En dat wordt natuurlijk ook met de mond beleefd. Op de hoek van het plein vinden we nog een herinneringsbeeld aan 1 februari 1953, dat hier op 3 april 1993 is onthuld. Het heet Het verwoestende water en is van de hand van Jan Goossen.
Om een beetje in de buurt te blijven van onze 'heen' route - we hebben geen kaartje meegenomen - lopen we terug via de vermoedelijke parallel aan de Promenade lopende Boulevard. En inderdaad, wanneer we de straat hebben uitgelopen, volgt na de bocht een weg ophoog, de dijk op. En we zijn weer bij het haventje. We blijven nu op het hoogste punt van de dijk en later duinen lopen, dat de Noordzeeroute gaat heten. Wanneer we de haven voorbij zijn volgen we met deze dijk eerst de contouren van het Fort Frederik Hendrik, onder een andere naam door Napoleon gebouwd rond 1809 en dat deel uitmaakte van de 'Positie van Breskens'. Daarnaast vinden we hier een kaart van de overstroming in 1953 en de aangelegde dijken daarna. Ook een beeld geeft nogmaals de herinnering weer.
Een paar honderd meter verder kunnen we alweer met de trap van de duin af en zijn we weer bij het huisje, waar we ons overgeven aan het nietsdoen.
Het weer ziet er veelbelovend vandaag. Vanuit het westen komt een strakblauwe lucht onze kant op.
Jammer genoeg hebben we verzonnen om vandaag naar de vestingstad Hulst te gaan en voordat de bewolking daar is weggetrokken, zijn we wel een paar uur verder. We rijden de snelste en makkelijkste route N61 - N62 - N258 naar Hulst en komen daar binnen drie kwartier aan.
Hulst
We parkeren de auto net buiten de vesting op een bijna leeg parkeerterrein op de Steensedijk. We vragen ons echter af of we hier ook moeten betalen. We zien een automaat staan en lopen ernaartoe. Omdat we kennelijk staan te klooien bij de automaat, besluit een flatbewoners ons uit de brand te helpen. Hij roept ons vanaf zijn balkon toe dat het vrij parkeren is. Alleen in het weekend is het betaald parkeren. Daar komen we goed mee weg. Beter was natuurlijk geweest dat we een folder van de gemeente Hulst over het parkeren ergens hadden mee genomen. We bedanken de bewoner hartelijk en lopen terug naar de auto om onze spullen te halen.
We worden aan de overkant van de straat opgewacht door Boze soldaten van Gerard Brouwer. Brouwer (Leiden, 21-10-1951 1) geeft zelf Staatsen en Spaansen als titel aan het beeld. Het is hier in 2005 geplaatst 2.
We wandelen langs de Buiten en Binnenvest over de Stationsweg naar de toegangspoort van de vesting. Hier is meteen al van alles te zien op cultuurhistorisch gebied.
Hierbij wordt ook onze leesvaardigheid op de proef gesteld. Wanneer je weet hoe je dit moet lezen is het echter geen probleem meer.
Naast de Gentsepoort vinden we nog een werk van Gerard Brouwer. Dit werk draag de naam Tamboer en Vaandeldrager.
Het Reynaertmonument uit 1938 van Antoine Damen (Bergen op Zoom, 1902) dat we naast de poort zien, is op 12 september 1938 onthuld, zo kunnen we lezen op het zijpaneel met de bijzonder gebeitelde tekst, dat beeldhouwer Luc Ingels in het voorjaar van 2011 heeft schoongemaakt en opnieuw heeft uitgekapt 4.
Het is echter niet op deze plek onthuld. Het stond namelijk tot 1945 op de Markt 5.
Markt is echter een aanduiding die we niet kunnen plaatsen in Hulst. In de diverse kranten kunnen we lezen dat het monument op maandagochtend 12 september 1938 is onthuld op het Koningin Wilhelminaplein 6. We kunnen echter ook het Koningin Wilhelminaplein niet meer plaatsen. Wel vinden we op de voorpagina van het Middelburgsche Courant van 30 november 1925 dat de Wilhelminastraat in een spoedeischende vergadering op donderdag de 26e november is gewijzigd in Burgemeester Frans van Waesberghestraat. Vervolgens werd tevens de Houtmarkt gewijzigd in de Koningin Wilhelminaplein 7.
Wat is hier aan de hand, is de burgemeester plotseling overleden? Nee, Frans van Waesberghe komt pas te overlijden op 4 april 1934 8. Er was iets anders aan de hand. Op 21 augustus had hij tijdens de vergadering laten weten dat hij - de Burgemeester - op 1 september zijn taken zou neerleggen op doktersadvies 9. Met zijn gezondheid zou het daarop niet echt beter gaan. Vandaar de Gemeenteraad vervolgens achter gesloten deuren verder wilde praten over welk eerbetoon ze voor de Oud-Burgemeester konden laten maken 7.
De wandelroute door Hulst.
Een verrassing hebben ze in ieder geval afgesproken. Namelijk een straatnaam naar hem vernoemen.
Men wilde waarschijnlijk niet geheel zonder Koningin Wilhelmina, vandaar dat de Houtmarkt hiervoor opgeofferd is.
Vreemd genoeg was echter al twee jaar eerder, in 1923, bekend dat er iets heel anders aan de hand was met de burgemeester en dat kreeg kennelijk in de zomer van 1925 politieke consequenties.
Er waren namelijk in 1923 verkiezingen geweest en dat ging er niet helemaal fraai aan toe. Twee personen stonden hier tegenover elkaar, notaris H.A. van Dalsum en burgemeester Van Waesberghe. Van Waesberghe had volgens Van Dalsum art. 78 van de kieswet misbruikt. Het College van Gedeputeerde Staten van Zeeland kwam eraan te pas en zij verklaarde op 28 juli 1923 een stemming voor de gemeenteraad van Hulst nietig ‘wegens bedrog aan de zijde van de partij van burgemeester F. van Waesberghe’ 9.
En dit was dus ook de werkelijke reden van het aftreden van de burgemeester. De straatnaam bleef en bestaat echter nog steeds.
Maar waar is het Koningin Wilhelminaplein gebleven? Enkele jaren na deze naamwisseling breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Op 3 januari 1942 doet het Generalkommissariat für Verwaltung und Justiz de melding de deur uit dat alle namen van de levende leden van het koningshuis uit het straatbeeld moesten verdwijnen 10. En zo verdween dus weer het Koningin Wilhelminaplein. Aannemelijk is dat het weer Houtmarkt is gaan heten, want zo heet het nog steeds.
Na de bevrijding werd op 18 mei 1945 besloten om deze naamwijzigingen ongedaan te maken 10. Dat is in dit geval kennelijk niet gebeurd.
En zo weten we dan nu dat het Reynaertmonument dus in 1938 op het huidig zo genoemde Houtmarkt is onthuld.
Maar wat heeft Hulst met Reynaert de Vos? En waar gaat dat verhaal eigenlijk over?
Om met laatste te beginnen. Het verhaal gaat in het kort over het volgende:
Reynaert de vos ontbreekt op de hofdag waar alle andere dieren wel aanwezig zijn. Reynaert zou te veel misdaden hebben gepleegd. Hij wordt gedagvaard en drie dieren worden erop uitgezonden om hem te halen, die hij een voor een weet te misleiden. Met de laatste gaat hij echter mee. Na de veroordeling tot de galg, spreekt hij nog eenmaal tegen het koninklijk paar, die hij weet te overtuigen dat hij een staatsgreep tegen hun heeft weten te verijdelen. Wanneer hij op 'pelgrimstocht naar Rome' gaat, vinden vele dieren de dood die kwaad over hem spraken en verworden tot schoenen, tas en eten. Dan wordt het bedrog duidelijk en er wordt een sconinx vrede over Reynaert uitgesproken: vogelvrij 11.
Over de auteur van het verhaal bestaat geen zekerheid, maar men vermoed - gezien de inhoud - dat het om een raadsman of griffier moet gaan uit Gent of omstreken. Zijn naam zou Willem zijn, zoals uit de laatste regels zou blijken. Hier vormen de eerste letters van deze regels een acrostichon, dat ‘bi Willeme’ vormt. Het verhaal wordt gedateerd rond 1260 12.
Omdat het verhaal zich ten noorden van Gent, in het Waasland en in Hulsterambacht afspeelt, zo worden bijvoorbeeld Hulsterlo (Nieuw-Namen), Absdale en Elmare, de uithof van de Sint-Pietersabdij ten zuiden van IJzendijke genoemd, is Hulst zich sinds de twintigste eeuw Reynaertstad gaan noemen 12.
Uiteraard willen we ook de vestingstad op geëigende manier betreden en dus lopen we door de iets gekromde poort de stad in. Via de Gentsepoort en winkelstraat Gentsestraat lopen we richting het Grote Markt en Sint Willibrordus Basiliek, het midden van de stad. Halverwege de straat worden we verleidt om een bezoekje te brengen aan Boekhandel Remortel. Binnen kunnen we het niet weerstaan om De Staats-Spaanse linies : Monumenten van conflict en cultuur van Jan J.B. Kuipers aan te schaffen, want linksom of rechtsom zullen we ons toch een beetje moeten verdiepen in deze bizarre sneden in het landschap van Zeeuws-Vlaanderen.
Bij de Grote Markt aangekomen zien we weer een Reynaert-beeld. Hierop staat vermeldt Als de vos de passie preekt van (Chrétien 13) Chris Ferket (Stekene, 6-9-1929 - 18-6-2009). Hij was dichter en beeldhouwer en daarbij voornamelijk de Reynaertkunstenaar, maar ook Reynaertvorser, die zelf een vos was, vanwege zijn kracht om burgemeesters en wethouders warm te maken voor zijn beeld in hun gemeente. Zo ook de creatie waar we nu voor staan, waarvan een latere variant midden in de Oudemanskreek in Sint-Jan-in-Eremo staat 14.
Ferket beeldt hier de variant op het spreekwoord ... boer pas op je ganzen uit. Hij benadrukt hier nog meer - door juist met dit beeld naast de basiliek te staan - de hypocrisie van het passiepreken.
De oplopende brugdelen - dat verwijst naar de brug van Waterland-Oudeman - is een altaar. De heilige vos - hij draagt immers een gouden aureool - staat onbeschaamd in al zijn naaktheid, waarbij zijn edele delen goed zichtbaar zijn, de ganzen op te wachten. Ze lopen zo hun ongeluk tegemoet 15.
Linksachter dit beeld zien we nog een stukje van een ander beeld, die we daarna op de foto zetten. Dit beeld draagt de titel Het Beduimelde Boek en is van de Luc Inghels. Dit is dezelfde als Luc Ingels, die we hierboven al tegen kwamen. Luc is geboren in Biervliet op 30-3-1956.
Ook klikken we de Basiliek, het stadhuis en het café op de foto en bij de laatste gaan we straks maar eerst even lunchen voor dat we verder gaan. We merken op dat hier ook het eten vanuit een ander etablissement komt. Dit hadden we gisteren in Breskens ook al waargenomen.
Maar eerst nog even naar de Sint Willibrordus Basiliek. Het ANWB-informatiebord vermeldt ons de hoogtepunten van dit gebouw, dat begint rond 1200. Het is aan de voet van een vroegere burchtheuvel gebouwd. Van Hulst is echter bekend dat het al rond 1100 een hoofdplaats was van de gelijknamige schoutambacht, waar ook de oudste parochiekerk stond 17. Dat deze plaats al een oudere historie heeft dan de schriftelijke documenten weergeven ligt voor de hand, aangezien het aan een kreek lag, die we van bovenaf nog enigszins in het landschap kunnen terugvinden. Over deze zeegeul met naam Saxvliet vinden we in Hulst, maar buiten de vesting, nog een verwijzing de Saxhavenstraat. Deze kreek liep zo ongeveer langs de Oude Vaart richting Stoppeldijk. Ten zuiden van Vogelfort en Oude Stoof liep het naar Kampen waar het in verbinding stond met de Westerschelde 18. In die periode zag de wereld er anders uit, want de huidige Westerschelde bestond toen nog niet. We hebben het dan ook over de Honte, een in oostelijke richting afstromende gedeelte naar de Schelde 19.
Nu we weten dat Hulst voor de scheepvaart van die tijd aan goed bruikbaar lag, zal het ons ook niet verbazen, dat het begin van Hulst inderdaad rondom een kunstmatig opgeworpen aarden heuvel is gebouwd, zo halverwege de Steenstraat 20. Deze plek is ook een logische, zullen we later vandaag zien, wanneer we de deels uitgegraven en opnieuw ingerichte havens gaan bekijken. Nu stopt het water bij de Vismarkt, maar toenertijd liep het door zo richting Frans van Waesberghestraat en Vestdijkstraat.
In de 9e eeuw komt Hulst al voor als Hulstum. Op een kaart Francorum primae sedes van Olivarius Vredius zou het geschreven staan. Het ontgaat ons. Evenals de schenking van keizer Otto III van het "Castrum Hulst" aan de bisschop van Utrecht in 892, zoals het in de kronieken zou staan.
Tijd om dingen te gaan bekijken die we wel kunnen zien. De Sint Willibrordusbasiliek wordt op 31 mei 2009 door de jury (maar vooral door de stemmers) van NCRV.Plaza verkozen als de mooiste kerk van Nederland 21. De basiliek heeft elementen van Brabant- en Scheldegotiek. We blijken echter na een rondje gemaakt te hebben, alweer vlot klaar.
Na het lunchen lopen we terug naar de auto om weer vrije handen te krijgen en ons beter te kleden op de intussen verbeterde weersomstandigheden. We besluiten een stukje van het bolwerk te gaan bewandelen. Eerst komen we langs het Oranje Bolwerk, dat nu fungeert als parkeerplaats. We lopen door tot de Houtenkwartier waar we de trap naar beneden nemen naar de Vestdijkstraat. Het mooie aan deze verhoogde wandeling is toch wel het uitzicht. Bovenaan bij de Houtenkwartier hebben nog zicht op de twee torens van twee gebouwen die tegenover elkaar staan in de Steenstraat. En daar lopen dan nu ook naar toe. En de voorste en kleinste toren huist onder andere de VVV. Die is echter gesloten.
Het pand aan de overkant is gelukkig wel open. Hierin huist namelijk het Museum 'De Vier Ambachten' Hulst. Aan de onderwerpenbasis van dit streekmuseum liggen de Cisterciënzers, Reynaert en de Vesting. Wij komen binnen op het moment dat er net een nieuwe wisseltentoonstelling is, dat te zien is van 1/8 - 8/11 en dat draagt de titel De Hattinga‘s laten in hun kaarten kijken!. Laat er dit jaar nu ook een intekening zijn voor een nieuwe uitgave van de Hattinga-kaarten met betrekking tot Zeeland, de Hattinga Atlas Zeeland.
We gaan dus enthousiast geworden naar binnen. Meteen bij binnenkomst worden we opgewacht door twee van de vele vrijwilligers die dit museum heeft, waarmee ook meteen een geintje gemaakt wordt. Dat is ook een van de leuke elementen aan streekmusea in het algemeen, de menselijke maat en de contacten.
Na een korte uitleg over wat we waar kunnen vinden, beginnen we in de kamer met Hattinga-materiaal. Het eerste document dat opzien baart is de reispas of -brief die Willem Tiberius en zijn zoon David Willem Hattinga hadden gekregen om overal vrij te mogen reizen en daarbij indien nodig op hulp van de desbetreffende officieren mochten rekenen. Ondertekend op 30 juli 1747 in opdracht van Willem Karel Hendrik Friso (Leeuwarden, 1 september 1711 – Den Haag in Paleis Huis ten Bosch, 22 oktober 1751). Deze Willem IV was hier sinds het voorjaar ook aangenomen als (Erf)stadhouder van Zeeland. Deze stadhouderschap begon met zijn geboorte in 1711 alleen geldend voor Friesland, waarna de rest van de staten volgden, zodat hij de eerste Erfstadhouder der Verenigde Nederlanden werd voor de korte periode 1747–1751 21. Dus tot het moment dat hij om 2 's nachts op die 22 oktober zijn laatste adem uitblies, zo lezen we in dezelfde vitrinekast. En zo liggen hier diverse andere brieven en documenten, waaronder de opdracht in 1752 - van Willem V - voor het maken van 'Den Zeeuwschen Atlas'. Deze kwam in 1755 gereed, waarbij het meeste werk door beide zonen was verricht en zo ook de presentatie door hun beiden werd gedaan 22. Vader werd dat jaar burgemeester van Hulst voor 2 jaar en nog eens van 1760-1761 23.
Vader Willem Tiberius Hattinga werd op 17 januari 1700 geboren in Leek, Stad en Lande (het huidige provincie Groningen) en overleed in Hulst op 12 november 1764. En zoals we in de Sint Willibrordusbasiliek zagen is hij hier ook begraven. De Oudheidkundige Kring 'De Vier Ambachten' heeft een mooi overzicht gemaakt over de Hattinga's.
Dissertatio medica, inauguralis, de peste ... / Wilhelmus Tiberius Hattinga, Friso. - Lugduni Batavorum : Johan Arnold. Langerak, 1724
Willem Tiberius Hattinga huwde in Lillo in 1728 de domineesdochter Anna Maria Coutry. Ze krijgen twee zoons: David Willem Carel ook wel Coutry (Lillo, 7-4-1730 - Hulst, 4-1-1790) en Anthony (Lillo, 17-6-1731 - Den Bosch, 7-8-1782). Dit drietal zijn dus de makers van deze kaarten.
In de andere kamer vinden we ook nog materiaal en kaarten. De doctorsbul van Willem die hij op 18 januari 1724 kreeg na het schrijven van zijn proefschrift De Peste is daarbij natuurlijk ook mooi om te zien. Wanneer we zien dat het getekend is door de Rector Magnificus Willem Jacob 's Gravesande en zijn promotor Herman Boerhave - beiden wereldwijde bekende wetenschappers op dat moment - dan weten we dat hij in goede handen was.
Verder vinden we deze kamer allerhande meetinstrumenten om de kaarten te maken.
Maar achter de eerste kamer waar we waren, is ook nog een ruimte waar aandacht is voor kledij en sieraden. Veel is herkenbaar en zoals gebruikelijk weer net even anders.
Hier zien we de diverse soorten stoffen en men is drukdoende op allerlei zaken uit te zoeken. Bij de sieraden komen we ook herkenbare zaken tegen. Weliswaar hebben de klederdrachten van Walcheren, Zuid-Beveland en Zeeuws-Vlaanderen onderling niets gemeen. De opbouw is wel hetzelfde.
Cadzandse pronk - 'De Vier Ambachten' - Hulst
Ook veranderingen kunnen soms vreemde uitingen leiden. Kijken we naar de Cadzandse pronk, dan ziet dat er prachtig uit.
Echter door de komst van de Cadzandse muts, hangen slechts de bengeltjes of pampels, de lovertjes nog zichtbaar buiten de muts over het randje. Daarnaast zien we oorbellen van Hulst, waarvan de dracht helemaal is verdwenen. Ook fraai zijn de oorbellen die gedragen worden in de rouw 24.
Wanneer we weer teruglopen naar de tweede zaal met de bul van Hattinga, valt ons oog op de vuurplaats met aan weerszijden een tegeltableau. Deze waren voorheen te vinden in een boerderij van de familie D'Haens aan de Standertmolenstraat in de Willem Hendrikspolder in Zandberg 25. Later vandaag zullen we hier nog doorheen rijden.
De beide tableaus bestaan uit 24 tegel van 12 hoog bij 2 breed. Op de onderste 4 tegels zien we een mooi fantasieomgeving. Hierbij is vanuit een wachthuis of redoute een vuurpan in de mast gehangen, waaruit rook komt, zodat in de wijde omgeving en op andere wacht- of kerktorens dit gezien kon worden en er eventueel gehandeld kon worden als er specifiek gevaar was.
Er waren dan ook diverse signalen met het rook te maken, door bijvoorbeeld 6 maal aan het touw van de mast te trekken, dat een bepaalde golfslag in de rooklijn zal veroorzaken. Tevens kon er gebruik gemaakt worden geluidsignalen met behulp van hoorns en overdag konden er ook nog zeilen gehesen worden 26. En dit lag dan langs de hele Staats-Spaanse linie verspreid.
Vanuit deze zaal kunnen we naar de achterplaats, waar we onder andere een travalje tegenkomen, naast diverse vondsten. In de schuur komen de inmiddels bij ons bekende vlas en bijbehoren attributen tegen en tevens een klompenmakerij.
Wanneer we weer in het hoofdgebouw zijn gaan we met de torentrap eerst naar de kelderverdieping, waarin - heel toepasselijk - de archeologische vondsten worden tentoongesteld. De verdieping zelf is bouwkundig gezien ook al leuk om te zien.
houten voorraadpot - 'De Vier Ambachten' - Hulst
Van de vele opgegraven objecten laten we hier een paar voor ons opvallende zien. Van de vele potten en aardewerken voorwerpen is de braadviool wel een fraai voorwerp. Het woord en de vorm hebben we nog niet eerder gezien. Dit voorwerp is echter niet opgraven, maar betreft een gift. Het gaat om een hazepan of zoals we het tegenwoordig schrijven hazenpan. Dit is een braadslee of braadpan waar men een haas in zijn geheel kan braden.
Een ander bijzonder voorwerp dat we hier tegenkomen is een houten voorraadpot. Deze is gevonden tussen de binnenvest en buitenvest en stamt ongeveer de 10e-11e eeuw. Het heeft later dienst gedaan als emmertje.
Ondanks dat het bijzonder is om nog lederen producten in redelijke staat uit de grond te halen en zeker als het om een zeer slijtbaar product als schoenen gaat, komen we ook hier weer een paar lederen schoenen tegen.
Ditmaal zijn het kinderschoenen, die afkomstig zijn uit Oud-Hontenisse - een verdronken dorp in 1509-1511. Ook een ander vervoersmiddel komt voorbij. In een apart kastje kunnen we diverse glissen zien, waarbij uitleg wordt gegeven hoe ze ondergebonden moeten worden en hoe ze te gebruiken zijn.
We verlaten deze ruimte door dezelfde torentrap op te gaan en nu meteen twee lagen ophoog klimmen. Onderweg ontdekken we het geheim van het torentrappenbouwen. We zien door twee punten tussen de treden het stralende zonlicht schijnen. Hieruit blijkt dat de lagen treden dus eigenlijk niet op elkaar rusten. De muur en het midden zijn de punten waar het om gaat. Mogelijk is slechts de dikke muur het bevestigingspunt, zoals we andersom - in het midden - heden ten dage ook bij metalen wenteltrappen zien.
Door de voeg lijkt het altijd alsof het een geheel is, maar dat is dus niet zo.
We komen vervolgens uit in de themakamer van Reynaert, waar we veel, heel veel afbeeldingen tegenkomen van Reynaert. Vervolgens komen in een zaal met informatie over Hulst, het thema de Vesting. Hier vinden we de portretten van alle Hattinga gezinsleden.
Ook vinden we hier allerhande materialen om goed kantoor te kunnen houden, zoals bijvoorbeeld een verzegeltang.
Een kleurrijke maquette van de vestingstad ontbreekt ook niet.
Sinds 1795 begeven we ons in de Bataafsche Republiek, vandaar dat we een ingelijste Publicatie van Gelijkheid, Vrijheid, Broederschap aan de wand tegenkomen.
Wanneer we nog verder naar boven zien we nog iets merkwaardigs in de traptoren, maar daarover straks meer. We belanden nu op de zolder van het gebouw en zoals wel vaker met een zolder, treffen we hier ook een overvloed aan spullen.
Een eenstaartploeg (links) uit de 16e eeuw, waarbij b) de ploegschaar een plak grond los snijdt en a) de riester het omgooit.
Rechts zien we enkele dotjes met meekrap geverfd wol.
'De Vier Ambachten'- Hulst
Deze spullen staan echter redelijk goed gesorteerd en her en der is er uitleg, zodat het toch een educatief onderhoud wordt. We vinden hier voornamelijk materiaal, gereedschap uit eind 19e tot jaren 60-70 twintigste eeuw, want we herkennen ook het een en ander. Ook vinden we hier schoolspullen, zodat de juf-modus ook even tijdens de vakantie aan mag.
Wanneer je zo tussen alle hulpmiddelen loopt, vraag je je af hoe je in vredesnaam zonder kunt. Eigenlijk zijn het allemaal stuk voor stuk tijdbespaarders, wanneer je tóch deze klussen moest doen. Wat bijvoorbeeld te denken van een houten plank met daaronder evenredig van elkaar vier houten taps toelopende blokken. Het geheel zat vervolgens vast aan een steel. Best een groot ding. Ik zie mezelf zo weer lijntjes trekken om er - afhankelijk van het doel - vervolgens haaks nogmaals overheen te gaan, of eventueel herhalen om een iets diepere geul te maken. Je hebt meteen de juiste afstand tussen de aardappelen, boontjes etc. en je weet waar je de stokken kunt plaatsen. Kortom tijdbespaarder. En daarna kon het weer een jaar lang aan het plafond hangen.
We vinden hier ook weer informatie over de meekrap - er ligt hier een dun boekje over. We lezen op een van de kaartjes dat er in het Land van Hulst ook een tiental meestoven stonden.
(met de klok mee) Sint Willibrordusbasiliek en toren van VVV-pand
De plek van de haven en Molen op Molenbolwerk
Van een aantal zijn nog de namen bekend: Orangestoof (Walsoorden), Eendragt en Goede Hoop (Kuitaert), tot Welzijn van ons Land (Lettenburg, Kuitaert), Stoomzigt (bij "Rust Wat"), Dullaert (bij "Molenhoek" in de Stoofpolder) en Domein meestoof. Van de laatste is onbekend waar dit stond, maar dit zal een staatseigendom geweest zijn. Daarnaast zijn er nog een aantal waarvan de naam onbekend is, maar waarvan men wel weet dat er een gestaan heeft: Aan de Drogen Dijk en twee aan de Hengstdijk (Oude Stoof en Kampen).
Kortom, op deze zolder kun je wel een paar uur rondkijken, mocht je geïnteresseerd zijn in gereedschappen voor kleurstoffen, tuin, hout, schilderwerk etc. etc. Wij gaan weer een stukje verder en gaan helemaal omhoog, de toren in, waar ons een mooi uitzicht wacht over historisch Hulst.
Op de terugweg naar beneden valt het meteen weer op. We komen houten treden tegen. Het blijkt dat een heel tussenstuk aan natuursteen ontbreekt. Dit is opgevuld door hout.
De opgedane kennis van het geheim van de trap komt nu meteen van pas, om te begrijpen hoe dit precies werkt.
De volgende vraag Waarom bestaat een gedeelte torentrap uit hout? stellen we wanneer we weer beneden bij de uitgaan staan. Maar deze vrijwilligers moeten ons het antwoord schuldig blijven.
We nemen afscheid van het Refugium ter Duinen en lopen verder de Steenstraat in. We lopen langs een waterpomp en zien in het volgend pand Refugium van Cambron dat ook van de Cisterciënzer monniken is geweest, metseltekens zitten. De tekens van de in de 19e eeuw door de familie Pierssens bewoond pand wordt omschreven als mogelijke 'Odalrunen'. Hier vinden een ruit-teken, bestaande uit vier kleine ruittekens, de Inguz of Ingwaz, dat licht betekend 27. Daarnaast vinden we tweemaal de Othala-teken (een x met een ^ erop), dat eigendom met status quo van de familie of rol in de gemeenschap betekend 28.
Even verderop komen we weer op de Grote Markt uit, waar we even wat gaan eten en drinken op het terras van Café-Restaurant Het Bonte Hert.
Na een aangenaam verpozen gaan we weer verder. We lopen langs de Rijckenborch, dat oorspronkelijk is gebouwd als gouverneurshuis van de Kapittel van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Kortrijk. Gevolgd door het stadhuis met hallentoren. Via de Cornelis de Vosplein komen we op de Houtmarkt waar het Reynaertmonument dus in 1938 voor het eerst werd onthuld. Daarachter vinden de Protestantse kerk.
We lopen over de Kleine Bagijnestraat naar de Zoutstraat waarna we weer de dijk oplopen om een stukje van de vestingbouw mee te krijgen. Ook vanaf hier hebben we overzicht over de stad. We zien een golvend dakenpatroon aan ons voorbij trekken wanneer we langs de Galgebolwerk naar de Molenbolwerk lopen. Hierop zagen we al de molen staan, toen we bovenin de toren van het museum stonden.
Vervolgens staan we bij de "Dubbele poort" en zien we een gedeelte van de oude haven en aan de andere kant de ruïne van een versterking. Met een rondje om de ruïne krijg je een mooie indruk van de grote van deze sterkte. Ook openbaren zich de dikte van de muren en krijgen we enigszins een beeld van de complexiteit van dit gebouw.
Naast de ruïne komen we het beeld Ravelijn tegen van Kathleen Verhegge en Ronald de Maet. Het verbeeldt de overgave in het kader van de strijd tussen de Spanjaarden en de Staatsen.
Hier vinden we ook een bord met daarop de volgende "raadselachtige" tekst: die lezer van dit mach sien ende dencken in wat desolaetheyt alle religiosen ende andere goede menschen tot deseer tyd geweest zijn...
br. Wouter
We lopen verder langs de blootgelegde kademuren van de oude haven en zien uitleg aangebracht van de werkgroep Archeologie Hulst. Ook op hun site besteden ze hier aandacht aan in het artikel De Haven van Hulst. Twee ingemetselde aanzichten van de haven anno 1560 en 2012 geven aan hoe het er uitzag.
Ook weten we nu dat de haven bij Vismarkt doorliep. In het artikel De vischbrug weer even in beeld krijgen we even een mogelijkheid om de oude brug te zien, dat hier nog steeds onder de grond ligt bij de Steenstraat/Overdamstraat. Wij lopen het straatje de Visbrug in om via de Kloostergang en Vestdijkstraat uit te komen op de verhaalde burgemeestersstraat Frans van Waesberghestraat.
Halverwege deze straat komen we een steeg tegen, waarvan Hulst er wel meerdere heeft binnen de poorten. We lopen er toch even in op de sfeer te proeven. Hoewel we hier iets anders aantreffen dan de volgebouwde Kuiperspoort in Middelburg , kunnen we ons voorstellen dat het daar er voorheen ook zo heeft uitgezien.
Even later bereiken weer de auto. Een blik op het gebouw van de Bierbrouwerij "De Halve Maan" verteld ons dat deze helaas is gesloten.
We verlaten de vestingstad en proberen een stukje van de hieraan bevestigde liniedijk en forten of schansen met bijbehorende water De Moerschans of een van de vele kreken Zandbergsche of Rotte Kreek te volgen. Maar het zal lastig blijken om deze Linie van Communicatie met de auto te rijden. Met de fiets of wandelend gaat dit het beste. In deze linie staan de Fort Moerschans of Moervaert, dat gebouwd is in 1591, gevolgd door Fort Grote Rape (1586) en Fort Zandberg (1586). Hierop volgt later de modernere Batterij Boerenmagazijn uit 1785 29.
We rijden met een zuidoostelijk boog om het oude centrum van Hulst heen en rijden via de Zoutestraat naar het oosten. Bij de Moerschansstraat, doen we een poging om de Moerschans te bereiken, maar dat lijkt schier onmogelijk. En dus vervolgen we de Zoutestraat. Bij de Kijkuitstraat zien de we de bomenrij die op de Liniedijk staan. Rechts daarvan heeft de Fort Grote Rape gestaan.
Na onze gebruikelijke cappuccino's lopen we weer buiten. Voor de deur vinden we een beeld van een Zeeuws paard dat in 1963 door de 25-jarige Josje Esselman (Bandung, Java, 1938 2) is gemaakt. Omdat we hierachter water zien, lopen we even een stukje de Kinderdijk op en vinden aan de andere kant De Grote Kreek. Deze staat via de Axelsche Kreek, de Spuikreek, de Bronkreek en de brede Otheense Kreek in verbinding met de Westerschelde. Uiteraard is dit tegenwoordig beveiligd met een uitwateringskanaal en een sluizencomplex, zodat we het geheel onder controle hebben. Op oudere kaarten uit de 17e eeuw kunnen Axel terugvinden op het eiland Het land van Axel, dat afgescheiden werd door Den Brakman, het kanaal van Axel en het Helle Gat. Dit zal ook van grote invloed blijken en blijven op de bevolking.
Wij bewonderen ons vooralsnog slechts dit wonderlijke krekengebied. Ook wanneer we een eindje verder zijn gereden en weer even stoppen voor een beeldje kunnen dit krekengebied goed volgen. Het beeldje van mej. Gerritsen, zoals op het beeld staat, maar voluit Jophine, Josephine of Fien Gerritsen heet (Nijmegen, 06-03-1937 3) draagt de naam Moeder en kind en komt uit 1964. Opmerkelijk is dat dit beeld is gemaakt in opdracht van de familie Pot, dus een particuliere opdracht, bij de realisatie van de nieuwbouwwijk ter verfraaiing van Axel.
We besluiten de dag door nog een klein stukje langs de Axelsche Kreek te rijden, waarna we via de nieuwe N62 en N61 naar Breskens en ons huisje rijden.
Grafsteen Hattinga Sint Willibrordusbasiliek Hulst
Nassaubolwerk Hulst
Vestdijkstraat Hulst
reisbrief 'De Vier Ambachten' Hulst
bul Hattinga 'De Vier Ambachten' Hulst
oorbellen uit Hulst 'De Vier Ambachten' Hulst
rouwbel 'De Vier Ambachten' Hulst
braadviool 'De Vier Ambachten' Hulst
leren kinderschoen 'De Vier Ambachten' Hulst
glissen 'De Vier Ambachten' Hulst
torentrap 'De Vier Ambachten' Hulst
Reynaert als pelgrim 'De Vier Ambachten' Hulst
verzegeltang 'De Vier Ambachten' Hulst
Gelijkheid, Vrijheid, Broederschap 'De Vier Ambachten' Hulst
de torentrap 'De Vier Ambachten' Hulst
Museumgebouw Refugium ter Duinen 'De Vier Ambachten' Hulst
zandwal - Hulst
'de haven' - Hulst
Ravelijn - Hulst
'haven' - Hulst
Keldermanspoort Hulst
'haven' - Hulst
Liniedijk bij Fort Grote Rape - Hulst
Fort Zandberg - Graauw
Bevrijdingssteen - gemeentehuis Axel
Mia’s Wapen van Axel Axel
no. 1 crème brûlée Mia’s Wapen van Axel Axel
Zeeuws paard | 1963 | Josje Esselman Axel
Moeder en kind | 1964 | mej. Gerritsen Axel
Dag 11: Groede, Nieuwvliet, Sint Anna ter Muiden en Sluis
kaart 11
Vandaag gaan we maar eens een dagje shoppen. Sluis is daarvoor een uitgelezen plaats. Hiervoor kunnen we eerst nog even een kijkje nemen in Mude, het huidige Sint Anna ter Muiden. Hier komt namelijk Johan Crabbe (Mude, ±1280 - Berwick, 1333) vandaan. Over deze avonturier, koopman én piraat is al veel geschreven en gefantaseerd . Genoeg reden om te kijken hoe deze plek eruitziet.
De weg naar Sluis blijkt ook nog een aantal leuke historische verrassingen voor ons in petto te hebben.
Onze reisboekjes vertellen ons dat het 'Rodekruisdorp' Groede zeker de moeite waard is om te bezoeken, omdat het de Tweede Wereldoorlog vrijwel ongeschonden heeft doorstaan en we hier dus nog de zeventiende-eeuwse sfeer kunnen proeven.
Groede
Onze eerste stop dit ritje is dus in Groede, wanneer we tegen tienen ons huisje verlaten. We parkeren de auto op een parkeerterreintje van de Monnikenstraat, naast de voormalige RK Sint Bavokerk. Deze kerk is in 1863 gebouwd door architect P. Soffers. Het is in 2004 voor het laatst gebruikt als kerk 1. Tegenwoordig herbergt het tweedehands spullen, zoals we later zullen zien, wanneer we weer teruglopen naar de auto.
We lopen via de Schuitvlotstraat naar de Markt, waar we de Grote Kerk (31516) aantreffen. Zoals meestal herbergt dit soort gebouwen de geschiedenis van de plaats waarin het staat. En dat geldt zeker voor Groede, dat zoals vermeldt, de verwoestende effecten van water en oorlogen goed heeft doorstaan, zodat het verhaal zich ook goed laat vertellen.
Uiteraard begint het verhaal van Groede voordat hier een toren en kerk staat. Groede kent twee met de hand opgeworpen verhogingen die onder de noemer Motte/kasteelheuvel/vliedberg vallen en zijn daarmee ook de enige die in deze omgeving bekend zijn. Slot Zaemslach ligt in een westelijk weiland aan de Scherpbierseweg, waar in een scherpe bocht van deze weg aan de oostelijke zijde een klooster heeft gestaan en nu ook een weiland is 2. Dit terrein is ook omgracht en behoort bij de lagere vliedbergen, maar is duidelijk vanaf de weg zien 3. Het ziet er tegenwoordig uit als een glooiing 4.
Beiden hoorden rond 1435 bij het Hof van Zaemslach dat op dat moment van Floris was 5.
Wanneer we later Groede verlaten, krijgen we nog even zicht op de andere vliedberg, de Meyenberg 6 aan de Nieuwvlietseweg, waarop een boerderij staat. Hoewel deze niet meer zichtbaar is als vliedberg, is het er toch zeker een.
Ook op de Markt zijn vondsten van vroegere bewoning gedaan. Graafwerkzaamheden in oktober 2001 op het kruispunt Markt en Molenstraat hebben de restanten van een terp vastgesteld. Hier zijn ook een aantal voorwerpen naar boven gekomen, zoals een priem/els, een muntgewicht, een naainaald, een speld en een sieraad van metaal 7.
In de dertiende eeuw werd in dit gebied begonnen met het bouwen van stenen kerken en torens, nadat men in volle vaart buitendijks het land ging inpolderen 8. De toren die we hier op de Markt aantreffen is nog volledig 14e-eeuws, al is de spits wel een replica, want deze brandde er in 1949 volledig af. Aan het kerkgebouw zitten nog elementen uit de 13e eeuw 9.
De inundaties tijdens de tachtigjarige oorlog hebben deze omgeving geen goed gegaan, het werd hierdoor bijna geheel ontvolkt, zodat water en wind vrij spel hebben. Welk effect iets niet onderhouden heeft zullen we later vandaag nog zien voordat we Sluis binnenrijden. Alleen de toren heeft dit geweld doorstaan. De kerk kon ook als verloren worden beschouwd. Met het Twaalfjarig bestand (1609-1621 11) keerden de kansen voor dit gebied. Jacob Cats (1577-1660), dichter, advocaat en landdelver - we kwamen hem al even tegen op Dag 4 in Grijpskerke - ging in deze periode aan de slag met het opnieuw inpolderen van de gebieden. Alle markeringstekens van voormalige eigenaren waren inmiddels verdwenen en dit maakte alles erg ingewikkeld. In deze periode werden ten behoeve van de administratie van belastingen de perceelsgrenzen vastgelegd en getekend in een zogenaamde ommeloper, een pre kadastraal register 12, zodat met het omgekeerd opmeten men weer tot ongeveer dezelfde kavels kon komen. Uiteraard gooiden nieuwe kreken en andere ontstane geulen op sommige plaatsen roet in het eten.
Zelandicarum Insularum Una Cum Limitibus Earum Descriptio 1573 / Christian Sgrooten (bron: Brusselse Atlas)
Maar men is er uitgekomen. Met een "eeuwig durende concessie" is het recht van bedijking van de kerk van Groede overgedragen aan de polder Groede en Baenst. De polder betaalt hiervoor jaarlijks - en nog steeds - ƒ 700 (€ 317,65) voor de predikant, ƒ 100 (€ 45,38) voor de voorlezer (en voorheen ook nog eens ƒ 100 voor de stokman) 13.
Groede - of zoals we op de kaart uit 1573 kunnen lezen, Moerkercken - lag voor de inundaties ook al op een eiland. Pieter Pourbus (Gouda, ±1523 - Brugge, 30 januari 1584 14), fynschilder, had in 1562 van het bestuur van het Brugse Vrije de opdracht gekregen om het rechtsgebied van het Brugse Vrije in beeld te brengen. Op dit ruim 3 x 1½ m grote doek zijn deze eilanden ook fraai zichtbaar. Omdat deze al vlot beschadigd was geraakt, werd schilder Pieter Claeissens gevraagd een kopie te schilderen, zodat we het tegenwoordig nog steeds in volle glorie kunnen aanschouwen 15.
Jacob Cats, we komen hem als beeld tegen op de Markt - je kunt zelfs bij hem aanschuiven wanneer je je eigen stoel meeneemt, liet een twaalftal polders bedijken. Dit waren
(1) de Oude Groedsche polder,
(2) Nieuwe Groedsche- of Oude Yvepolder,
(3) de Blokspolder,
(4) de Tuinpolder,
(5) de Isenpolder,
(6) de Oudepolder,
(7) de Stoutepolder of Zoutepolder,
(8) de Prostpolder
(9) de Gerard de Moorspolder,
(10) de Kleine Gerard de Moorspolder,
(11) de Cletemspolder en
(12) de 's Gravenpolder.
Wanneer we ons moeten voorstellen dat ook deze polders steeds met vloed onder water liepen, dan lijkt dat schier onmogelijk. Wanneer we dan ook lezen dat deze inpolderactie maar van korte duur was, omdat het tijdens de voortgang van de oorlog weer geïnundeerd werd, moet dit toch haast wel invloed hebben op iemands gemoedrust.
We schuiven toch maar even aan bij de stilzwijgende Jacob Cats naast de kerk, om ons af te vragen wat hij van zijn achteraf overbodige inpoldering vindt. Zou dit nog invloed hebben gehad op zijn latere carrière als pensionaris van Middelburg en Dordrecht en raadspensionaris van Holland, waarbij hij tevens negen jaar grootzegelbewaarder was. Deze functie legde hij neer op 27 september 1651 16. Mogelijk kunnen we in zijn schriftelijke werken - die hij mede schreef onder zijn pseudoniemen Iacobus Adrianus Brey en Jacobus Felinus 17 - een antwoord vinden.
Klagende Maeghden en Raet voor de selve Alle Maeghden van Hollandt door de Maecht van Dordrecht gunstelijck toegeeygent / J. Cats. - Dordrecht : M. Havius, 1633 (bron: Koninklijke Bibliotheek)
Over zijn drijfveren dicht hij onder andere: Ik schuwde stadsgewoel en koos het eenzaem veld,
Want daar was toen ter tijd mijn wezen op gesteld.
Ik leefde zonder staat, en voor mijn eigen zelven,
Ik schiep een groote lust om land te doen bedelven,
Om, buiten alle zorg, te rusten in het groen,
Ook als ik ledig was, genegen iets te doen:
Ik las, ik dichtte, ik schreef, ik maakte zinnebeelden18
In Proef-steen van de Trou-ringh dicht hij in Twee verkracht, en beyde getrout het trieste beeld dat deze tijd veroorzaakt heeft: Men vint geen ware trou, geen reynen handel meer,
De jeught is buyten tucht, de vrouwen sonder eer.19
In Spiegel van den ouden ende nieuwen tijt staan een aantal Leersame sin-spreuken, zodat we begrijpen in welke denkfase hij is aanbeland: Dickwils siet men, dat de sotten
Met de wijse lieden spotten;
Maer wie sich na wijsheyt stelt,
Laet de gecken ongequelt.
Mogelijk zou hij verwijzen naar andere zakelijke titels, die hij geschreven heeft, zoals ten tijde van zijn werkzame periode in Dordrecht: Klagende Maeghden en Raet voor de selve Alle Maeghden van Hollandt door de Maecht van Dordrecht gunstelijck toegeeygent. De beste raad in deze is waarschijnlijk, raadpleeg de Koninklijke Bibliotheek, want deze herbergt er vele.
Het beeld van Jacob Cats is trouwens gemaakt door Jozef van Mierlo (Wateringen, 1946 20) die hier ook werkt en woont. Later deze week zullen we nog meer werk van Jozef van Mierlo tegenkomen in Sluiskil.
We nemen afscheid van Cats en gaan de kerk maar eens van binnen bekijken. Onderweg komen we nog een informatiebordje tegen over het ontstaan Groede. Schriftelijk komen we Groda, zoals deze begroeide aanwas of schor die we nu Groede noemen voor het eerst in 1239 tegen. In 1364 spreekt men over een parochie Moorskerke, welke een vernoeming is naar de dijker Gerard de Moor. Van hem zijn we de polders tegen gekomen op de kaart. Later zullen we Moorskerke dus tegenkomen als Moerkercken op de kaart.
De kerk werd in 1613 een Hervormde kerk, waarbij de uit Wallonië afkomstige gevluchte Hugenoten de zuidelijke beuk kregen, dat met een muur werd afgescheiden en zodoende dienst kon doen als Waalse kerk.
Bij binnenkomst van de kerk komen we meteen in aanraking met de verdwenen kerk van Nieuwerkerke, dat iets ten zuiden van Groede heeft gelegen aan de gelijknamige kreek in de met (2) aangegeven Nieuwe Groedsche- of Oude Yvepolder. De kerk heeft net iets onder de 2 - bij de witte molenkruis en wapen - gestaan. Men heeft daar nog een aantal aan de kerk gerelateerde stenen gevonden. Waaronder een grafsteen van ene De Coster Janszoon, die op 22-2-1471 gestorven was. R. van het Westeinde uit Biervliet vond hier een kwart van een doopvont, dat hij op 6 mei 2010 meldde bij SCEZ 21.
In het koor vinden nog een 15e-eeuws grafsteen. Op dit fraaie grafsteen staan Jacob Baudius en Anna van Baenst afgebeeld als edelman en vrouw. Jacob Baudius had in zijn tijd een burcht op de nu vrijwel onzichtbare vliedberg waar nu de hofstede Meyenberg / Meijenberg staat en toen Schonewalle heette. Hij was staatsraad van Filips de Goede (Dijon, 31 juli 1396 – Brugge, 15 juni 1467) die hier graaf was van 1433-1467 22 en Karel de Stoute (Dijon, 10 november 1433 – Nancy, 5 januari 1477) die Filips opvolgde van 1467-1477 23. Hij liet aan de kerk vele landerijen na 24. Anna van Baenst verklaart in ieder geval de naamgeving in de polder Groede en Baenst. Hoewel het niet helemaal duidelijk of zeker is, lijkt het waarschijnlijk dat deze familie voorheen Van Cadsant - dus afkomstig van Cadzand - is. Op dit naastgelegen eiland werden ze vanaf de 13e eeuw de Baenst genoemd. Ze waren specialisten in het indijken van gebieden en werden hierdoor - net als Jacob Cats later - grootgrondbezitter en behoorlijk rijk. Ook werkten ze in opdracht voor kloosters en abdijen. Hun invloed verspreidde zich over de Brugse Vrije en daarmee kregen ze ook in Brugge invloed en aanzien 25. En om deze reden is het dus niet vreemd dat Jacob en Anna met elkaar huwden.
Wanneer we de kerk weer verlaten, komen we nog een informatiebordje over een familie tegen die aan de wieg van de Brugse Vrije hebben gestaan, de familie Nesles. Hun familiewapen werd overgenomen, dat al sinds 1224 bekend is, voor het gebruik als het wapen van "het Vrije van Brugge". Tijdens de Opstand (oftewel de tachtigjarige oorlog van 1568-1648) viel Brugge in 1584 in handen van de Spanjaarden. Hierdoor verlieten vele schepenen (de wethouders) Brugge en omgeving. Zij traden toe tot de Unie van Utrecht en werden door de Staten-Generaal benoemd tot het College 's Lands van den Vrijen. Hiermee wordt het Vrije van Sluis bedoeld dat tot 1587 nog niet veroverd was door de Spanjaarden. Ook hiervoor werd hetzelfde wapen als wapen van "het Vrije van Brugge" gebruikt. Het gemeentewapen van Groede is hetzelfde als die van het Vrije van Sluis. Groede maakte dan ook deel uit van zowel het Vrije van Brugge als het Vrije van Sluis.
We lopen via de Markt de Noordstraat in en komen middels de Blekestraat in de Slijkstraat. De Slijkstraat bestaat voornamelijk uit Het Vlaemsche Erfgoed, dus een soort museumstraat, dat teruggaat naar de eerste helft van de 20e eeuw. Ondanks dat we er nu al enkele hebben gezien deze vakantie, nemen we toch weer een kijkje. We nemen een kaartje bij de Erfgoedwinkel en komen hier later nog even terug, want ze hebben ook een heleboel tweedehands boeken, dus we moeten ook nog even snuffelen.
En vervolgens lopen we het straatje door, langs de Oude Bakkerij, de Grutterswinkel, de Schoenlapperij, de Smidse, de Kapsalon, de Timmerwerkplaats en Schilderswinkel. In de laatste twee, dat in dezelfde pand zitten, zijn we iets langer bezig. De diverse basiskleurstoffen trekken de aandacht, evenals de nodige lettertypes die de schilder onder de knie moest krijgen. In de Timmerwerkplaats treffen een bouwtekeningenboekje aan voor onder andere de kruiwagen. Hier lezen we op het draaggedeelte het woord Burrie. Dit woord burrie of berrie spreekt meteen tot de verbeelding, want dit zijn wij ook tijdens de vakantie in Nord Friesland tegengekomen .
In het Friese recht, wat toen gold, lezen we:
Thet is Frisesk riucht Vta skilu wi Frisa vse lond halda mith thrium tauwon, mith tha spada and mith there bera and mith there forke waarin bera het Oud-Fries voor berrie is. Hier staat dan ook Tegen de zee toe moeten wij Friezen ons land beschermen met drie werktuigen, met de schop en met de berrie en met de greep. Hieruit begrijpen we dat de berrie de 'baar' of 'draagbaar' betekent en mogelijk dus zonder wiel is en daardoor dus geen kruiwagen is.
We slaan de Natte Pij even over, want dan kunnen we daar op de terugweg mooi even iets gaan drinken. Dit blijkt ook meteen ook het laatste onderdeel in deze straat te zijn. We werpen nog even een blik in de Molenstraat en zien nog twee fraaie panden. De Salix Hove en een pandje uit 1638. Wanneer we weer terug willen, zien we echter op de hoek ook nog een boekenwinkel Duo Duo Boek en Beeld zitten. Maar deze is gesloten.
'Red Rain' | Edwin de Smet (en Wilma van der Lee)
Daarnaast zien we echter schilderijen in de etalage hangen bij EdeSART-Kunst en Design en hier staat de deur wel open. Hier maken we kennis met Edwin de Smet, een schilder die het mysterie van de Liefde combineert met natuurelementen en dit met pure emotie op het doek zet, zoals we bij het werk 'Red Rain' - dat met hem op de foto staat - ook kunnen zien. Naast hem zien we Wilma van der Lee. Zij schildert ook en toevallig hebben we eergisteren nog bij haar in de Dorpsstraat in Breskens voor de etalage gestaan.
Het wordt daarom ook een gezellig gesprek over kunst, verschillende smaken en de (Europese) kunstcontacten, waarbij Edwin ons langs de diverse objecten en schilderijen leidt en hierover uitleg geeft.
Hierna wordt het hoogste tijd voor een drankje bij 'de Natte Pij', waarbij het ook opletten wordt, want in dit pand zitten tevens het Gelagkamer, de Beeldentuin, de Nutsbibliotheek en de Textielwinkel. Maar vooralsnog letten we meer op de menukaart, waar we kiezen voor een traditionele Zeeuwse koffie met Groese-paptaart, dat in Groede en omgeving erg bekend is.
Tijdens het koffiedrinken dringen langzamerhand de beelden in de beeldentuin aan ons op. Hierna bekijken we op ons gemak het textiel in de Textielkast waarna we in het Gelagkamer uitkomen. Dit was in vroegere tijden vaak niet meer dan een huiskamer. Hiernaast ontdekken we de Nutsbibliotheek waar we iets langer moeten kijken om een indruk van de titels te krijgen.
Deze ruimte wordt gevolgd door de Textielwinkel.
We lopen vervolgens weer terug naar de Erfgoedwinkel om te kijken of hier nog iets tussen de tweedehands boeken staat. We vinden een toepasselijke titel van J.Th. Balk Nederland : van water tot land. Daarnaast komen we er nog achter waarom de Groedenaren papvreters worden genoemd. De combinatie met door ons net genuttigde paptaart ligt vanzelfsprekend voor de hand. Tijdens de Baemesse kermesse kwamen alle boeren naar de kerk van Groede om hun pacht te komen betalen. Daarna werd traditioneel de paptaarten gegeten.
Na dit uitstapje - dat toch iets langer duurde dan gedacht - lopen we weer naar de wagen. Wanneer we weer bij de voormalige RK Sint Bavokerk komen, gaan we toch even een kijkje nemen. Er zijn veel religieuze objecten te vinden, maar ook vele andere gebruiksvoorwerpen. Gelukkig kunnen we ons beheersen en lopen nu echt naar de auto.
Zoals al gemeld komen we bij het verlaten van Groede ten zuiden van de Nieuwvlietseweg de onzichtbare terp Meyenberg tegen waar onder andere Jacob Baudius in de 15e eeuw gewoond heeft.
Sluis
Wanneer we weer terugrijden over de Sint Annastraat naar Sluis komen we halverwege een voorbeeld tegen wat de gevolgen zijn van het niet onderhouden van - in dit geval - een particulier monumentaal pand (509259) met bijbehorend toegangshek (509260). Dit complex wordt ook wel La Pommerai of Het Hoompje genoemd en is in 1909 door Baron Cox gebouwd en vervolgens door "Zusters der Kindheid van Maria" bewoond werd. De zusters gaven hier aan geestelijk gehandicapte kinderen onderwijs. Wegens stopzetting van de subsidies en veranderende onderwijsregels werd dit complex in 5 september 1986 gesloten. Rond 2000 is het verkocht aan een projectontwikkelaar die het zou renoveren en er appartementen in zou maken. Het staat nu zo'n 30 jaar leeg, waarvan 15 jaar in handen van de overheid en 15 jaar in handen van een particulier 1. Hoe het pand er momenteel aan toe is, is aanschouwelijk te maken middels een filmpje 2.
De natuur groeit gewoon door, ook door kapotgaande daken, wegens door storm afgebroken takken. Zaden komen uit in dakgoten. Klimplanten overwoekeren muren en ramen, lichten dakpannen op. Dit zorgt weer voor waterschade, vocht, waardoor ook weer planten binnenshuis kunnen gaan woekeren. Dit is het resultaat van menselijk handelen, waarbij de ene partij (zonder dwingende macht, maar wel met weerhoudende macht) de andere partij (zonder macht, maar wel eigenaar, geldschieter en wilsbekwaam) elkaar in stand houden en er niets gebeurd. Een prachtig voorbeeld hoe regeltjes en rechten fijntjes voor destructie kunnen zorgen.
Gelukkig komt men er in de meeste gevallen wel goed uit, zoals we telkenmale aan alle fraaie panden kunnen zien.
Gezien de drukte in Sluis, zal men er daar ook in geslaagd zijn om de laatste destructieve aanvallen van de geallieerden op 11 oktober 1944 in WOII te herstellen. Tijdens deze bombardementen werd de stad grotendeels verwoest waarbij alleen 61 burgerslachtoffers vielen. De bezetter had zich in de omwalling verschanst en bleef ongedeerd. Op 1 november gaven ze zich over aan de Canadezen 3.
We parkeren de auto op een van de commerciële parkeerplaatsen en geven ons over aan het toeristisch shopgebeuren van Sluis.
Sluis nam van Sint Anna ter Muiden het succes over en diende ook lange tijd als voorhaven van Brugge. Halverwege de 15e eeuw was dit ook weer over wegens de verzanding. Hierna vervulde Sluis een belangrijke rol tijdens de Tachtigjarige oorlog. Van 1587 tot 1604 was in het Spaanse handen.
Opmerkelijk is dat Damse Vaart - zoals wij het nu zien liggen - pas in 1858 af was en op 21 en 22 september feestelijk werd geopend, zodat er eindelijk van de Kaai van Sluis schepen konden varen Brugge. Het laatste stuk van een paar minuten varen heeft vele jaren op zich laten wachten, want dit jaar (2015) wordt het 200 jarig jubileum van de Damse Vaart gevierd. De Standaard wijdt er een bijlage aan. De PZC reageert dat het vooral een Belgisch feestje is.
Dit was bij de opening in 1858 wel anders, toen de Belgische genodigden en eregasten onder een met Nederlandse en Belgische vlaggen versierde ereboog doorliepen waarop de schone spreuk stond De dankbaarheid kent geene staatsgrens; heel de aarde is haar vaderland4. Jammer dat deze gedachte niet verder komt, dan deze tijdelijke feestelijke spreuk.
Aan de Kaai vinden we een standbeeld van Johan Hendrik van Dale (Sluis, 15 februari 1828 – 19 mei 1872). Hij is de grondlegger van de Dikke Van Dale het Groot woordenboek der Nederlandse taal.
Frappant is dat zijn ouders uit het nabijgelegen Oost-Vlaamse Eeklo wegvluchtten toen zijn moeder zwanger van hem was, wegens een net uitgebroken pokkenepidemie en zodoende in Sluis terecht kwamen en dat hij juist aan die ziekte op 44-jarige kwam te overlijden.
Het beeld is in 1924 geplaatst en gemaakt door Pieter Puijpe. Met hem hadden we in Kloetinge al kennis gemaakt.
Hierna betreden we het winkelgebied en geven we ons over aan de shoppingmode.
We sluiten de dag af bij het Griekse restaurant Elia, dat onder rook van het herstelde Belfort aan de Groote Markt ligt. Hierna brengt de N675 ons weer bijna in een rechte lijn naar ons huisje.
grafsteen De Coster Janszoon † 22-2-1471 Grote Kerk, Groede
Romaans doopvont (fragment) Grote Kerk, Groede
Waterdunen-project Grote Kerk, Groede
grafsteen Jacob Baudius - Anna van Baenst Grote Kerk, Groede
De Drie Koningen Groede
Molenstraat Groede
Slijkstraat Groede
Grutterswinkel Slijkstraat - Groede
Schoenlapperij Slijkstraat - Groede
Kapsalon Slijkstraat - Groede
Timmerwerkplaats Slijkstraat - Groede
Schilderswinkel Slijkstraat - Groede
Burrie - Timmerwerkplaats Slijkstraat - Groede
Salix Hove Molenstraat - Groede
1638 Molenstraat - Groede
Groese-paptaart met speciale Zeeuwse koffie Slijkstraat - Groede
Nutsbibliotheek Slijkstraat - Groede
Erfgoedwinkel Slijkstraat - Groede
pand 1529 Nieuwvliet
Leeuwenkop Nieuwvliet
kerk Hervormde Gemeente Nieuwvliet
veertiende-eeuwse toren Sint Anna ter Muiden
Sint Anna ter Muiden
Sint Anna ter Muiden
Sint Anna ter Muiden
Sint Anna ter Muiden
Het Hoompje Sluis
toegangshek Het Hoompje Sluis
Damse Vaart Sluis
J.H. van Dale Sluis
Damse Vaart Sluis
Dag 12: Oostburg en Aardenburg
kaart 12
Vandaag hebben we onze zinnen gezet op een stad iets ten oosten van Sluis, namelijk Aardenburg. Het wordt namelijk aangeprezen in onze reisgidsjes als een zeer oude leefgebied, met vervolgens Romeinse sporen en daarna weer bewoning vanaf halverwege de middeleeuwen. Uit deze periode zouden nog sarcofagen met beschilderingen bestaan.
Onderweg komen we langs Oostburg, aan een zijarm van het 't Zwin gelegen en met een ringburgwal. Hoewel dit veelbelovend klinkt, worden we er meteen voor gewaarschuwd, dat het oude centrum in oktober 1944 tijdens een bombardement grotendeels is verwoest.
Onderweg nemen we de opgedane kennis van gisteren mee en staan hier dan ook bij stil wanneer we iets tegenkomen.
Nieuwesluis
Wanneer we weer de Langeweg richting het westen oprijden zien we net het Vehicles Carrier-zeeschip Glovis Century langs de dijk varen. We zien het duidelijk ver boven de dijk uitsteken. Hiermee worden de verhoudingen van zeeschip en de hoogte van de dijk in een oogopslag zichtbaar. De Glovis Century is namelijk grotendeels onzichtbaar. Daarnaast is men zichtbaar bezig de dijk aan het verhogen. En zoals we sinds gisteren weten zal het niet meer lang meer duren voordat deze weg wordt 'weggespoeld' door het 'natuurproject Waterdunen', waarbij het gewonnen zand voor de dijkversteviging wordt gebruikt. En zo ontstaat hier een nieuw krekengebied, terwijl het elders is in gepolderd.
Groede
We komen echter - wanneer we vandaag deze route volgen - diverse authentieke kreken tegen, al zijn deze waarschijnlijk ook her en der vernauwd tot de omvang van wat het nu heeft. Zo komen we iets ten zuidoosten van Groede de Baarzandse Kreek tegen.
Even later naderen we de gisteren besproken Scherpbierseweg en zien we de restanten van de vliedberg waar ooit Slot Zaemslach heeft gelegen.
Even verderop komen we de Nieuwkerksche Kreek tegen. Aan de oostelijke zijde lag de kerk van Nieuwerkerke waar tussen de restanten van de kerk de grafsteen van De Coster Janszoon is gevonden. Deze hebben we gisteren in de kerk van Groede kunnen aanschouwen.
Een paar honderd meter verderop komen we De Reep tegen. Dit her en der uitgediept en enigszins gekanaliseerde kreek is een restant van kreek dat ontstaan is na inundering van de Oude Yevenepolder door de Geuzen, om de Spaanse troepen tijdens de Tachtigjarige oorlog tegen te houden. Echter later is het ook door natuurgeweld onder handen genomen. Hierbij ontstond bij de Henricusdijk een dijkdoorbraak, waarvan de Henricusput, een wiel, weel of kolkgat, nu ook nog zichtbaar is. Deze geul was tijdenlang nog een zeeverbinding voor Oostburgse zeevaart 1. Aan de oostzijde van De Reep zien we in de verte de dijken slingeren - die zoals eerder gememoreerd gemarkeerd worden door populieren. De eerste dijk is de Krabbedijk.
Aan de westzijde zien de Ringdijk verhoogd lopen. De Scherpbierseweg komt hier op uit. Hier zien we duidelijk de restanten van de kreek nog liggen.
Oostburg
Ook de Henricusdijk komt hier bij de buurtschap Scherpbier samen, dat deel uitmaakte van de Linie van Oostburg 1, ten tijde van de Tachtigjarige oorlog. De Redoute Scherpbier werd in 1633 2 of 1634 3 gebouwd. We komen de restant van deze Staatse Redoute tegen wanneer we verder rijden over de Maaidijk richting Oostburg. Net voordat de dijkweg een flauwe bocht naar rechts maakt, zien we rechts de lichte verhoging waar deze veldschans heeft gestaan.
Wij rijden deze Maaidijk helemaal uit en komen de bijzondere beschilderde watertoren tegen. In deze voormalige watertoren, zijn twee wooneenheden gecreëerd die nu bewoond worden door Henk Niggebrugge en door "Neeltje de Best en Wim de Lange met hun hond Dantebeest". Deze 55 meter hoge toren is een ontwerp van A.J. van Eck en is tussen 1948-1950 gebouwd. Op initiatief van Johnny Beerens (Oostburg, 1966) kon hij in 1995 zijn in 1993 ingediend plan gaan uitvoeren om hier zijn kunstwerk De Bron te gaan schilderen 4. Door hemzelf wordt dit werk Levensbron genoemd 5. Twintig jaar later, in juni 2014, was het aan restauratie toe. Goed gedocumenteerd krijgen we meer inzicht in de verborgen inhoud van de druppels die uit de scheur lekken. Zo zien we in de druppels de branding en reflectie van de andere druppels. Op de onderste druppel kunnen we een spiegelbeeld van Beerens terugvinden, als eenwording met en signatuur van deze muurschildering 6.
We rijden - onbekend als we zijn in Oostburg - rechtdoor de Philipsweg op en nemen hier de eerste weg naar rechts. Daarna nemen we de Grote Beer en Melkweg, waar we linksaf de Tragelsingel inslaan. Hier zetten we wagen aan de kant, vlakbij een bruggetje over de singel, dat ons volgens de wegenkaart naar de kerken en naar we aannemen het centrum zal brengen. We lopen het brugstraatje Breijdelstraat in en worden met hekwerken tegengehouden. We worden over een schoolplein geleid, dat - gezien de graffiti-teksten - binnenkort samen met de gebouwen onder de sloophamers zal verdwijnen.
We lopen achter het koor van de Sint Eligiuskerk langs en komen uit op de Sint Eligiusplein. Hier maken we kennis met de naoorlogse herbouw. Het ontwerp van deze kerk is van architect F. Mol en werd tussen 1947 en 1949 gebouwd. De toren van 33 meter is in 1956 gebouwd 7. Op het plein vinden we een beeld uit 1962, gemaakt door Eduard Speyart van Woerden (Zutphen, 28-11-1924 8, 9) dat de eerste geloofsprediker Eligius in het jaar 650 moet uitbeelden, zo meldt de pilaar waar het op staat. Oostburg werd in het jaar 616 door Eligius bezocht en in 830 kreeg het 'bezoek' van rovende Noormannen 10. Over de achtergronden is al het een en ander geschreven in het literatuuronderzoek met soms bijzondere interpretaties .
Bij Oostburg, schriftelijk in 949 vastgelegd als Castrum Osburch 11, was al rond 880/890 een ringwalburg aangelegd 12. Het had een binnenste diameter van 150 meter 11. De omtrek van deze ringwalburg kunnen we globaal nog terugvinden in de straten.
Een kaart van Van Deventer uit 1560 geeft enigszins een beeld van deze ringwalburg, wanneer we het op een moderne kaart projecteren. Hiernaast waren er kleine nederzettingen op terpen als Locwirde en Cumbingascura 13. Deze laatste staan vervolgens ook als een van de weinige op de monumentenlijst (524078). We zullen er aan het einde van de dag op de terugreis nog ongezien langsrijden, wanneer we over de Commerswerveweg rijden. Het ligt hier vlak naast, namelijk in het hoekje met de Oude Haven en Mosterdweg 14.
In Combingascura kunnen we de schuur van de mensen van Kumbo terugvinden, later de wierde in plaats van schuur 15.
Zelfs de huidige straatnaam doet, hoewel aan de persoonsnaamzijde erg verbasterd, nog een duit in het zakje met Commerswerveweg. Immers werven - zoals ze langs de kustgebieden van Vlaanderen tot Oost-Friesland worden genoemd - zijn door bewoners verhoogde woonplekken om droge voeten te houden. De archeologen noemen het terpen 16.
We zijn intussen van Destombestraat naar de Markt gelopen, waar we zien wat nieuwe inrichting na volledige destructie kan bewerkstelligen. Er werden naar verluid 500 bommen en 60.000 granaten door de geallieerden afgeworpen om de vijand weg jagen, ten kostte van 124 van de 2800 inwoners, die hierbij de dood vonden 17. Stedebouwkundige F.H. Klokke heeft hier een twee haaks op elkaar staande pleinen gerealiseerd als nieuwe kern. Verder werd een nieuwe richting ingeslagen - in plaats van herbouw van de oude architectuur - met de bouw in 1952-1953 van het Kantongerecht, naar een ontwerp van Gijsbert Friedhoff en Mart Bollen.
Echter met het verdwijnen van de functie, staat ook het gebouw zelf op losse schroeven. Monumentenzorg voor naoorlogse (rijks)gebouwen was er nog nauwelijks, vanwege de beperkte aantal jaren dat een gebouw er nog maar staat. Voor het Kantongerechtsgebouw is zoals we zien een herbestemming gevonden, zodat dit gebouw er als toonbeeld voor naoorlogse architectuur nog staat en waar - naar we mogen aannemen - ook de sgrafitto van de allegorie op Vrouwe Justitia van Philip ten Klooster - we kwamen hem al eerder tegen in Kapelle - nog op de halmuur te vinden is 18.
Vijftig jaar na de naoorlogse wederopbouw, dat ongeveer duurt tot 1965, komen we uit in 2015. In dit jaar zou het pas in aanmerking kunnen komen voor een monumentstatus. Vele gebouwen zijn - na gewijzigde behoefte - inmiddels onder de slopershamer verdwenen, daar is geen oorlog voor nodig. Zeeland en met name Zeeuws-Vlaanderen zou wegens haar eeuwenoude frontlinie een toonbeeld van steeds weer vernieuwde architectuur kunnen zijn.
Oostburg heeft er een ambitieplan, met een aantal bijlagen (2, 6) voor gemaakt.
We lopen over de Markt naar de Burchtstraat en bekijken onderweg alle vormen die we hier als straatobjecten staan. Alles is anders dan we gewend zijn. De cirkelvormen in de straat komen aan het einde van Markt groot terug waarbij het met een golf van de Burchtstraat gebroken wordt. Hierop volgt een waterpartij van de Eenhoornplantsoen, dat omringd is met diverse vormen en een beeld van Eenhoorn. Deze Eenhoorn is 29 november 1952 19 onthuld en markeert het einde van de wederopbouw. Het beeld is gemaakt door Liesbeth Messer-Heijbroek (Amsterdam, 25 april 1914 – Breda, 6 november 2007) 20, geïnspireerd door de herberg De Eenhoorn dat hier in 1713 werd gevestigd 19. Ze heeft mede de hand gehad bij de ontwikkeling van het Ledeltheater aan het Ledelplein waarin we later nog een kijkje gaan nemen 21.
We lopen hier ook even bij Petra en Nellie naar binnen, waar het gezellig toeven is. En na hulp bij het zoeken in de toch wel volle voor-ieder-wat-wils-winkel beperken we deze pas begonnen wandeling met een - na zal blijken - een alleraardigst boekje met de aansprekende titel Tussenland ~ Een reis door Zeeuws-Vlaanderen van NOS-redacteur Rachel de Meijer, waarin ze wil laten zien dat Zeeuws-Vlaanderen meer heeft te bieden dan de omschrijving 'Zeeuws-Vlaanderen is een onbeduidend plattelandsgebied met boerderijen en een paar chemische fabrieken' van de Lonely Planet-gids. Dat deze omschrijving van LP vanzelfsprekend niet klopt, zijn we naar drie dagen hier vertoeven wel achter.
Ook de 'Kleine biografie van het roerend religieus erfgoed in de H. Eligiuskerk te Oostburg' Erfgoed te Boek van N.M.P. Peterse met bijbehorend Jubileumbrochure 1949-2009 kunnen we niet laten liggen.
We gaan vervolgens op het terras van Eigenwijs even wat eten en drinken.
We steken de Markt schuin over en lopen een straatje in dat via het Kerkplein naar de Burgemeester Erasmusstraat gaat. Hier op het hoekje vinden we een merkwaardige steen. Het betreft een grenspaal, in dit geval een stoeppaal 22 met daarop een jaartal 1672. Zal dit dan een van de weinige eeuwenoude objecten zijn, dat WOII wel heeft overleefd?
Wanneer we uitkomen bij het Ledelplein en Oprit komen we Zus & Zo tegen. Zoveel cadeauartikelen onder een dak, daar moeten we ons 'even' aan vergapen. Na een klein uurtje zijn we hiermee klaar.
We lopen verder naar het Raadhuisplein, dat ook weer is vormgegeven. Naast het Danseresje, gebeeldhouwd door Hans Claessen (Tilburg, 2-7-1925 - 14-8-1995) en gegoten door Ernest Joachim (Maarssen, 24-12-1949) in 1995, vinden we her en der kleurrijke fietsen met bloemen aangekleed. Ook aan de overkant van de weg, bij het gemeentehuis staan ze onder een boom.
Aan een van muren vinden we een op doek gespannen schilderwerk, met daarop afgebeeld een licht geabstraheerd landschap met in de lucht een aantal gezichten. Een daarvan draagt een hoed, dat wegwaait. De grap van dit werk vinden we buiten het kader.
Vanaf hier krijgen we ook zicht op de gereformeerde kerk in en op de Molenberg. Op deze plek stond voorheen de molen. De kerk is een ontwerp van A. Rothuizen en P.J. ’t Hooft en is tussen 1947 en 1949 gerealiseerd. Wanneer langs de kerk lopen, komen we uit op de Oude Stad. In de wederopbouwplannen van Klokke wordt deze vooroorlogse straat gehandhaafd. De klassieke trapgevel is er echter wel een uit 1950, maar is daarmee toch een van de weinige. We besluiten deze bijzondere straatnaam Oude Stad verder te lopen. We komen uit op de Zuidzandsestraat.
Deze straat gaat in het westen over in Oude Haven. Dus het zou best eens kunnen dat we met de Zuidzandsestraat een voormalig havengebied te pakken hebben. Er liggen namelijk nog meer straatnamen die dit vermoeden stimuleren: Het Schuttebocht, Schuttebochtlaan, Veerhoeklaan en Veerhoekpolderweg. Diverse kaarten bevestigen dit ook.
Via de Zuidzandsestraat lopen we weer terug naar de auto. Halverwege de straat komen we De Kringloop tegen, die we natuurlijk even binnenlopen. Aan de Ledelplein lopen we nog even binnen bij Het Ledeltheater uit 1953 naar ontwerp van L.W. Rosenkranz. Hierin bevindt zich ook een VVV-informatie- en folderpost.
Tijdens de wandeling valt toch wel op dat er een hoogteniveau zit in de diverse straten. We durven hieraan echter geen conclusies te verbinden.
Middels dezelfde weg als we gekomen zijn lopen we nu weer terug, tot we weer bij de wagen zijn.
We gaan op weg naar onze volgende plaats via de Bakkersstraat, Bakkersdam, Appelstraat en Sint Pietersdijk: Aardenburg.
Maar voordat we op de Bakkersstraat komen, rijden we eerst over de Grotendam dat de huidige Groote Gat tegenhoudt. Voorheen lag in deze oude kreek (Melkenkreek) de Oude Brugse Vaart. Deze is hier tussen 1501-1505 gegraven om Brugge een vaarweg naar open zee te geven. Hier aan de overzijde van de dam ligt sinds 1604 de nu weer enigszins zichtbaar gemaakte schans Nijevelt of Nievelt, vernoemd naar de bouwer Abraham van Nievelt 25. Deze dam werd hier in 1652 26 gebouwd. Tussen 1613-1623 en 1701-1702 werd de Brugse Vaart als Linie gebruikt 27.
Even later rijden we langs en over een stukje van de al eerder genoemde Linie van Passageule, die bij Pyramide begint en hier eindigt.
Aardenburg
Wanneer we over de Appelstraat door de Groote Boompolder rijden zien we Aardenburg al liggen. Zo te zien staat de toren in de steigers.
Bij de Sint Pietersdijk rijden we parallel langs de zeer tot de verbeelding sprekende Heirweg - een middeleeuwse of misschien zelfs een Romeinse weg. Hier weer naast vinden we de Oude Biezenkreek 1.
We rijden rechtdoor en komen via de Oude Kerkstraat uit op de Markt, waar we terrasjes zien en daarom de auto hier maar parkeren. De Markt heeft een bevreemdende uitstraling. Door de zwaar bebladerde bomen in groene en bruine kleuren is het onder de bomen donker, terwijl het nieuw (2006) aangelegde hart van het plein vol met symboliek is opgebouwd en omringd. Het hart van het plein refereert aan het Romeinse verleden, dat wordt omringd door de middeleeuwen (vierkante pleinvorm), de negentiende eeuw (de bomenrij) en twintigste eeuw (een kiosk en gedenkteken) 2.
Ook de gebouwen rondom het plein komen uit diverse perioden. Dit alles verklaard de verwarrende uitstraling dat hier - wanneer we in het midden staan - in een straal van 30 meter op je af komt.
Aardenburg heeft dan ook een lange geschiedenis van minstens 8000 jaar. Herkenbaar wordt het ten tijde van de Romeinen - waar we later nog het een en ander van tegenkomen in de stad 3. Tot ze rond het jaar 275 verdwenen, werd het gebied vervolgens zo'n vierhonderd jaar overgelaten aan de grillen van eb en vloed. In 707 is geschreven bewijs van het bestaan van deze plek, al wordt het dan Rodenburg, burcht aan het riviertje Rudannâ genoemd. Mogelijk hebben de invallen van de Noormannen invloed gehad op de uitbreiding van de verdedigbaarheid van deze plek. In de loop der tijd veranderde de naam in Aardenburg. Ten tijde van de overwinning van Robrecht de Fries in 1071 waren daar ook mensen bij uit Aardenburg.
Topjaren waren er in de dertiende en veertiende eeuw als goede buur van Brugge en Gent in de Vlaamse Hanze van Londen met vooral goederen als turf en laken. In 1280 en 1307 werd het even stapelplaats van de Duitse Hanze.
Na verwoesting door volksleider Frans Ackerman en zijn mannen in 1383, tijdens de opstand tegen graaf Lodewijk van Male, was de glorietijd over voor Aardenburg 4. Frans Ackerman (Gent, ± 1330 - 22 juli 1387) werd na de ondertekening op 18 december 1385 van de Vrede van Doornik en daarmee de herstelde Gentse privileges, enkele jaren later als wraakactie voor de dood van zijn vader vermoord door de zoon in de Sint-Pietersabdij 5. Vader Zeger van Hezele (de tweede zoon van Jan en Sibilla Haveskerke) had waarschijnlijk een conflict met dodelijk afloop op 22-7-1387 gehad met Frans Ackerman 6, die dus daarna zelf vermoord werd.
In de inleiding van Aardenburg van alle kanten verwoord de voorzitter van Stichting Cultureel Aardenburg Jan I. Pleijte onze bevreemdende en verwarrende gevoel met 'Zij [de Aardenburgers] verbazen zich vooral over de verbazing van anderen', waarmee wij gerust gesteld worden door het feit dat we dus niet de enigen zijn. We kijken eens rustig om ons heen en zien in het midden van 'het Romeinse verleden' als 4 poortwachters de beeldengroep uit 2010 van MaRf (Oostende, 01-1951) Vergeten namen, vergeten gezichten. Een opmerkelijk beeldenpartij bestaande uit 4 vrouwen, waarbij de 'kledij' onder andere is opgebouwd uit de handafdrukken van 36 lokale kinderen. Het is een eerbetoon aan alle anonieme bewoners van Aardenburg door de eeuwen heen die hun bijdrage hebben geleverd aan de opbouw van deze plek.
Een eerbetoon aan een bekende Aardenburger vinden we heel toepasselijk in de bomenring - dat symbool staat voor de negentiende eeuw - waar een obelisk het zijaanzicht en naam van George August Vorsterman van Oyen (1843-1915) draagt. Zijn belangrijkste bijdrage bestond uit het zijn van hoofdonderwijzer, archivaris, dagbladuitgever, landbouwdeskundige en lid van het bestuur (op gemeentelijk, provinciaal en landelijk niveau). Zijn vrienden - die dit monument voor hem oprichtte - vonden hem facile princeps erat, gemakkelijk de eerste, getuige een tekst op deze gedenknaald.
Wanneer we de Marktstraat inlopen op weg de toren, zien we een soort opslagpand staan dat een grappige verdeling heeft op het dak. We zien deze indeling ook vaak op boerderijen, waarbij het voorste woongedeelte donker geglazuurde dakpannen heeft, gevolgd door stal/schuur met rode dakpannen. In dit geval gaat het voor beide pannen niet op.
We lopen de Sint Bavostraat in en krijgen de toren (6881) in het vizier, dat inderdaad in de steigers staat. We lopen via de schaduwzijde een rondje om de kerk en mogelijk komen we een ingang tegen. Onderwijl kunnen we even de grove geschiedenislijnen van dit gebouw op een rijtje zetten.
Op de plaats van de kapel, dat naast de oude burcht lag, is het begin van de Sint-Baafskerk (6880) gebouwd 7. Dit zou gebeurd zijn door monniken van de Sint-Baafsabdij van Gent in 959 8, al stelt het diploma van Lotharius uit 966 dat er in Aardenburg alleen een moederkerk (Mariakerk) en een kapel (de latere Sint-Baafskerk) waren 7. Deze Onze-Lieve-Vrouwekerk (Mariakerk) was een eigenkerk 8. De Sint-Baafskerk, een vroeg-Romaanse gebouw, had een bijzonder klaverbladvormig koor, waarbij de drie bladen uitkwamen op het driebeukig schip. De twee zijbladen waren echter wel afgesloten van de zijbeuken 9.
Rond 1025 was de Sint-Baafskerk een zelfstandige parochiekerk geworden 8, al menen anderen dat dit pas tussen 1266 en 1279 gebeurde 10. In 1202 werd de kerk 'verwoest' 9 door brand 11. Hierna werd de kerk opnieuw opgebouwd - vanzelfsprekend op de restanten die er nog waren en vanwege de groei en het succes van Aardenburg aan de schepenzijde met het dubbele verlengd in, wat we nu Schelde-gotiek noemen 12. Bijzonder zijn ook de beide traptorentjes die op de grens van beide stijlen gemaakt zijn in de Schelde-gotiek-stijl, maar hier niet vierzijdig of rond zijn, zoals meestal het geval is in de Schelde-gotiek9, 12.
De gouden eeuw van Aardenburg liep door tot in de 14e eeuw, zodat er halverwege deze eeuw wederom een uitbreiding plaatsvond 10. Hierop volgden de eeuwen van vernietiging, beschadigen, branden, plunderingen tot en met het einde van de Tweede Wereldoorlog, waaruit het gebouw zwaar beschadigd kwam. Na de bevrijding zorgde uiteindelijk een storm op 28 december 1945, dat de tot gatenkaas geschoten toren, omwaaide. De restauratie van dit gebouw zou tien jaar in beslag nemen, van 1947-1956 13.
Wanneer om het koor zijn gelopen, komen we het laatste werk van de in 2009 overleden Chris Ferket (Reynaertkunstenaar) tegen. We kwamen in Hulst ook werk van hem tegen. De onthulling van dit Koor van Bach, een naam dat gegeven is door Jan Pleijte van de Stichting Cultureel Aardenburg 14, op 17 juli 2009 om 19.00 uur 15, heeft Ferket zelf niet meer meegemaakt. Het verhaal gaat dat hij zijn eigen hoofd - wij denken de negende van rechts - tussen de 28 hoofden van deze koorleden heeft geplaatst.
Typerend voor Ferket zijn ook de ganzenkoppen op de uiteinden van dit stuk.
Dit Koor van Bach is een eerbetoon aan allen die de traditie van de uitvoering van de Matthäuspassion op Palmzaterdag hebben ondersteund. In 1954 werd deze traditie, die teruggaat tot 1870, in Aardenburg aangewakkerd en tot 1973 brandend gehouden door de organist-dirigent Piet van Egmond. En nog steeds wordt elk jaar dit stuk van Johann Sebastian Bach (1685-1750) hier opgevoerd en behoort volgens de Stichting Bach-Comité Aardenburg - zonder overdrijving - tot de wereldtop.
We lopen verder langs de laatste aanbouw en komen halverwege het huidige gebouw de ingang tegen, dat ons naar het oudste gedeelte brengt. Hier struikelen we bijna over de graftombes die er her en der staan. Tijdens de renovatie in 1947-1956, werd tijdens graafwerkzaamheden in 1949 een graf blootgelegd met een beschildering aan de binnenkant. Later werden er nog meer gevonden en een deel - dat wat we hier zien - heeft men naar boven gehaald en laten staan, zodat we deze nu kunnen aanschouwen 13.
Nadat we een kleine bijdrage en enkele brochures hebben betaald, gaan we deze wonderlijke expositie bekijken.
Het valt niet mee om een eerste indruk te krijgen. Het gebouw zelf, de graftombes, de op de vloer en aan de muur uitgestalde kunstvoorwerpen, de grafstenen, ze vragen allemaal aandacht. Vooral de ingelegde grafstenen lopen grote kans om gemist te worden, wanneer we onwillekeurig het zicht gaan volgen. We besluiten een structureel zigzaggende route te gaan volgen, zodat we alle objecten tegenkomen. Ook hier laten we slechts enkele objecten zien, omdat het anders te veel wordt.
Om de 'sarcofagen' of grafkelders zonder beschadigingen bovengronds te krijgen, werden ze aan de buitenkant eerst met gewapend beton verstevigd en vervolgens zo goed mogelijk geconserveerd. Na twintig jaar blijken de kleuren er toch op achteruit gegaan te zijn, zodat we nu eigenlijk naar kopieën kijken van de originele kleuren die meteen bij de opgraving zijn vastgelegd in het archief van de ROB. Verder hebben ze allen een dakraamwerk gekregen 16. De eerste die we hier tonen betreft een 'priestergraf', dat te herkennen is aan het kruis, dat gemaakt is van een levende boom, een takkenkruis. Alleen de priester mocht zo'n kruis hebben 17. We zien hier dat alle wanden beschilderd zijn. Wetende dat men in de middeleeuwen binnen 24 uur begraven werd, kunnen we ook bedenken dat er razendsnel gewerkt moest worden. Eerst moest het grafkuil gegraven worden waarin de muurtjes gemetseld werden. Vervolgens werd dit snel voorzien van een pleisterlaagje. In deze krappe ruimte van 45 x 55 x 180/210 cm moesten de schilderingen - zeer waarschijnlijk ook nog bij kunstmatig licht - worden aangebracht. Men gaat ervan uit dat schilders in het graf werkten, waar ze geen steun hadden aan de nog natte wanden. Tijdelijk verdieping ten behoeve van de werkhouding van de schilders wordt uitgesloten. Ook werd er geen gebruik gemaakt van sjablonen. Tijdens het kopiëren is namelijk gebleken dat eerst de tekening werd ingekrast, wanneer - waarschijnlijk door een tweede (leerling)schilder - de vlakken werden ingekleurd. Vervolgens kon de eerste het afmaken door de zwarte lijnen aan te brengen 18.
Een ander meer voor de hand liggende werkhouding is plat op buik liggen, eventueel op planken, boven het graf. Een beetje schilder is namelijk wel in staat om schildering 'op de kop' aan te brengen. Zodoende ligt hij zichzelf niet met zijn eigen lichaam in de weg en kan ook het kunstlicht, dat men op de bodem van het graf heeft staan, goed weerkaatsen op het witte pleisterwerk.
De volgende beschildering beeldt Maria uit, die op een stenen bankje met betegeling zit. Jezus staat op haar schoot. Hier komt de wederzijdse liefde tussen moeder en kind tot uitdrukking. Bijzonder op deze afbeelding zijn de korenaren op Maria's schoot. Dit zou het oerbeeld van de moedergodin of moeder Aarde kunnen voorstellen 19.
De dakconstructie van de kerk laat hier fraai zien waarom dit deel het schip heet.
Op de vloer zien we een speciale vorm van kantwerk. Het heeft de vormen van de onderkant van het vrouwelijk lichaam. Hierachter vinden we aan een pilaar een wit vrouwspersoon aan het kruis.
Ondertussen komen we een grafsteen van zuster Godelieve tegen. Deze is na de sloop tijdens de Tachtigjarige Oorlog van de Mariakerk hiernaartoe verhuisd. De Mariakerk behoorde bij de Graauwzusterklooster dat tussen de Eedeweg en Kloosterpad lag en tijdens diezelfde oorlog werd verwoest. Op deze zogenaamde Kloosterwei (330191) liggen nog de beschermde restanten.
Op de grafsteen van zuster Godelieve staat verder te lezen dat ze is gestorven op 17 juli 1549 en 2 jaar Moeder is geweest van het klooster. Ze was een dochter van Joerys Paelding.
Er liggen hier meer grafstenen die na de verwoesting van de stad in 1944 omgekeerd als stoepsteen werden teruggevonden en met de restauratie van de kerk hier weer leesbaar werden neergelegd 20.
Ten slotte nog 2 fresco's die we terugvinden in de sarcofagen. Wederom een met Maria en het kindje Jezus. Wat bij deze vooral opvalt zijn de grote bloemen met daarbij de vele gekruiste kruizen. Deze zijn zowel in het zwart met een dunne kwast aangebracht en daarnaast tegelijkertijd met de grote bruine bloemen.
De andere betreft weer een priestergraf met daarop Jezus aan het kruis. Dit kruis is weer gemaakt van levend hout van de wereldboom. Bovenin zien we de zon en maan afgebeeld als zinnebeeld voor Christus en Maria. Opmerkelijk is hoe Jezus hier aan het kruis hangt. Je zou hierin de Man-rune kunnen zien 19. Deze Mannaz is de twintigste rune van het oude futhark, dat een symbool is voor de maatschappelijke orde, elkaars steun 21. De vorm lijkt echter meer op de Y-vorm van , de Elhaz, dat ook Algiz of Eolh wordt genoemd. Dit is de vijftiende rune van het oude futhark, dat eland betekent. Deze rune symboliseert een levensboom en bescherming 22, waarmee het dus ook overeen komt met de levende wereldboom waaraan Jezus hangt.
Een bewerkte versie van "Aardenburg" (versie 0.6, 1 juli 2016), is opgenomen in de nieuwsbrief Moensiana / Peter Altena, Ans J. Veltman-van den Bos (redactie). - Nijmegen : Stichting Petronella Moens, De Vriendin van ’t Vaderland, 2016
De titel van dit artikel is Een reisverslag van een eerste bezoek op 6 augustus 2015 aan Aardenburg, pagina 26-37.
Dit manrune kruis of gaffelkruis, ook wel furcakruis 23 genoemd, dat de Latijnse taalvariant is 24, wordt nog steeds gebruikt op de rugzijde van de kazuifels 18.
Nadat we onze tour hebben afgerond, krijgen we nog mini-college bij de bijzondere priesterstenen die bij de uitgang staan.
Hierna lopen we weer naar buiten en maken ons rondje om de kerk af. Hier komen we een beeld van Petronella Moens (Kûbaard, 16-11-1762 - Utrecht 3-1-1843) tegen, dat gemaakt is door Ineke Ekkers, een op dat moment in Kûbaard werkzame beeldend kunstenaar. Dit beeld is hier sinds 19 mei 2001 te bewonderen. Ekkers is zeer duidelijk in de boodschap die ze wil uitdragen. Om dit te begrijpen moeten we iets meer vertellen over Petronella. Toen haar moeder (Maria Albertina Lyklama Nijholt, 1732-1766) in het kraambed overleed in 1766 van haar zusje Baukje Maria, verbleef Petronella enige tijd bij haar oom en tante Erfstee die in IJzendijke woonden. Hier kreeg de roodvonk (toen scharlakenkoorts genoemd) en kinderpokken. Velen stierven hieraan, maar zij overleefde en genas, maar met blijvende schade aan het zicht: ze was de rest van haar leven zo goed als blind 25 of slechtziend. Van haar vader (Petrus Moens, 1732-1803, predikant) leerde ze schrijven. Ze blijkt over een uitstekend geheugen te beschikken en blijkt verbaal zeer beschaaft. Toen ze 23 was, won ze haar eerste literaire prijs voor haar gedicht ‘De waare Christen’. Zij dicteerde haar teksten en haar vriendinnen of een schrijfjuffrouw schreven haar teksten op, zodat ze een oeuvre van meer dan honderdvijftig titels heeft achtergelaten 26. Teveel hier om op te noemen dus.
Maar eentje De Vriendin van ’t Vaderland, een eigen (politiek) tijdschrift - dat volgens haar inleiding de lezers niet zou vermoeien met politiek, al zitten we midden in de omwenteling en de zoektocht van de Bataafsche Republiek! - moet hier toch even genoemd worden.
Ekkers wil met dit beeld weergeven dat het eigenlijk niet gaat om het feit wat Petronella Moens in al die documenten heeft geschreven. Veel belangrijker vindt ze het feit dàt ze heeft geschreven. Hiermee vertelt ze dat wat voor drama je ook overkomt, het gaat er vervolgens om wat je ermee doet. Laat je het erbij zitten en leg je je erbij neer of leer je jezelf een andere manier van uiten of wat dan ook aan, waarmee je terugkomt. Het persoonlijke onverzettelijke is het verhaal van dit beeld 25.
Ze moest wegens geldgebrek tot op hoge leeftijd doorschrijven 26, getuige de nieuwe uitgave van bijvoorbeeld Eenige gedichtjes voor kinderen, als klein geschenk in 1841 dat we bij de Koninklijke Bibliotheek met auteur 'Moens, Petronella' als laatste boek tijdens haar leven kunnen vinden.
Ter afsluiting van haar leven, kunnen we nog even teruggrijpen op de rede en het daarbij uitgegeven boekje "Gedachtenisrede, uitgesproken in de Evangelisch-Luthersche Kerk te Utrecht ...
Door Johannes Decker Zimmerman", waarbij de uitgeverscorrespondentie dat het "Aan den lezer" vervangt, ook lezenswaardig is.
De Drie Bomen van Rembrandt Harmensz. van Rijn uit 1643 bron: Zie onder Rembrandt
We verlaten het terrein van de kerk, maar kijken eerst nog even achterom om het fraaie toegangspad te aanschouwen. Halverwege het pad valt echter ook nog iets anders op... de drie rode beuken aan de Ruiterskwartier. Deze doen onmiddellijk denken aan De Drie Bomen van Rembrandt en Trois arbres van Matthy Piebes.
We maken het rondje om de kerk af en lopen vervolgens weer over de Marktstraat naar het Archeologisch Museum, dat we uiteraard even bezoeken.
Hier komen we ook weer de nodige dingen tegen uit de Romeinse tijd. Zo ook een bekende: een Nehalenniasteen. Op deze staat volgens het museum: Deae Nehalenniae Vegisonivs Martinvs Cives Secvanvs Navta V S L M (Votum Solvit Libens Merito). Dit betekent vrij vertaald: "Aan de godin Nehallenia, Vegisonius Martinus uit het land van de Sequani reder heeft zijn gelofte ingelost, gaarne en met reden", een tekst zoals we het intussen vaker hebben gelezen. Bijzonder is wel dat deze Martin uit de omgeving van Besançon kwam. Besançon is een stad dat goed beschermd in een schiereilandkronkel van de rivier de Doubs ligt. Hiervandaan komen we via de Doubs - Saône - Le Rhône in de Middellandse Zee uit. Of dit de gebruikelijke route was voor deze schipper vergt meer onderzoek.
Aan de wand komen we ook weer een bekende kaart tegen. Hierop staat precies het detail van de kaart van het Brugse Vrije van Pieter Pourbus dat de toevoeropties van en naar Brugge laat zien, nadat 't Zwin aan het verzanden was. We zien hier Brugge linksonder en 't Zwin in het midden boven. Er ligt een vaarroute om het eiland van Cadzand heen, dat later als Nieuwvliet ingepolderd wordt. Daaronder zien we Oostburg liggen aan het vaarwater 'de Oude Brugse Vaart' dat naar de Schelde gaat.
En zo liggen ook hier weer talloze objecten die om aandacht vragen en worden er nog verhalen verteld omtrent de verdronken dorpen, de situatie van Aardenburg in de Middeleeuwen, het ontstaan en opgravingen van de kerk met natuurlijk ook aandacht voor de beschilderde graftombes.
Wanneer we weer beneden zijn en nog even een gesprekje voeren met de medewerkster komen er nog twee brochures tevoorschijn waar we blij van worden. Deze
Op verkenning door Aardenburg door G.A.C. van Vooren en Opgravingen en vondsten : Romeins Aardenburg door J.A. Trimpe Burger geschreven boekjes gaan natuurlijk mee.
Van dat laatste boekje kunnen we al meteen gebruikmaken, wanneer we een stukje verder zijn gelopen, de Burchtstraat in. Hier vinden de vorm van een romeins poortgebouw, zoals men in 1976 heeft ontdekt en blootgelegd. Daarna is het weer toegedekt en 2.80 m hoger - het huidige maaiveld - gereconstrueerd met wat we nu zien: Een deel van de fundering van de poort van de verdwenen castellum - de Porta principalis sinistra. Men gaat ervan uit dat de bouwmaterialen, na de nieuwe bewoning rond de 11e eeuw, langzaamaan zijn 'hergebruikt' 27. Hoe zo'n complete Vita Romana eruit heeft kunnen zien, laat een maquette zien die hier ook te aanschouwen is 28.
Wanneer we verder lopen naar de Zuidstraat, komen we op de hoek het hoofd tegen van Jan Nieuwenhuijzen . Dit beeld is gemaakt door Hans Luchies in 2003. 29. Op 14 mei 2007 is bij de Doopsgezinde Kerk in Edam een soortgelijk beeld onthuld 30. Jan Nieuwenhuijzen (Haarlem, 1-9-1724 - Amsterdam, 24-2-1806) zou eerst 'boekverkooper' worden, maar volgde zijn hart op vierendertigste leeftijd, toen hij doopgezinde predikant werd. Eerst in Middelharnis, gevolgd door Aardenburg en Monnikendam. Wijs geworden als predikant was hij overtuigd geworden van de christelijke deugden en richtte hij - toen hij medestanders vond in Monnikendam - de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen op 31. Hij was van 1763-1771 predikant in Aardenburg 29.
Na zijn overlijden zijn er ter nagedachtenis enkele redevoeringen uitgesproken:
Redevoering ter gedachtenis van den eerwaarden Jan Nieuwenhuyzen, stichter der Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen: benevens de gezangen en dichtstukken voorgedragen den 9. april 1806, bij gelegenheid van het lijkfeest door het departement Haarlem der gemelde Maatschappij gevierd door Cornelis Scholl van Egmond (1777-1838) en door Coenraad Wertz de
Redevoering ter gedachtenis van Jan Nieuwenhuijzen, leeraar der Doopsgezinden te Monnikendam, stichter der Maatschappij: tot Nut van 't Algemeen : uitgesproken bij gelegenheid der algemeene vergadering dier Maatschappij, den 13den van Oogstmaand, 1806.
Maar ook in andere plaatsen werden redevoeringen gehouden:
Leiden - 12 Mei 1806 en
Gouda - 9 Augustus 1806.
Jan Roemer heeft voor de jeugd nog hetzelfde jaar van zijn sterven een geschrift doen uitkomen dat de titel Het leven van Jan Nieuwenhuyzen, oprigter der Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen, voor de jeugd heeft gekregen. Voor zijn dood heeft hij een Gouden Eerpenning gekregen tijdens de algemene vergadering van 1788. De aanbieding speech en het dankwoord kunnen we nalezen in Bij het overhandigen van den gouden eerpenning.
We lopen via de Busschieterstraat naar de Weststraat. Dit is de straat met de oudere en soms fraai gedecoreerde panden, waarvan we slechts een hier laten zien, De Gouden Eikel. Over dit pand uit 1646 gaat het verhaal dat Maurits van Nassau (1567-1625) 32 hier na de mislukte poging om Oostende te veroveren vanaf 12 mei 1604 verbleef, toen hij Aardenburg in handen had gekregen. Hiervandaan belegerde hij tussen mei en augustus van dat jaar de stad Sluis. Geschiedkundig kan dit (een pand uit 1646, waarin iemand verblijft die in 1625 is overleden) natuurlijk niet kloppen, maar hiervoor zal vast een passend antwoord te vinden zijn, wanneer onderzocht wordt hoe deze vork precies in de steel zit.
We lopen naar de fraaie Kaaipoort die aan de andere kant er nog fraaier en bijzonderder uit blijkt te zien. Deze poort is al vrij oud, maar zoals we het hier zien, stamt het ongeveer uit 1650 en maakte het onderdeel uit van de Staatse Vestingstrategie. Hiervoor maakte het deel uit van een ander vestingstelsel, namelijk die van Gwijde van Dampierre (±1226 – Compiègne, 7 maart 1305 33), die deze poort in 1299 liet aanleggen. De haven van Aardenburg lag daardoor buiten de stad. De Oude havenkom is nu een plein geworden met de toepasselijke naam Kaai, maar door middel van divers steengebruik is het sinds de herinrichting van 2002 weer goed te herkennen als een voormalige haven 34.
We lopen vervolgens weer terug door de hele Weststraat, omdat we de straat nog slechts voor de helft hadden gezien. Onderweg komen we het voormalige pand van het Weeshuis uit 1624 / 1631 tegen. Maar ook een mooie 19de-eeuwse voorkant van de doopsgezinde kerk Het Lam uit 1636. Aan het einde van de straat komen we een merkwaardig beeld tegen van P.Nand.R. uit 2008, dat de naam Nike - de Griekse godin van de overwinning - draagt. Dit is een verwijzing naar de munten en ring die hier gevonden zijn, waarop zij stond afgebeeld. In het beeld van Nand Huyghe wordt zij gesymboliseerd door de vleugel 35. P.Nand.R. staat voluit voor de fictieve firmanaam Publi Nand Ria van Nand Huyghe (Landskouter, 25-5-1948) 36.
Hoewel er voldoende of beter geformuleerd méér uitspanningen zijn aan de Kaai, lopen we toch via de Marktstraat terug naar de Markt, waar de auto staat om hier op een terras te gaan zitten. Na zoveel indrukken hebben we wel weer even behoefte gekregen aan een drankje. We schuiven aan bij Hotel – Bistro – Tearoom Rudanna Castra om even bij te komen. Wanneer we Aardenburg van alle kanten doorbladeren en afvinken wat we hebben gezien van datgene dat hierin besproken wordt, dan hebben we 18 punten van de 42 aangeboden items gezien en ervaren. Kortom, Aardenburg is iets te veelzijdig om op één dag te doen.
Aangezien de tijd ook vordert, besluiten we ook om hier aansluitend een hapje te gaan eten, zodat de chef z'n Scampi en Stoverij mag klaarmaken voor ons.
Na het eten rijden we op ons gemak via de N251 langs de Krabbeschans bij Draaibrug, waar we de N253 richting Oostburg vervolgen. Hier rijden we over de Commerswerveweg langs de besproken terpen Locwirde en Cumbingascura. Wanneer we bij Schoondijke uitkomen rijden we over N676 naar ons huisje bij Breskens.
(voormalig) Kantongerecht Gijsbert Friedhoff | Mart Bollen - Oostburg
hoek Markt-Burchtstraat Oostburg
Eenhoornplantsoen Oostburg
Eenhoornplantsoen Oostburg
1672 Oostburg
Gemeentehuis Oostburg
Gemeentehuis Oostburg
gereformeerde kerk Oostburg
woonhuis (1950) Oostburg
Aardenburg
Markt Aardenburg
Vergeten namen Markt - Aardenburg
Vergeten namen Markt - Aardenburg
Vergeten namen Markt - Aardenburg
Marktstraat Aardenburg
Het koor van Bach | 2008 | Chris Ferket Aardenburg
priestergraf Sint Baafskerk Aardenburg
'Maria met de korenaren' Sint Baafskerk Aardenburg
schip - dakconstructie Sint Baafskerk Aardenburg
? Sint Baafskerk Aardenburg
graf zuster Godelieve Sint Baafskerk Aardenburg
vrouw aan het kruis Sint Baafskerk Aardenburg
Maria en kind Jezus met herkruist kruis Sint Baafskerk Aardenburg
priestergraf met maan en zon Sint Baafskerk Aardenburg
Petronella Moens bij Sint Baafskerk Aardenburg
toegangspoort Sint Baafskerk Aardenburg
3 rode beuken Ruiterskwartier Aardenburg
Nehalenniasteen Archeologisch Museum Aardenburg
Fallussymbool Archeologisch Museum Aardenburg
gietmal Archeologisch Museum Aardenburg
Romeinse castellum Aardenburg
Jan Nieuwenhuijzen Aardenburg
De Gouden Eijkel Aardenburg
Kaaipoort Aardenburg
Kaaipoort Aardenburg
voormalige haven Aardenburg
Nike | P.Nand.R. | 2008 Aardenburg
Scampi en Stoverij Rudanna Castra Aardenburg
Dag 13: Zuidzande - IJzendijke - Biervliet - Terneuzen
kaart 13
Vandaag gaan we naar de plaatsen die worden ontsloten door de nieuwe weg N61. Om op de N61 te komen, nemen we de bekende route over Groede naar Nieuwvliet. Hier gaan we de N675 af, om naar het zuiden te rijden. Daarom komen we zo door Ter-Moere en Akkerput.
Zuidzande
Hierna rijden we Zuidzande binnen. Deze plaats, met z'n paar straten, blijkt toch een dorpje met karakter te zijn. En dus nemen we een kijkje. De naam Zuidzande verraad dat we op het zuidelijkste puntje - blijkt zuidoostelijkste puntje te zijn - van het voormalig eilandje van Cadzand aangekomen zijn.
Zuidzande was ooit een van vele kleine Zwinhaventjes. Deze lag tegenover het kanaaltje dat Oostburg toegang gaf tot 't Zwin. Zuidzande is vernoemd naar de plaat Zuudzand dat hier in 't Zwin lag. Het kent daarmee ook een woeste geschiedenis, dat tot tweemaal toe is 'verdronken' en vervolgens weer opgebouwd in de jaren 1617 en 1670 1.
Vandaag ziet het er stralend uit. We hebben de auto in de Dorpsstraat gezet en lopen naar het Dorpsplein, waar het druk oogt. Er komt net een hele stoet auto's - achter een groot landbouwvoertuig - aan gereden vanuit de Mariastraat. Dus hebben we even de tijd voor 'kapotte stoel' als kunstobject en een omgebouwde kerk in Restaurant Céleste. Aan de overkant vinden we een hotel met de naam De Rode Leeuw. Wanneer we ons weer omdraaien zien we opeens een tot Straatbieb omgetoverde telefooncel. Zoiets hadden we een paar jaar geleden ook al eens gezien in Itzehoe . Een ideaal object om voor zoiets te gebruiken. Echter, zoiets komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. In het najaar van 2014 was er al een tijd op dit plan gebroed 2. En het is blijkbaar net voordat de zomer begon gerealiseerd: 23 mei 3.
Een (namaak)pagina uit een "handschrift"-boek dat kleurrijk verlucht is, verklaart een van de initiatiefnemers van dit project. De boekbinder Frits Baars van Boekbinderij "Knooppunt 44". Hij woont een eindje verderop in de Dorpsstraat en aangezien we toch een stukje van Zuidzande willen bekijken lopen we de Dorpsstraat in.
Al gauw zien we het hoekpand van de boekbinder en we spreken hem - nieuwsgierig geworden - aan, wanneer we hem buiten zien lopen. Na een kort voorstelrondje met interesse-uitleg tot het boekbinden, laat hij ons het een en ander van zijn werk zien. Zijn levensloop van docent - boer - boekbinder is bijzonder te noemen. Zijn laatste omslag kwam voort uit de behoefte om zelf een bepaald boek in te binden. Dit verlangen is vaker een reden om iets te gaan leren, weten we. Zo is ook het pasfotoboekje ontstaan.
Maar je hebt boekbinders en Boekbinders. Frits Baars heeft zich op vele manieren geschoold - van Antwerpen tot Utrecht - en is dan ook Boekrestaurateur én Boekbinder. Daarnaast heeft hij - zo blijkt uit een rondgang door zijn atelier - voldoende fantasie om compleet nieuwe vormen te ontwikkelen en uit te voeren. Uit zijn Posts blijkt ook zijn grote liefde voor deze ambacht en voor het materiaal waarmee hij werkt. Een genot om naar te luisteren en te kijken.
We wensen hem alle succes met zijn mooie producten, wanneer we weer verder gaan.
We rijden nog even de Mariastraat in en brengen een bezoekje aan een oude schuur van rond 1800, waarin nu Atelier "De Test" gevestigd zit. Hier kunnen we ook even op het terras zitten en wat eten en drinken en ondertussen naar 'een groot assortiment hand vervaardigde keramiek van een groot aantal kunstenaars'. Uiteraard bekijken we ze even later ook in de tuin en in de schuur. We zien dat er niet alleen unieke werken staan, maar ook keramiek van 'dertien in een dozijn'.
We rijden weer terug naar het dorp en rijden rechtdoor richting Oostburg. We komen nu door Oostburgsche Brug en rijden over de straat waar de Oude Haven van Oostburg lag, voordat we de N253 bereiken.
Hier bij Oostburgsche Brug, aan het einde van de Oostburgse haven lag van 1604 tot 1673 de fort Hans Vrieseschans, vermoedelijk vernoemd naar de kapitein Hans Vrieze die hier met zijn vendel een Spaans ontzettingsleger terugsloeg. Omdat Sluis (op dat moment nog Spaans) onder beleg lag van de Staatsen, stuurden de Spanjaarden via Oostburg een ontzettingsleger. Maar omdat Hans met zijn compagnie dit tegenhield kon Sluis teruggewonnen worden 4.
Bij de N253 gekomen, nemen we weer de Commerswerveweg (en vergeten weer naar links te kijken waar het terpje Cumbingascura ligt).
We rijden de N253 uit en vervolgen de N61 naar IJzendijke.
Menno van Coehoorn (Britsum, maart 1641 - Den Haag, 17 maart 1704)
Aan de andere kant zien we aan de toren in Verlengde Molenstraat een enorme spin tegen de muur lopen. Bij de volgende zijstraat de Schuttersstraat zien we wanneer we ons omdraaien een schilderij met daaruit komend de rest van het schilderij, zodat je met deze middeleeuwers aan tafel kunt eten en drinken. Het schilderij is gemaakt door Joost Heeren. Hierop staan een aantal verwijzingen naar historische en museale doeken. Tijl Clement maakte het beeld 3D door een bijpassende zit te maken 10.
We lopen de Verlengde Molenstraat in, merken het hoogteverschil op - wat een restant is van de Molenveste. Bij de Molenstraat nemen we de Hoogstraat, waar we het huis Inde Swarte Leeuw uit 1657 (althans de gevelsteen) tegenkomen.
Op de Markt gekomen, lopen we naar het streekmuseum. Hier worden van harte welkom geheten en wordt ons uitgelegd hoe de routing werkt en dan worden we uitgenodigd om te beginnen met een kortdurende film. Hiervan maken we natuurlijk gebruik.
In de eerste kamer die we vervolgens bezoeken, worden we aanschouwd door niemand minder dan Menno van Coehoorn (Britsum, maart 1641 - Den Haag, 17 maart 1704).
We kwamen hem ook al eens in Wijckel tegen. De kerk aldaar bevat namelijk zijn praalgraf.
Hier ligt veel van zijn vestingbouwkundig werk. Eén van zijn internationale bestsellers uit 1685 was dan ook Nieuwe vestingbouw, Op een natte of lage Horisont. Het museum legt het in een klein filmpje van een paar minuten uit.
In een andere zaal vertelt een soldaat, als deelnemer in de tachtigjarige oorlog, hoe het eraan toe ging en hoe de leefomstandigheden waren. Hij wordt omringd met wapens en ander materiaal uit die periode.
Met kaarten worden vele situaties duidelijk gemaakt. Zo komen we ook de kaart Kaarte van Staats Vlaanderen met de oude en nieuwe limiten van W.T. Hattinga uit 17 april 1747 tegen, waarop de nodige tijd gekeken kan worden, hoe bijvoorbeeld het water liep en je dus van A naar B kon varen in deze periode.
Maar ook fort namen, als bijvoorbeeld de bij Zuidezande genoemde Hans Vriese F(ort) en de bedijkte polders met hun namen.
Doel van deze kaart was echter om het nieuwe verdedigingsplan van Menno van Coehoorn met behulp van inundaties, te laten zien. Hiervoor dienden wel allerlei dijkwerken aangepast te worden. Dit plan, zoals op deze kaart uitgewerkt, werd nimmer uitgevoerd.
Nadat we alle zalen hebben bekeken komen we weer terug in de laatste zaal waar ook een boekwinkeltje te vinden is.... en kleren. En dat konden we natuurlijk niet laten. Dus even snel omgekleed voor een foto. Deze zeventiende-eeuwse gewaden zijn zo waarheidsgetrouw mogelijk gemaakt op basis van historische documenten in het Aardenburgs atelier Ensaid.
En vervolgens natuurlijk de boeken bekijken. Helaas zijn niet alle boeken te koop, zoals het boek met de overduidelijke en verklarende titel Scharnierend Gewest, waarmee alles is gezegd, zodat de ondertitel 200 jaar Zeeuws-Vlaanderen 1814-2014 slechts de periode verduidelijkt. Maar er zijn voldoende andere interessante titels op voorraad, zodat we toch met een aantal de deur uitgaan.
En na een museumbezoek is het weer de hoogste tijd voor een drankje. We lopen naar de schakende Prins en kijken nog eens goed naar de stukken, want in het museum werden we daarop gewezen. En inderdaad, er zitten opmerkelijke stukken tussen, naast het feit dat allen personages voorstellen uit de zeventiende eeuw. Ter illustratie laten we er hier twee zien.
Na deze speurtocht nemen we plaats op het terras van Café La Porte d'Or om onze dorst te lessen.
Na deze verfrissingen gaan we weer verder naar onze volgende bestemming, (het eiland van) Biervliet.
We worden begroet door Hildegonda, de zeemeermin. Volgens een legende werd ze door een visser uit Oostburg gevangen. De visser wilde haar tentoonstellen in de stad om er zo aan te verdienen. Een voerman uit Waterlandkerkje het had zien gebeuren en de smeekbeden van de zeemeermin niet ingewilligd zag worden door de Oostburgse visser, redde haar, waarna ze wegzwom. Boeren uit de omgeving kwamen op het rumoer af en daar verscheen ook Hildegonda nogmaals. Ze sprak toen haar profetie uit dat Waterlandkerkje nog lang een klein dorp zou blijven, maar ooit zullen de bewoners het dorp eendrachtig tot groei brengen.
Wie de maker van het beeld is, is onduidelijk. Het YouTube-filmpje van Johan Faes (een van de bewonersgroep "Eigen wijzen") waaruit duidelijk wordt dat het beeld hier op dinsdag 19 oktober 2011 in de stromende regen is geplaatst, ontsluierd ook de "geboorteplaats" waar ze op zaterdag 4 juni 2011 gehaald is. Heist op den Berg is de plaats en Medussa voor 'Authentieke historische materialen en curiosa' de winkel.
De kerk heeft - samen met het dorp - een bijzondere geschiedenis. De informatieborden vertellen ons dat het protestantse verhaal begint in 1553, in de voormalige katholieke Sint Nicolaaskerk, dat ooit zo'n drie kilometer zuidelijker lag. Door inundaties en rooftochten van beide legers verviel dit pand. Een eenvoudig zaalkerkje werd op deze plek in 1674 voltooid en stond toen op Staats grondgebied. Hierna volgden de gelovigen, zodat het dorp Waterlandkerkje ontstond. Het is vernoemd naar de kerk in de oude heerlijkheid Waterland.
Bij de ingang van de kerk vinden we een beeld van de eerste protestantse predikant Johannis Stuerbout van de voormalige katholieke kerk. Het verhaal gaat dat tijdens de kerkdienst van 25 november 1668 er acht Spaanse soldaten de kerk bezochten. Dit bleek echter niet een vreedzaam bezoekje te worden. Ze sleurden de predikant van het preekgestoelte en verwonden z'n ledematen en z'n hoofd, waarbij ze tevens zijn linkeroor afsneden. Ook beroven ze de kerkgangers van hun sieraden en worden ze gedwongen om zich te ontdoen van hun kleren. Als jachttrofee houden ze het oor. Dit was een wraakactie ten spijt van de Geuzen.
Op 21 januari 1669 bezwijkt de predikant alsnog aan zijn verwondingen. Na een eerdere niet geslaagde poging de daders op te sporen, volgt opnieuw een onderzoek, waarbij men meer succes heeft. Er worden twee daders gevonden (Pierre d'Aldenhove en Jacques Caudrelier) en na hoop op een zekere strafvermindering vertellen ze wie de leider was: Martin Brockelmans, die echter nooit gevonden gaat worden. De twee gevonden helpers vinden de strop.
En nu staat er een eikenhouten beeld sinds 8 december 1984, waarop Johannis Jesaja 61:1-3 aanwijst: „De Geest des Heren HEREN is op mij, omdat de HERE mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis; om uit te roepen een jaar van het welbehagen des HEREN en een dag der wrake onze God; [...].
Het beeld werd gemaakt door de oude dorpstimmerman en de Breskense pastoor (dus Katholiek) Omer Gielliet 1.
Wanneer we het kerkje betreden vinden we een expositie van het werk van Ankie Kienhuis en Nel Henneke. Beide dames zijn ook aanwezig. Dat vanzelfsprekend een gesprekje uitlokt. Vooral de keramiek van Ankie trekt ons aan. En ondanks dat de vorm per figuur allen 'hetzelfde' zijn, verschillen ze in kleur en uitstraling en zo wordt het toch nog even goed selecteren, welke voor ons het aantrekkelijkst is.
Nadat het beeldje keurig is ingepakt ter bescherming van onze autorit vertrekken we nu echt naar Biervliet.
De Kerkstraat en Hoogstraat vormden in het midden van de 17e eeuw beiden het centrum van het dorp, aldus het bord dat we op het hoekhuis in de Kerkstraat kunnen lezen. We lopen een stukje naar de Molenstraat en krijgen zo de kerk redelijk goed in het vizier. We zien dat hier ook een paadje het bastion afgaat. Voor de aardigheid lopen we even naar beneden om een beeld te krijgen van de hoogteverschillen. En die blijken best fors te zijn.
Via de Beukelstraat kruizen we de Noordstraat en gaan verder met de Singel die met een bocht op de Havenstraat uitkomt. De Havenstraat is hierbij dus in traditionele zin dus de Ooststraat. Op de Markt vinden we het beeld voor Willem Beukelsz., waarbij het waarschijnlijk is dat het Gillis in plaats van Willem zou moeten zijn. In het Latijn wordt Gillis namelijk geschreven als Guillielmus en dit zou, wanneer men alleen een afkorting ziet, verward kunnen worden met Willem. Deze Gillis Buekels van Hughenvliete is ook niet de uitvinder van het haringkaken, maar zou er samen met Jacob Kien van Oostende wel voor gezorgd hebben dat het ook in deze omgeving aan wal kwam. Immers, het kaken zelf gebeurde op zee (en dat was misschien wel nieuw), waardoor met minder zout de haring langer bewaard kon worden 5. Het beeld staat hier al sinds 1958 toen het onthuld werd. Het is gemaakt door Philip ten Klooster 6. We kwamen al eerder werk van hem tegen in Kapelle en Oostburg .
Vrijdag 5 september 1958 zal het 1.70 meter hoge beeld op 1 meter voetstuk komen te staan, meldt de Friese Koerier op voorhand 7. CdK A.F.C. de Casembroot onthulde het beeld, waarbij de burgemeester A.C. Kostensé een toespraak hield, waarbij hij ook de vele vraagtekens liet horen omtrent het kaken en de betekenis van Willem hierin. Het is dat ook meer een huldeblijk aan alle vissers van Nederland. De CdK memoreert in zijn toespraak aan het bericht dat Karel V zelfs nog aan zijn graf, hier in Biervliet, zou hebben gestaan vlak voor zijn vertrekt naar Spanje 8.
We lopen nog een stukje verder over de Markt en komen bij het begin van de Hoogstraat waar Het Oude Raedthuys staat. Het 'Stichting Behoud Monumenten' heeft in het dorp diverse foto's uit vroegere tijden geplaatst, zodat we het verschil kunnen zien.
Via de Hoogstraat zijn we zo weer bij de auto en verlaten we via de Noordstraat Biervliet.
Vlak voor de Baarsekreekweg ontstaat er opeens een aparte sfeer op straat. Het lijkt wel alsof we over een bruggetje rijden, maar er zijn plotseling ook veel bomen, zodat de weg schaduwrijk is. Tussen de bomen zien we achteraf een grote kerk staan. En we zijn er weer voorbij. En zoals zo vaak tijdens de vakantie wordt het 'spijt van'-zinnetje uitgesproken. En dus keren we om en rijden terug naar een punt waar we weer kunnen keren om vervolgens op het parkeerplaatsje voor de kerk te stoppen.
Deze voormalige bij de H. Maagd Maria Onbevlekt Ontvangen parochie horende Rooms-Katholieke kerk is nog niet zo oud. Er werd vanaf 1857 aan gebouwd en in 1858 werd het ingewijd. Sinds enkele jaren valt het onder de Emanuel-parochie 6.
De kerk straalt uit dat het niet meer als zodanig gebruikt wordt. De laatste dienst was er tot begin dit jaar 9. Het kerkhof achter de kerk - dat niet meer in gebruik is - is door vrijwilligers in 2008 opgeknapt 6. De sfeer is hier voelbaar.
We rijden weer het licht in en kiezen de dijk die De Braakman scheidde van de Wilhelminapolder, de Nummer Zevenweg. Deze brengt ons naar de Scheldedijk, waar we op een gegeven moment in de gelegenheid komen om deze op te wandelen voor vergezichten over de Westerschelde, dat als een van de grootste natuurgebieden van ons gebied geldt. Immers, we vinden hier een uitgestrekt gebied met eb en vloed en daardoor telkens weer overspoelde en droogvallende platen, zoals de Hooge en Lage Springer die we voor ons zien liggen omringt met het zilte water.
Maar ook langs de dijken vallen hele stukken tijdens eb droog. Hier groeit en bloeit allerlei zoutminnende planten en is voor vogels een waar voedselparadijs. Dat de mens hier met schepen en zelfs industrie aanwezig is, maakt eigenlijk niets uit.
Teruggetrokken
gromt zij in haar
golven...
De dijken rusten
het één oog geloken
naar wat komen kan
In een opening in het beeld De Dijk van Ronny Ivens (24-09-1951) vinden we deze tekst over de altijd aanwezige dreiging van de vloed.
Een volgend beeld is van Brigitta C uit Evergem en draagt de titel Dame met Arend. Hierna volgt een beeld van P.Nand.R - waarvan we gisteren ook al iets tegenkwamen . Dit werk laat inderdaad zijn handtekening zien met het overduidelijk aanwezige blauw met tekst. Het heet Doorway with a view. Tenslotte laten we hier nog Bewegende Rust van Stefaan Ponette (Ronse, 12-2-1939) uit Kwaremont (Kluisbergen) de revue passeren.
Hier verlaten we de Boulevard en gaan het centrum in. We zien namelijk een kerktoren tussen de huizen door verschijnen. Dit stukje straat draagt ook de naam van Burgemeester Geillstraat, maar hieraan zijn geen huisnummers verbonden en is dus eigenlijk een soort 'tussendoorstraatje'. Wanneer we 'rechtdoor' lopen, de Burgemeester Geillstraat richting de Markt op, valt een bepaald soort architectonische element op. Het komt niet veel voor, maar voldoende om op te vallen. Ronde ballen bij schoorstenen of op de top van trappenhuizen.
Wanneer we op de Markt uitkomen, gaan we eerst even een terrasje pakken bij Grand Cafe Ter Nose.
Hierna lopen we een rondje om te kijken waar we kunnen eten en belanden uiteindelijk toch weer bij Ter Nose. We gaan echter nu wel binnen zitten.
Wanneer we ruim na zevenen weer vertrekken, wandelen we nog even een stukje door Terneuzen om "uit te buiken". We lopen door de Bakkerijstraat en werpen een blik in de Brouwerijstraat. Hier kun je ook een terrasje nemen met een goede, eerlijk en originele Bocca Coffee bij Luwak van de gebroeders Simons. Ze doen alles zelf: selecteren, inkopen, verschepen, proeven, branden en verpakken.
We komen vervolgens uit op de winkelstraat Noordstraat, waar we al vlot de Boekhandel van de Sande tegenkomen. En aangezien de winkels nog allemaal open zijn, gaan we nog gauw even binnen kijken. Er liggen een hoop intussen bekende titels op de regio- en/of geschiedenisplank.
Veel tijd om alles door te spitten is er echter niet, maar er valt wel een titel op die waarschijnlijk nog goed van pas gaat komen. Antwerpen : Biografie van een stad, waaraan velen een bijdrage hebben geleverd en waarvan Inge Bertels, Bert de Munck en Herman van Goethem naast eigen bijdragen, tevens de editors zijn.
Deze nemen we dus maar wel alvast mee. Hans van de Sande vertelt bij het afrekenen dat het inderdaad ook een goed geschreven boek is. Na afloop loopt hij al pratend mee naar de deuropening.
We lopen verder de Noordstraat in. Voordat we afslaan de Korte Kerkstraat in, draaien we ons nog even om en nemen de winkelstraat nog even in ons op. We zien aan het eind van de straat de toren van het voormalige stadshuis dat in 1594 7 is gebouwd, tien jaar nadat het stadsrechten had gekregen 8. Nu staat dit gemeentelijk monument (0715/WN093 9) te koop 7.
Door de Korte Kerkstraat krijgen we zicht op een andere toren, namelijk die van de neogotische katholieke kerk Sint Willibrorduskerk, dat in 1849 werd gebouwd en in gebruik werd genomen. Het is echter in 1969 gesloopt 10 tot spijt van een voorbijlopende bewoner. Het werd voor het laatst gebruikt op 27 oktober 1968. De sloop werd echter noodzakelijk gevonden door het verzakken van de bodem vanwege de aanleg van de nieuwe grote zeesluizen in het Kanaal van Gent naar Terneuzen, waaraan vanaf 1963 werd gegraven en gebouwd en dat op 19 december 1968 feestelijk in gebruik werd genomen 12. De toren, die in 1912 naast de kerk werd gebouwd, is - zoals we kunnen zien - behouden 10.
We lopen om de toren en onder bomen door, die de voormalige kerk moeten voorstellen 2.
Dit leidt ons naar een "tussenstraatje" dat bij de Nieuwediepstraat hoort en gaan verder door het in het in verlengende liggende Kerksteeg, waarna we met een trapje op de Lange Kerkstraat uitkomen. Dit toch wel erg onaantrekkelijke stukje straat - waarschijnlijk doordat de bevoorrading van de winkels hier plaatsvindt en er dus nauwelijks aandacht en zorg aan de pui is besteed - moeten we toch even doorlopen om weer op de Korte Kerkstraat uit te kunnen komen. Via een stukje Nieuwstraat lopen we richting een nieuwbouw winkelcentrum dat intussen aan het dichtgaan is. Dit stukje Nieuwstraat bevat de nodige uitgaansgelegenheden. Wij vervolgen onze route via de Arsenaalstraat en de Burgemeester Geillstraat naar de Walstraat. Op de hoek vinden weer een mooi exemplaar van een bol. Ditmaal verfraait het een schoorsteen. We lopen verder de Walstraat in, maar komen erachter dat we nu in een doodlopend gedeelte komen. In de hoek zien we echter nog wel een pand met een bijzonder fraai trappentoren, dat bij een pand aan de Scheldekade behoort. Wanneer we een doorgaande weg zoeken zien we op een hoek een mooi pand van rond 1920 van de voormalige Coöperatieve Boerenleenbank, de voorloper van de Rabo 13. Deze staat gelukkig wel op de gemeentelijke monumentenlijst (0715/WN110) 9.
Via de Spuistraat komen we weer uit bij de parkeerterreinen, zodat we weer naar ons huisje in Breskens kunnen rijden.
We rijden nu terug via de sluizen en staan prompt voor dichtgaande slagbomen. De automobilisten achter ons keren en rijden via de andere sluisbrug naar de overkant. Wij spelen de toerist en gaan kijken wat er zoal gebeurd.
Tijdens de graafwerkzaamheden in de jaren 60 van de vorige eeuw, die dus schadelijk bleek voor de kerk, werden deze werkzaamheden wel verzwaard door de vondst van een prehistorisch bos. Deze was - verstikt door het alsmaar doorgroeide veen - hier ten onder gegaan 14. In enkele stukken prehistorisch hout zijn de jaartallen 1733 en 1973 gesneden ter herinnering aan de 780 Salzburger emigranten die in 1733 als vluchteling aankwamen op land van Cadzand. Zij waren gevlucht voor de fel roomse Salzburger vorst en aartsbisschop Leopold Anton von Firmian 15.
Uiteindelijk ligt het binnenvaartschip binnen de sluis en kunnen we verder. Bij de Westsluis volgen we echter wel het doorgaand verkeer, om middels de N-wegen weer vlot bij ons huisje te zijn.
'De Dijk' Beelden op de Scheldeboulevard Terneuzen
'Dame met Arend' Beelden op de Scheldeboulevard Terneuzen
'Doorway with a view' Beelden op de Scheldeboulevard Terneuzen
'Bewegende Rust' Beelden op de Scheldeboulevard Terneuzen
Bollen Burgemeester Geillstraat Terneuzen
Brouwerijstraat Terneuzen
Terneuzen
voormalig Stadhuis Terneuzen
Nieuwstraat Terneuzen
Bol schoorsteen Terneuzen
Walstraat 7 Boerenleenbank Terneuzen
Scheldekade 20 (achterzijde) Terneuzen
Buitenhaven Oostsluis Terneuzen
Dag 14: Philippine - Sluiskil - Axel - Zaamslag - Terneuzen
kaart 14
Wanneer we vandaag - tegen halfacht - wakker worden, merken we dat we het tempo iets naar beneden moeten schroeven. We gaan het toeren beperken tot de middag. En zo kunnen we op ons gemak even naar de 'campingwinkel', ontbijten, koffiedrinken en lunchen. Het reisverhaal van Rachel de Meijer wordt uitgelezen, waarin we intussen bekende plaatsen en herkenbare beelden tegenkomen. Omdat we nog twee volle dagen hier hebben en nog steeds niet het nieuwe museum Het Warenhuis in Axel hebben bezocht, gaan we dit in ieder geval vandaag wel doen. En omdat we toch die kant op gaan en ook de mosselstad Phillippine nog niet hebben aangedaan, beginnen we met deze plaats waar Rachel de Meijer ook veel herinneringen heeft liggen, naast de plaats waar we weer gaan dineren. En zo zullen we belanden in het midden van haar boek, als exacte leeftijdsgenoten en deels herkenbaar levensloop.
Philippine
Via de N61 rijden we naar ons eerste doel Philippine. We verlaten de weg bij Mauritsfort - een duidelijker vernoeming kunnen we niet krijgen - dat in 1588 gebouwd is tegenover het Spaanse schansje St. Philip, dat gebouwd is in 1583 tegen aanvallen vanaf het water 1 door de Geuzen 2. Philippine zou zijn naam danken aan Filips de Schone 3 (Brugge, 22-6-1478 - Burgos, 25-9-1506 4). In 1505 gaf Filips aan ridder Jeronimus Laurijn - die aan zijn hof werkzaam was - de opdracht, een octrooi, om een nederzetting te bouwen aan de zuidelijkste oevers aan de Braakman. Het jaar daarop werd het gebied eromheen ingepolderd, dat de naam Philippinepolder kreeg 5.
Veel plezier hebben ze er niet van gehad, want de St. Felixvloed van 15 november 1530 zorgde voor veel schade in dit gebied en zo verdween ook deze investeringen. Een tweede Phillippine werd gebouwd door Alexander Farnase, de hertog van Parma - zoals gezegd in 1583 - maar ditmaal als schans op een vooruitstekende punt van de Philippinepolder, vernoemd naar de schutspatroon St. Philips 2, de St Philipsschans 5. Dit zal dan afkomstig zijn van Sainct Philippine 6, als vernoeming naar de Apostel Filippus of Philippus 7, echter in geen enkele patroonheiligelijst komt Philippine voor 8.
Na enkele veroveringen over en weer, kwam het in september 1633 na een aanval van Willem Frederik van Nassau in Staatse handen 5.
Van dit alles zullen we niets meer dan een straatnaam tegenkomen die hieraan nog herinnerd. Wij komen aan bij de Philippinekanaal, dat nu nog als afwateringskanaal dient sinds de Braakman op 16 juli 1952 is afgesloten naar maanden vechten tegen de sterke eb- en vloedstromen 9. De bedijking tussen wat toen ten westen de Mosselpolder en ten oosten de Kanaalpolder is gaan heten, waardoor het scheepvaartkanaal ontstond werd in 1899/1900 opgeleverd 10, dat tot de afsluiting van de Braakman in 1952 een getijdekanaal was.
Onder de indruk van het familieverhaal in het boek van De Meijer, rijden we een klein stukje langs het kanaal. Al vlot komen we de beschreven Villa Billy tegen, een familiehuis waar generaties aan verbonden zijn. Bijzonder, of speciaal voor degenen die het kennen en er uiteindelijk afscheid van moeten nemen. Hoe herkenbaar.
Aan de kop van het kanaal kunnen we staan en hebben we uitzicht over het water, waar de kleine 140 schepen en bootjes met PI als letters kwamen aanvaren en roeien om de mosselen te lossen. Philippine is mosselstad. En nog steeds worden hier ladingen toeristen naar toegebracht om in een van de vele restaurants dit zilte product te verorberen. Wanneer we in het centrum komen is het beeld van de mossel ook het eerste wat we zien. Dit Mosselmonument Philippine werd ontworpen door J.C. van Driel en onthuld op 6-7-1988 door Wisse Dekker en Nancy Cornelis, de mosselkoningin.
Van Driel heeft enkele maanden gewerkt aan dit drie meter lange gebeeldhouwde mossel. Hij gebruikte voor zowel het beeld als de sokkel polyester en glasmatten. Voor de afwerking werd een topcoat en polyesterverf aangebracht.
In aansluiting werd de wijn gekozen die dit jaar het beste bij de mossel past gekozen: Pinot d'Alsace11.
We parkeren de auto naast de mossel op een parkeerplekje, zodat we een rondje door het dorp kunnen maken.
We wandelen de Havenstraat in en vinden op het Philipsplein de mosselrestaurants. De terrassen zitten vol en iedereen is aan de mossel. Bijzonder.
Wanneer we richting de Vaartstraat lopen, komen we de RK-koepelkerk H. Maria-Hemelvaart tegen. Hier is na verwoesting in WOII van de voormalige kerk in 1954 nieuwbouw gepleegd met dit als resultaat (530896).
We lopen verder de Posthoornstraat op, tot we buiten de bebouwde kom komen, maar zien geen visuele kenmerken meer van wat voorheen een vesting was.
Wanneer we weer teruglopen via de Gendsebreedstraat, vinden we hier aan het begin de oude Kerk Maria-Hemelvaart die tussen 1862-1924 als zodanig dienst deed en daarna het patronaatsgebouw. Later zaten hierin een verswinkel en een slagerij.
Wanneer we tussen de tafeltjes van het tot terras omgebouwde Philipsplein door kijken zien we daar een ander bijzonder monument. Een Oostenrijkse grenspaal van ongeveer 1720 / 1770 (33047). Dit gaf toen de scheiding of grens aan tussen enerzijds de Noordelijke Nederlanden of Republiek der Verenigde Nederlanden, ook wel Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden of de Verenigde Provinciën en anderzijds de Zuidelijke Nederlanden of Oostenrijkse Nederlanden, ook wel Keizerlijke Nederlanden genoemd, waarbij de grens ongeveer liep langs de huidige grenzen van Zeeland, Noord-Brabant en bij Gelderlander verder naar het Noorden. Sommige gebieden langs de Maas in de huidige provincie Limburg vielen deels bij de een, deels bij de ander, evenals stukken in Noord-Brabant en Gelderland ook bij de Oostenrijkse Nederlanden hoorde 13.
Aan de overkant staat het voormalig stadhuis en lagere school uit 1869 (509987) dat De Schotse Hoek genoemd wordt. Fraaie vormgeving heeft het hoekje meegekregen door het benedengedeelte schuin af te ronden, waaraan mogelijk de naamgeving van het pand te danken is.
Tijdens een wandeling met gids In slach om 'e buorren door Langweer kwamen een soortgelijk hoekje tegen. Deze was voorheen recht, maar door de komst van automobielen en vrachtwagen, ontstond er zowel aan het gebouw als de wagens steeds schade, zodat er voor deze oplossing was gekozen.
We breiden het rondje iets uit door de Weststraat in te lopen, waarna we de eerste afslag naar rechts nemen - het rondje moet ook weer niet té groot worden. Dit brengt ons echter wel naar een plek waar een van de oudste kerken van Philippine stond. Nu staat er de Hervormde Kerk, gebouwd in 1900 ter vervanging van z'n gesloopte voorganger (509987). Een element uit de begintijd is hier echter - na vele omzwervingen en avonturen - nog terug te vinden. Op 4 juni 2005 werd de in 1638 door de Middelburgse Klokkengieterij Michael Burgerhuys in opdracht van Jonkheer Hendrik van Tuyl van Serooskerke, Stadscommandant van Philippine, gegoten klok weer officieel in ontvangst genomen, ditmaal door een verre nazaat van de voormalige opdrachtgever, baron van Tuyl van Serooskerke 14. In het toegangshek van de kerk staat met witgeschilderde tekens Anno 1646 geschreven. Dit valt op de foto zo goed als weg in de witte achtergrond van de kerk.
We steken nog even de Kasteelstraat over en komen uit bij een parkje bij de Havenpoortstraat. Hier vinden we nog een herdenkingsmonument aan de zelfstandigheid van deze plaats van 1505 tot 1970. Middels de Visserslaan komen we weer bij de wagen uit, zodat we weer verder kunnen rijden.
Sluiskil
We rijden over de al eerder gereden Zandstraat - maar nu in tegenovergestelde richting - naar Sluiskil. Maar wat moeten wij in Sluiskil? Ook nu werden we getriggerd door het bezoekje van De Meijer aan Sluiskil. Er valt namelijk toch wel het een en ander te zien in Sluiskil 1. En tot onze verrassing ontdekken we hier tenslotte nog iets zo algemeen, dat we dit eigenlijk nog nooit op een informatiebord hebben kunnen lezen en daarmee trendsetter kan worden in lokale bijzonderheden dat voor iedereen herkenbaar is.
Maar wat weten eigenlijk van Sluiskil, behalve wat we in Tussenland hebben gelezen? Geschiedenis van Zeeland tot 1550 zwijgt. Zelfs Wikipedia zwijgt over de ontstaansgeschiedenis van Sluiskil 2. Ons Capitool reisboekje vermeldt dat het is ontstaan ten tijde van de aanleg van het Kanaal van Gent naar Terneuzen in 1825 3. We vinden ook geen aansluiting in Nederland als Polderland, waarin vermeld wordt dat het nieuw scheepvaartkanaal van Gent naar Neuzen in 1827 gereedkwam 4.
Een eerste bericht over Sluiskil vinden we in het Vlissingsche courant van 28 september 1837. Het betreft een advertentie, waarin wordt aangekondigd dat er 140 schapen worden verkocht "aan de Herberg van Louw de Backer op Sluiskil, gemeente Westdorpe" 5. Hiermee wordt echter niet bedoeld dat Louw de Backer de schapen kocht, maar dat het in zijn herberg verkocht gaat worden. Het volgende bericht uit dezelfde krant van 23 mei 1839 verhandelt over een herverdeling en splitsing van strijdkrachten 6 in verband met de Belgische Revolutie (1830-1839) 7. De Middelburgsche courant vermeldt op 7 september 1839 een aanbesteding van het Amortisatie-Syndicaat (een Staatinstituut die alle Domeinen beheerde met het doel om de Staatsschulden te saneren), om onder andere in het gedeelte tussen de Beneden-Sluis van Sas van Gent en de dubbele draaibrug van Sluiskil van het Kanaal van Neuzen te gaan uitbaggeren 8.
Om deze kanaal te maken waren op 14 mei 1825 zo'n vierduizend werklieden aan het graven 9, terwijl er een maand eerder - op 15 april - het er nog 'maar' drieduizend waren 10.
We kunnen ons zo voorstellen dat hiervoor een compleet dorp als huisvesting georganiseerd dient te worden. Echter, deze arbeiders hebben nauwelijks een aandeel gehad in de groei van Sluiskil. Vanaf 1648 - na inpoldering van de Koegorspolder ontstond er enige bewoning in dit nog naamloze omgeving. Rond 1825 waren er zo'n 70 bewoners, dat in 1829 was aangegroeid tot 112, dus in vier jaar tijd de helft erbij.11. Het ligt wel voor de hand dat er allerlei handelaren en ambachtslieden op zoveel arbeiders in de omgeving afkwamen.
Men is met de (voorbereidende) werkzaamheden op maandag 11 april begonnen. Zestienhonderd arbeiders zijn bezig om het Axelsche Gat te bedijken 12.
Bij de uitbreiding van het kanaal in de jaren 1963-1967, verdwijnt het hart uit Sluiskil. De tweehonderd woningen, winkels, een kerk en een school zijn, zoals de bewoners het zeggen "in het kanaal gevallen". Ze zijn gesloopt 2, evenals nog zo'n honderd andere woningen, boerderijen en bedrijfspanden langs het traject 13.
Dat verklaart de redelijk jonge huizen van Sluiskil wanneer we het dorp inrijden. Het centrum vinden is vervolgens ook een lastige. We volgen enkele lange rechte straten om af en toe een zijstraat in te rijden om vervolgens weer een lange rechte straat te nemen die parallel loopt aan de vorige. En na verloop van tijd krijgen iets in het zicht dat lijkt op een centrum. Er staat een kerk, een winkel, een hotel. Voordat we die kant oprijden zien we iets anders. Een monument voor een neergestort vliegtuig. De vliegenier Lt Erwin Boudry (schuilnaam Pierre Borudy; 21-7-1918 - 17-9-1944) is hier op 17 september 1944 uit de lucht geschoten en is hier vlakbij neergestort, aldus het informatiebord. We rijden de Baljuwlaan verder in. Dit blijkt de beeldenroute te zijn, want even voorbij de kerk komen we een volgend beeld tegen. Een beeldborst van Honoré Colsen. Hoewel het informatiebord het verhaal verteld, heeft de ondernemersvereniging een uitgebreid levensverhaal over hem geschreven. Een leven dat in 1958 alle kranten haalt, wanneer hij strijdt voor vrije veren voor de Zeeuwen. En uiteraard horen we hem bij de uitbreiding van het kanaal in "Een dorp op de snijtafel".
Aan het einde van de straat vinden nog een borstbeeld van iemand met een internationale impact. Het gaat om de eerste in Nederland geboren ruimtereiziger Lodewijk van den Berg. Lodewijk vertrok na zijn TU Delft studie naar de VS en moest vanwege zijn gevoelige onderzoek aldaar, staatsburger worden. Daardoor ging hij als staatsburger van de VS de ruimte in. Van 29 april tot 6 mei 1985 verbleef hij daar. Ook over Lodewijk van den Berg heeft de ondernemersvereniging een boeiend levensverhaal samengesteld.
Maar ook de pers volgde dit in de periode vanaf 12 april op de voet.
We rijden de Baljuwlaan terug en nemen vervolgens de Nieuwe Kerkstraat. We waren hiernaar verwezen omdat we aan een voorbijkomende inwoner gevraagd hadden of er in Sluiskil nog een kerkhof of begraafplaats aanwezig was. Aan het einde van de straat vinden we het. Nadat we deze bekeken hebben, zien we op het grasveld een locomotief, dat de naam Miljoenentrein heeft gekregen. Het verhaal bij dit 'beeld' is dat vluchtende Duitse troepen met deze en later nog vier andere met een totale lengte van zo’n anderhalve kilometer hier voor de brug stil kwamen te staan. De trein werd onklaar gemaakt en verlaten. De volgende ochtend kwamen de inwoners de trein met alle bruikbare en waardevolle zaken leeghalen.
Aan de overkant naast de ingang van de begraafplaats, vinden we nog een informatiebord. Hierop staat de verrassing van het nieuwe fenomeen, een verhandeling over de dijk de Dolfsendiek. De dijk is in 1807 aangelegd en daarna gepacht, ter begrazing, door Dolf David (1855-1941). Met een kleine onderbreking is de pacht sindsdien van vader op zoon overgegaan, tot het per 1-1-2002 door Oscar David definitief werd opgezegd. De dijk is voor menig Sluiskillernaar de plek geweest om door de duisternis omringd als verliefd stelletje te vertoeven, om samen naar de sterrenhemel te kijken.
Wij gaan nog even een kijkje nemen vanaf het Minister Lelyplein naar het pontje, dat hier op en neer vaart naar de overkant van het Kanaal, waarna we het dorp verlaten om naar Axel te gaan.
We hebben hier prachtig uitzicht op Het Warenhuis, het streekmuseum van Land van Axel, waar we zo naar toe gaan en het gemeentehuis. Het pand van het museum zit deels in een prachtig Jugendstil of Art Deco stijl-pand (508103) of zoals het beschreven staat in het monumentenregister "in late overgangsarchitectuur" gebouwd in 1920. Het iets oudere woonhuis annex warenhuisje uit 1909 aan de Markt op no. 2a (531514) valt aan de buitenkant iets minder op. Maar wie bijvoorbeeld houdt van deze begin twintigste eeuw stijlen zal van het interieur verrukt zijn. De panden, woning en warenhuis waren namelijk van Clement Benedictus Antheunis, opgeleid tot meester-schilder en meester-decoratieschilder. Hij is, kunnen we rustig stellen, lekker losgegaan in beide panden in een stijl dat op het snijvlak ligt van eclecticisme en Art Nouveau 2.
In deze panden zitten, samen met een nieuwbouw-gedeelte, het streekmuseum van Land van Axel dat voorheen "streekmuseum Het Land van Axel" heette en nu "Het Warenhuis". Het is sinds 15 januari 2015 geopend. De officiële opening vond op 27 maart plaats 3.
Dit voormalige eiland is, zoals we gisteren al bij Terneuzen hebben gezien en dat op hetzelfde eiland ligt, een soort hervormde enclave omringd door vaste land met overwegend katholiek georiënteerde bewoners.
Maar Axel is ouder dan het ontstaan van dit eiland. Axel maakte deel van de vijf plaatsen die middels kreken in verbinding stonden met het Zwin en Westerschelde. Rond 1100 was het een schoutambacht 4.
Het bestond echter al langer. Boudewijn IV - met de Baard (± 980 - 30 mei 1035), graaf van Vlaanderen (988-1035) 5 liet in een kroniek Axla opnemen als een klein plaatsje met haventje. Dit Axla zou kunnen duiden op "eksterbosje" of "kasteel aan het water". Het ook nog een naam van een 'Viking' kunnen zijn die hier een vesting heeft gesticht.
In 1183 krijgt het van Filips van de Elzas (1142 – bij Akko, 1 juni 1191), graaf van Vlaanderen (1168-1191) 6 zijn stadsrechten 7.
Uit de naamgeving gaan we nú niet uitkomen, dus lopen we maar van het terras naar het museum.
We volgen - na binnenkomst en betaling - eerst een van medewerkers, Georges Thielman, die al met twee andere bezoekers naar de voormalige woning zijn gelopen. Hij wijst ons op de diverse schilderwerkzaamheden, welke er zijn gerestaureerd of deels zijn gerestaureerd en aanvullend gereproduceerd. Dus volgen we de aanwijzingen van plafond, naar deur, naar wanden en plinten om vervolgens naar de vloer te kijken, waarbij we alweer half in een andere kamer staan, waar hetzelfde gebeurd. Tijd om lang te kijken is er niet. Om enigszins een indruk te krijgen hebben gelukkig nog enkele foto's, waarvan we hierbij twee laten zien.
In het voormalige warenhuis / supermarkt kon je van alles kopen, van levensmiddelen tot kleding, van papier tot speelgoed, van huishoudelijke artikelen tot zilverwerk en natuurlijk verf. Ook beschilderde hij allerhande objecten in opdracht voor de bewoners, zoals bijvoorbeeld de rijtuigen. Tegenwoordig zijn er talloze kunstenaars bezig om motoren en auto's van allerlei fraaie beelden te voorzien. Clement Benedictus Antheunis deed dat zo'n eeuw geleden dus ook al.
In de diverse etalages zien we in het museum nog allerlei koopwaar liggen. En ook hier is er van alles beschilderd en geschilderd. Ook decoreerde hij het plafond met marouflages. Het museum telt er 21 stuks 2. We laten er eentje zien omdat deze een voor ons bekend beeld schetst, de Riva degli Schiavoni in Venezia. Zal hij ze op locatie geschilderd hebben of vanaf een schets van aldaar? Of heeft het hij het van een ander plaatje of foto overgenomen?
Wanneer we in een volgende zaal komen - het nieuwbouw gedeelte - mogen we hier een film bekijken over de geschiedenis van de omgeving. En dat is zeker de moeite waard om even te doen.
Daarna komen een kist met vier sloten tegen. Deze replica verbeeld de kist van Privilegiencouffre vanden vier Ambachten
Daerinne gheconservaert ende bewaert werden de privilegien ende usantien vanden vier Ambachten vanden Graafven ende Gravinnen vanden Graafschepe van Vlaanderen.
De reden van de vier sloten is een algemeen fenomeen. Ieder ambacht, dorp of gemeenschap die met andere zaken deelde bewaarde hun belangrijke overeenkomsten en rechtsteksten in een kist, dat bewaard werd op de veiligste plek - een stenen gebouw. Dat was dus vaak in de toren bij de kerk. Hier werd namelijk ook vaak recht gesproken. In sommige kerken zien we hiervoor nog speciale stoelen of plaatsen ingericht. De kerk was in de beginperiode dan ook vaak het dorpshuis van de gemeenschap en omdat het 'eigenkerken' waren, ook zelf betaald door de gemeenschap.
porseleinen hondjes - Het Warenhuis - Axel
Deze hondjes vielen meteen op, omdat we ze 29 april 2013 ook al waren tegengekomen in het schippersmuseum Kapiteinshuis te Nieuwe Pekela.
Deze sierhondjes, gemaakt porselein hebben vele namen. Van het algemene schoorsteenmantelhondje, schippershondje, Lerwick-hondje tot de aanduiding hoerehondjes 8.
Zeelieden die weer terugkwamen van hun - veelal haring - vaart bij Shetland, namen deze in Staffordshire, England massa geproduceerde porseleinen hondjes mee voor hun lief. Deze werden dan veelal op de schoorsteenmantel geplaatst.
Het kwam echter voor, werd ons in het Kapiteinshuis verteld, dat ze ook wel in de vensterbank stonden. En daar kreeg het een andere betekenis. Was de zeeman weer eens langdurig van huis, dan kon de vrouw dit signaleren door de hondjes zodanig te draaien dat ze beiden naar buiten keken. Zo wist de minnaar dat de kust veilig was. Wanneer de man des huizes weer thuis was, keken de hondjes weer naar binnen.
In Engeland werden deze 'Shetland spaniels' 9 met een soortgelijke signalering in verband gebracht met dames van lichte zeden 10. De hondjes hadden een dubbelfunctie. Allereerst was het een dekmantel om de 'winkel' binnen te wippen, voor de aanschaf van zo'n prachtig koppeltje. Daarnaast het beschreven signaal dat wanneer ze de kamer in keken, de dame bezet was. Keken ze naar buiten, dan was ze vrij 11.
De kist was beveiligd met net veel sloten als er deelnemende gemeenschappen waren, zodat deze alleen geopend konden worden, wanneer alle dorpsvertegenwoordigers tegelijkertijd aanwezig waren.
Tegenwoordig zien we dit ook nog steeds bij banken en kluizen, waarbij en de bank en de huurder een (van elkaar verschillende) sleutel hebben.
Ook Axel kende net als Aardenburg beschilderde grafkelders, getuige een fragment uit ongeveer 1380 die hier tentoongesteld wordt.
Het museum is voornamelijk georiënteerd op de 19 en 20e eeuw. We zien daarom vanzelfsprekend ook de nodige kleurrijke klederdrachten voorbijkomen. Ook huishoudelijke zaken en inrichting van het huis passeren de revue. Bovenop een kast zien we twee schoorsteenmantelhondjes.
Een prachtig verhaal valt er te lezen over een schitterende beker, die de Britse koningin Victoria (1819-1901 12) als dank schonk aan een familie naar aanleiding van een merkwaardige gebeurtenis. Tevens blijkt dat de koningin goed overweg kon met potlood en penseel getuige enkele schetsen die ze maakte van dezelfde familie.
In de zaal vinden we een binnenzaal, waarom heen afbeeldingen met tekst en uitleg staan over bijvoorbeeld de werktijden van de eerste knecht of meid op een boerderij. Hierbij natuurlijk een aangeklede knecht en meid, zodat we meteen zien hoe ze gekleed liepen. In een modern gegoten timecircle zien welke arbeid ze verrichten en hoe laat en hoe lang ze dit doen. Dit in het kader Een dag in het leven van. In een keurig staafgrafiek zie we hoeveel ze verdienden.
Karnton Het Warenhuis - Axel
Broodtrog
Binnen in de 'binnenzaal' zien we vervolgens de machines en attributen die het personeel gebruikten om hun werkzaamheden uit te voeren. Toevallig loopt Georges Thielman hier ook rond en legt het een en ander uit wanneer we iets meer willen weten over een bepaald item.
Verderop is er aandacht voor de polders in Het land van Axel, zoals een prachtige kaart van het gebied rondom Zaamslag (waar we later nog zullen komen), gemaakt door cartograaf Johannes Wissche rond 1649-1650. Al die nieuwe polders werden natuurlijk bewerkt, zodat landbouw gepleegd kon worden. Ook in het museum vinden we een keurig overzicht van alle zaden en zaadjes die in deze contreien gezaaid en geoogst werden.
Dit alles legde voor de investeerders geen windeieren, zodat de boeren welvarend werden en dit konden laten zien in hun klederdracht. In diverse moderne schilderijen wordt ons duidelijk gemaakt hoe dit eruit zag. Een nieuwe trend van de jeugd was ook de omhoogkomende schouderpartijen. De oudere generatie moest hiervan natuurlijk niets hebben.
Ter illustratie een van de schilderijen, een schilderij van Heleen Mieras (Axel, 25-01-1948 - Utrecht, 18-08-2005 13) Axelse boerin op de rug gezien uit 1983.
Even verderop vinden we allerhande vervoersmiddelen, zoals een hondenkar of bokkenkar en een slee. Ook vinden we Zeeland afgebeeld op kaart, zoals deze van "Het Graafschap Zeeland" uit de 17e eeuw.
Deze Zeelandia Comitatus is een ingekleurde versie van Willem Janszoon Blaeu uit 1647.
Wanneer we nog een blik werpen in het nieuwbouw-gedeelte, dan zien we een fraai en rustig beeld met toch veel objecten. Ook kunnen we op elk vitrineraam een geprojecteerde film bekijken zoals te zien is op de foto. Hierbij kunnen we het geluid beluisteren met een 'luisterhoorn'.
Wanneer we weer bij de ingang komen, zien we dat er ook nog allerlei interessante zaken in het museumwinkeltje liggen. Grote vreugde ontstaat wanneer hier ook het boekje van Anneke van Dijk-van der Peijl Meekrap vroeger en nu gevonden wordt. Dit boekje hebben we namelijk al zien liggen in het streekmuseum 'De Vier Ambachten' in Hulst, maar dan als onderdeel van de collectie.
Dit exemplaar is te koop en dus is de keuze snel gemaakt. Daarnaast ligt er een uitgebreid naslagboek over Biervliet.
Een paar dagen geleden hebben we al door Axel gewandeld. We hebben toen echter de Axelse Stadmolen (molendatabase 861) uit 1750 gemist. Deze staat nog steeds op de laatste bastion van Axel, die nog enkele meters hoog is en een zodanige vorm heeft. We lopen dus nog even een klein rondje door Axel en komen daardoor nog een paar mooie pandjes tegen.
Vervolgens rijden we nu maar weer naar Terneuzen om hiervan nog ietsjes meer te zien. We kunnen er dan ook meteen een hapje eten.
Zodoende lopen we weer naar de auto en rijden dezelfde weg via Vaartwijk weer terug.
Zaamslag
Halverwege Vaartwijk en Magrette kunnen we een afslag nemen naar Zaamslag. En we hebben tenslotte vakantie, dus nemen we die afslag. Van deze polder hadden we een fraaie kaart zien hangen in Het Warenhuis.
Het is een kaart van cartograaf Johannes Wissche uit 1649-1650.
Het uitlegkaartje in het museum vermeldde tevens dat deze Zaamslag niet de eerste was. Het middeleeuwse Zaemslach is verdwenen in de golven.
We rijden over de kaarsrechte Axelsestraat - N684 - naar boven en komen daar de uitlopers van de Otheensche Kreek tegen, de Groote Dulper, bij de Poolse Brug de Kleine Dulper.
Ons Vliedbergenboekje vermeldt de Torenberg in Zaamslag, waarop in 1385 een toren is gebouwd. De heuvel zelf stamt vermoedelijk uit begin 13e eeuw 1. De Archeologie in de gemeente geeft in de leeftijd ook geen verduidelijking. Het noemt naast de Torenberg ook nog de Torenhoeve, dat aan de Voorburcht gelegen zou hebben 2.
Vaak wordt een nieuw dorp aan de rand van de nieuwe polder gebouwd, dus nabij water. In dit geval kwam het nieuwe Zaamslag midden in de drooggevallen polder te liggen. Aannemelijk is dat het enige zichtbare van Zaemslach, de Torenberg 3, samen met enkele andere onderdelen 4, hiervoor de reden was.
De toren en alle andere nog aanwezige bouwsels zijn verder afgebroken, toen men na herbedijking van het dorp Zaamslag in 1649 weer opnieuw ging maken. De toren is in 1697 geheel gesloopt 5.
Aangezien er dus niets te zien is aan deze bult - we hebben er intussen genoeg gezien - lopen we een ander klein rondje vanaf het Plein - Terneuzensestraat (deze straat moeten we dus straks hebben, wanneer we naar Terneuzen willen), Drie Schouwenstraat en Rozemarijnstraat. Op de hoek komen we het Schelpenmuseum - een particulier museum - tegen, waar ook de archeologische objecten uit Zaamslag te bekijken zijn. Helaas zijn we op een verkeerd moment hier, want het museum is slechts beperkt toegankelijk.
En dus rijden we verder naar Terneuzen.
Vanaf het bruggetje tussen de Bokken en Herengracht krijgen we zicht op de Vliegende Hollander van Piet Griep. Dit beeld moet de thuishaven van de kapitein van dit schip, Willem Van der Decken, een blijvende herinnering maken. Dit schip kwam in noodweer terecht, nadat het op eerste paasdag was uitgevaren en kwam nooit meer terug 3. De kapitein zou daarom eeuwig als enig levend wezen op dit spookschip ronddobberen, terwijl zijn bemanning dood en stil hun taak uitvoerden 4.
Het verhaal uit 1839 is oorspronkelijk van Frederick Marryat (10 juli 1792 - 9 augustus 1848) die het schreef met de titel The Phantom Ship5, al zijn ook eerder van anderen publicaties verschenen waarin ingrediënten van ditzelfde verhaal staan 6.
Piet Griep uit Terneuzen ontwierp dit werk, het symbool van Terneuzen 7 dat hier sinds 1972 in het water staat 8. Het ontwerp is uitgevoerd door De Feijter 9.
We lopen verder door De Jongestraat naar Markt waar we weer een hapje gaan eten. Hadden we echter een eindje over de Herengracht doorgelopen, dan hadden we het toelichtingsbord voor het spookschip kunnen lezen. En vervolgens hadden we het oudste gedeelte van Terneuzen nog even kunnen bekijken, wanneer we via het Brugpad, Tuinpad en Kandeelstraat naar de Noordstraat waren gelopen. Via de Kersstraat waren we dan ook op Markt uitgekomen.
We rijden vervolgens na het eten weer naar ons huisje aan de kust.
Axelse boerin op de rug gezien | 1983 | olieverf op doek | Heleen Mieras Het Warenhuis Axel
overzichtje Het Warenhuis Axel
Stadsmolen Axel
Bastionstraat Axel
Stationsstraat Axel
Betonnen urinoir Zaamslag
Rozemarijnstraat Zaamslag
Schelpenmuseum Plein - Zaamslag
Stadhuis Terneuzen
De Commeren | Chris Ferket Terneuzen
Vliegende Hollander Terneuzen
Waterdunen in wording Breskens
Waterdunen in wording Breskens
strand Breskens
Dag 15: Breskens
kaart 15
Na een rustige ochtend besluiten we 's middags het rumoer van de laatste Visserijfeesten Breskens 2015-dag mee te nemen. Het is een bijzondere, want dit is het laatste jaar dat het vanuit de oude vismijn wordt gevierd. Dit gebouw - voor de visafslag en veiling - is hier in 1953 gebouwd en geopend. Het zal worden afgebroken om ruimte te maken voor appartementen. Het uitzicht zal in ieder geval prachtig zijn, wanneer de livebeelden van de webcam aanschouwen.
We lopen verder via de Koningin Emmastraat, waar we op het eind aan de Molenwater of Steenoven een monument zien ter nagedachtenis aan 11 september 1944, toen bij een geallieerd bombardement 183 burgerslachtoffers de dood vonden. Johan Provoost tekende voor het ontwerp 1. Hij maakte de bombardement zelf mee als dertienjarige en het heeft hem niet meer losgelaten 2.
Bij de voorbereidingen van deze geallieerde aanval was het een en ander misgegaan. De daarvoor afgeworpen waarschuwingsbiljetten bleken niet bij de burgers in Breskens gekomen te zijn, maar bij de Belgische kust, dus de aanval kwam voor de bewoners als een complete verrassing.
De Duitse troepen hadden zich namelijk hergroepeerd om met materiaal en al naar de overkant verscheept te worden, nadat op 4 september Antwerpen was gevallen. Doordat de geallieerden ook niet de rest van Zeeuws-Vlaanderen meenamen in de verovering, hadden ze niets aan de Antwerpse haven, omdat de monding van de Schelde nog geheel in Duitse handen was. Dit was de opmaat naar de Slag om de Schelde3, één van de grootste operaties tijdens de tweede wereldoorlog 4.
Dit jaar legde Johan Provoost, inmiddels 83, een krans op 4 mei tijdens de nationale oorlogsherdenking op de Dam in Amsterdam, namens en voor alle burgerslachtoffers die zijn omgekomen in de tweede wereldoorlog 5.
Veertig meter verderop staan we tussen de braderiegangers. Het leven bestaat uit contrasten, zullen we maar zeggen.
We lopen eerst een stukje bovenlangs, om bij een begin van de braderie te komen. Hiervandaan hebben een moment een mooi overzicht over de Handelshaven. Wanneer we de trap naar beneden zijn afgedaald komen we op de Keerdam waar de braderie begint. Deze schuifelen bij tijd en wijle rustig mee met de stroomsnelheid van dat moment. Wanneer we voorbij de Middenhavendam komen, lopen we naar het water om naar de schepen te kijken. Het eerste schip dat we zien is het reddingsschip (in ruste) Carlot. Het oogt - zo op het eerste gezicht - als een zeer smal schip. Wanneer we echter de specificaties van dit schip bekijken, dan snappen we meteen waarom dit soort reddingsschepen bijzonder zijn. Ze hebben een zelf richtend vermogen, wat inhoud, dat wanneer alle deuren gesloten zijn, het schip in 6 seconden weer in haar normale stand ligt. Het is dan eigenlijk ook niet meer mogelijk - vanwege de grote opdrijvende kracht van de “luchtbel” in het stuurhuis - dat het nog kan omslaan. Het biedt ruimte aan 120 geredden en heeft een maximumsnelheid van 10,6 knopen, dit is ongeveer 19 km/u.
Het schip is in 1960 gebouwd en bekostigd uit een nalatenschap van mejuffrouw C.M.J. Meyer. Zij heeft aangegeven dat het schip Carlot zou gaan heten 6, vernoemd naar haar geliefde hond 7.
Brood en vis | 1997 | Johnny Beerens Breskens
Aan de lange steiger in de Vissershaven vinden nog enkele vissersboten. Om deze en wat ze aan land brengen draait het allemaal tijdens deze dagen.
Wanneer we naar deze steiger lopen, komen we langs Cor's Bootwinkel, waar net paling aan een speet wordt geregen en vervolgens gerookt gaat worden.
Aan het einde van de steiger hebben we een mooi en vrij zicht op de graansilo, waarop Johnny Beerens in 1997 een 22 bij 27 meter groot schildering heeft aangebracht, dat de titel Brood en vis heeft meegekregen. Johnny Beerens waren we al eerder tegen gekomen in Oostburg .
Wanneer we de details op zijn site bekijken, dan neemt de bewondering voor zijn kunnen alleen maar toe. Je kunt immers niet bij elke haal even op een afstand bekijken, tot welk effect het heeft geleid. Ook zien we hier wat ogenschijnlijk van een afstand verborgen blijft.
Bij het teruglopen over de steiger krijgen we beter zicht op de Sanya Lan van het Chinese Team Sanya van de Volvo Ocean Race met Mike Sanderson als schipper 8, dat naast de Carlot ligt. We gaan verder langs de kade en komen bij de Vismijn, dat hier sinds 1953 staat. En naar het schijnt is dit ook de laatste keer dat het feest vanuit hier wordt georganiseerd.
Visserijfeesten Breskens 2015. - Omroep Zeeland (Gepubliceerd op 10 aug. 2015)
Aan het einde van de kade krijgen we een mooi doorkijkje op de Westerschelde. We moeten nu wel langs de kade blijven lopen, want de grote onderdelen van de kermis staan hier. Intussen willen ook wij wel een hapje en een drankje en nemen plaats op het terras van De Dukdalf.
We vervolgen de braderie tot we de mogelijkheid krijgen om over de dijk te komen en lopen vervolgens verder over de Scheldekade.
Via het winkelcentrum aan de Weegbrugweg lopen we naar het uitzichtpunt aan de Promenade, waar we enige momenten van het uitzicht genieten onder het genot van een ijsje.
Hierna begeven we ons nog eenmaal in de drukte van de Visserijfeesten, door ons langs de terrassen en podia op het Spuiplein te murwen. We slagen er zelfs nog vlot in om een drankje te scoren bij een van de bars, waarna we ons langzaamaan uit de voeten proberen te maken. Ook hier staan diverse kermisattracties, waarbij het soms erg vermakelijk is om te kijken hoe diverse mensen van jong en oud het marteltuig vrijwillig ondergaan.
Aan het einde van mensenmassa vinden we Ons Zeeuwske - een Culturele cadeauwinkel - van Jolanda Weemaes, voor zeg maar Zeeuwse hebbedingetjes. En ook wij moeten natuurlijk nog iets hebben.
kauw-paar Breskens
Aan het begin van de Dorpsstraat vinden de expositieruimte van Wilma van der Lee. Haar hadden we in Groede ontmoet, tijdens het bezoekje aan EdeSART.
Na de Dorpsstraat volgen we de Langestraat het dorp uit. Halverwege deze straat komen we bij een winkelcentra, een zeer luxe - namelijk dubbele - opgang voor een kauwengezin tegen.
Hoewel het nog vroeg is, lopen we - nadat we even thuis zijn geweest - toch maar alvast naar het strand, om te kijken of we daar iets te eten kunnen vinden. We lopen al gauw tegen het strandpaviljoen Loods Tien op.
Prima plek om van het uitzicht te genieten en - naar blijkt - ook om te drinken en te eten. En dus genieten we voor de verandering van de dingen die om ons heen gebeuren. We zien achtervolgingen van speedboten, die zo snel gaan, dat je nauwelijks de tijd hebt om je fotocamera te pakken en aan te zetten, want dan zijn ze alweer uit het zicht verdwenen.
Loods Tien Breskens
Wat ook vlot gaat, maar toch met een beduidend lager tempo, zijn de 'halsbrekende' toeren van de loodsen die aan boord van de zeeschepen worden gebracht. Hun dagelijks werk, maar het ziet spannend uit.
Het eten en drinken komt in prettige tussenposen, zodat het een aangenaam vertoeven wordt.
Na enkele heerlijke cappuccino's gaan we het strand op voor een wandelingetje langs de branding richting de vuurtoren Nieuwe Sluis (31526).
Telkens wanneer ergens langs de Schelde lopen, komen we ze tegen. Bakstenen. Zelden zijn ze zo hoekig zoals ze in onze huizen zitten. Ook nu komen we er weer een aantal tegen.
baksteen Breskens
Hoelang zullen deze door de stroming en branding heen en weer zijn geschoven tot ze gingen rollen en hoelang zullen ze gerold hebben om zo uit zien, zoals bijvoorbeeld deze? Een eeuw? Vijf eeuwen? Zou er weleens onderzoek naar gedaan zijn, naar de leeftijd van deze stenen?
Ook een interessante vraag zou zijn, waar deze steen oorspronkelijk vandaan zou komen. Een voor de hand liggende suggestie is natuurlijk uit een van de verlaten dorpen, die 'verdronken' zijn. Maar is dat ook zo?
vuurtoren Breskens
De grenzen zijn veelal vaag. Dus waar zo'n steen precies vandaan komt, met welke stroming, dat vergt de nodige kennis van allerlei zaken. We zitten hier - wanneer we op de kaart kijken - op de scheiding van de Noordzee en Schelde.
kreek Breskens
Voor het zeewater maakt dat echter niet uit. Tot ver in België gaat het water op en neer met vloed en eb.
We wandelen om de vuurtoren heen en lopen via de asfaltweg weer terug de duin op. Hier zien we kreekachtige sloten, die opgedroogd zijn - een beetje eender als bij de Yerseke Moer. Verrassend genoeg zien we in de verte de hazen lopen. Gelukkig blijven ze ook af en toe stilstaan.
Wij lopen langzaam over de duintop naar ons huisje en zien de ondergaande zon een lange schaduw van ons voor ons afwerpen. Mooi gezicht.
lange schaduw Breskens
Wij gaan alvast alles inpakken, voor zover mogelijk, want morgen gaan we weer naar huis.
Ter afscheid van deze vakantie krijgen we nog een fraai vuurwerkshow mee, vanwege de afsluiting van de Visserijfeesten 2015.
diverse vissersschepen visserijfeesten 2015 Breskens
Cor's Bootwinkel visserijfeesten 2015 Breskens
¨Sanya Lan¨ visserijfeesten 2015 Breskens
havenmonding Breskens
visserijfeesten 2015 Breskens
duin - strand - zee Breskens
PKN-kerk Breskens
expositieruimte Wilma van der Lee Breskens
Garnet Ace Breskens
Garnet Ace Breskens
strand Breskens
vuurtoren Breskens
hazen Breskens
vuurwerk visserijfeesten 2015 Breskens
Dag 16: Zierikzee
kaart 16
De vakantie is weer ten einde en we gaan weer richting huis. Het huisje wordt leeggeruimd en schoongemaakt en de wagen ingeladen. Het beddengoed en (gescheiden) vuilnis wordt weggebracht. Het ontbijtje en de koffie zijn genuttigd. Rest ons de sleutel en pas af te geven bij de receptie, zodat we het park kunnen verlaten.
We rijden weer naar de intussen vertrouwde N-weg.
Sint-Lievensmonstertoren of Dikke Dom - Zierikzee,
met daarvoor de Zeelandbrug.
Vanaf de dijk van de Leendert Abrahampolder bij Kats .
Zodra we bij de gracht gekomen zijn, maakt Zierikzee een imposante indruk. Zeker met de enorme dikke toren die we door de Weststraat goed kunnen zien. De Sint-Lievensmonstertoren wordt daarom ook wel de Dikke Dom genoemd 3. De toren hoorde - weliswaar er niet aan vast gebouwd - bij de Sint-Lievensmonsterkerk, maar deze brandde in 1832 volledig af. We kijken nu dan ook naar zijn neoclassicistische opvolger dat tussen 1835-1848 gebouwd is, de Nieuwe Kerk4.
We lopen verder door de Meelstraat op zoek naar een bakje koffie. We komen echter eerst het Stadhuismuseum tegen. Deze blijkt echter op dit tijdstip nog dicht te zijn, maar dat vinden we niet erg. We schuiven snel het steegje Maarstraat in en vinden op het hoekje van het pleintje - al heet het straatje hier Verrenieuwstraat - een terrasje waar we een cappuccino kunnen krijgen.
Het nieuw uitziende pleintje heeft vele verhalen te vertellen.
De wandelroute door Zierikzee.
Na ons rustmomentje lopen we weer verder door de Meelstraat, waar we net voorbij het museum twee oude panden tegenkomen, die de namen De Haene (40726) en Roomen (40748) dragen. De eerste wordt in de volksmond ook wel Tempelierenhuis genoemd en dit is het pand met de oudste gevel van Zierikzee, dat moet teruggaan tot de veertiende eeuw. Leuk om tegenover 700 geschiedenis te staan.
De Haene Zierikzee
Roomen Zierikzee
Zoals wel vaker met de volksmond, berust dit echter op een echo uit het verleden, waarbij het tragische lot van de zo eens gevierde en roemruchte orde indruk had gemaakt op de bevolking.
Het verhaal was namelijk dat alle tempelheeren waren vermoord op één nacht. Alle, op twee na, deze waren namelijk in een bordeel en ontsnapten hierdoor aan het noodlot van hun makkers 5.
Op 2 mei 1312 werd door de paus een bull Ad providi vicarii uitgevaardigd 6, waarin deze tempelieren-orde in alle landen werd opgeheven. De genoemde redenen waren onder andere de onzedelijk, naast een aantal andere waaronder de ruwe vrijgeestigheid, onchristelijkheid en heerszucht.
Aannemelijk is - zoals gebruikelijk door andere heersers met dezelfde hebbelijkheden - dat concurrentie de ware redenen waren voor deze opheffing. In tegenstelling tot bij de andere ridderorden - waar hetzelfde voorkwam - werd geen opheffing over uitgesproken.
Bekend was dat deze Tempelieren-orde de Franse koning haatte. Zodoende speelde de angst van zowel de koning als de paus dat ze mogelijk in hun territorium macht zouden verkrijgen ten kostte van henzelf, zodat ze dus deze ban uitspraken om zichzelf te verdedigen. De andere ridderorden profiteerden hiervan, want zij kregen de tempelgoederen in handen 5.
Het pand aan de overkant is veel jonger en is gebouwd in de zestiende eeuw, dus van zo'n 200 jaar later. Dit zou toenertijd gebruikt en bewoond zijn door de goud- en zilversmeden.
We slaan af de Dam op en vervolgen de route met de Schuithaven en Lange Nobelstraat. We merken dat we het oude centrum uit gaan lopen en gaan met 2 keer rechtsaf weer terug. Via een (betaald) parkeerplaats komen we uit bij de Hoge Molenstraat. Hier stuiten we op - hoewel een stuk 'nieuwer' - een paar aardige pandjes, waaronder een die voorheen dienst deed als Garage van C. van de Bout. Dit staat in een fraai lettertype vermeld in de betonnen vloer van de zolder (gemeentelijk monument 1676/203).
We lopen om het hoekje de Schuithaven weer in. Op het kruispunt met de Dam lopen we de Mol op.
De opbouw van Zierikzee is nu ook een stukje duidelijker geworden. De Dam, samen met vermoedelijk de Schuithaven waren de afsluitingsdam in de kreek dat in verbinding stond met de Gouwe. Hierachter lag als een voorstraat de Meelstraat naar de kerk. Vermoedelijk lopen we op de Mol en Havenplein in het laatste gedeelte van de intussen gedempte haven. De kreek werd waarschijnlijk ingeperkt door aan beide zijden een dijk. De Hoge Molenstraat zou een dijk kunnen suggereren.
Het verhaal over het ontstaan van Zierikzee wordt beperkt doordat er van vóór de 11e eeuw geen archeologische vondsten zijn gedaan. Waarschijnlijk is de naam Zierikzee weer - net als de voorgaande plaatsen - een samenvoeging. In dit geval van Zierik en Ee, waarbij Zierik de naam van een persoon is die zich hier kwam vestigen aan het water Ee7. Op een kaart van Schouwen gemaakt door A.J.F. Fokker vinden we Serixe met stichtingsjaar 849, zodat we dezelfde klank hebben, maar een op het oog een heel andere naam, Serix. Dezelfde kaart laat ook zien dat de kreek schuin naar het noordwesten doorloopt tussen vermoedelijk de Verrenieuwstraat en de Hem en verder 8 tot er in 1220 ook hier een dam wordt geplaatst, Sint Anthoniesdam. Hier wordt tevens een getijdemolen geplaatst, getuige de huidige straatnaam Watermolen als vervolg op de straat Sint Anthoniesdam. Deze watermolen heeft de oudste vermelding van Nederland. Mogelijk worden er ook bezittingen in een oorkonde van 976 van de abdij van Sint Baaf in Gent beschreven als Creka, dat in of bij Zierikzee zou kunnen liggen 7. Dit Creka lijkt wel erg op kreek, dus dit zijn net als Ee erg vage aanduidingen. Gelukkig zijn er meer bronnen. De oorkonde uit 976 vermeldt kennelijk meer. Het complex dat (later) aan te duiden is als Zierikzee wordt Creka et Papingalant genoemd. En dan hebben we het dus over het land van Papinga (duidelijk Fries, lijkt me) en het water (de kreek), dat aan de Gouwe ligt, waar voldoende ruimte was om 900 schapen te kunnen laten grazen. Hierbij behoorde ook een kerk. Deze eigenkerk was gewijd aan de verzonnen heilige Lieven of Levinus, een niet bestaand persoon, zodat deze kerk in Zierikzee dus de unieke naam Sint-Lievensmonsterkerk heet, waarbij het begrip monster aanduidt, dat het om een vroege centrale kerk gaat 9.
Dezelfde kaart van Fokker laat ons ook weten, dat er in ieder geval 19 'vluchtbergen' zijn geweest 8, waarvan er nu nog twee te zien zijn 10.
's Grave steen Zierikzee
Havenplein 3, 1909 Zierikzee
Bij de overgang tussen Mol en Havenplein vinden we twee fraaie panden - naast de vele andere. 's Grave steen of Gravensteen aan de Mol op 25 is een voormalige gevangenis, dat hier ruim vijf eeuwen als zodanig werd gebruikt. Tot 1923 was het in gebruik als huis van bewaring. De bouw van dit gebouw is in 1524 begonnen en duurde tot 1526. Het ontwerp is van Antwerpse bouwmeester Harman van Aecken. Het was een vervanging van een eerder gevang dat te bouwvallig was geworden, waarvan de bouwaanvang in 1358 was begonnen 11.
Het tweede gebouw is van een geheel andere orde. Deze is van circa een eeuw geleden en is erg kleurrijk.
Wanneer we weer een stukje verder lopen zien we de torens van de Gasthuiskerk (40591) met daarvoor een beurs (40592) om overdekt handel te kunnen drijven. Dit kwam in 1652 gereed. Boven op de beurs is een uitbreiding van de Gasthuiskerk te vinden. De reden van de bouw was plaatsgebrek in de kerk waarvan de geschiedenis al in de 14e eeuw begint met het gasthuis voor arme vreemdelingen en zieken. De kapel werd uitgebreid en steeds kwam er meer behoefte aan binnenruimte. In 1651 werd nogmaals een uitbreidingsplan goedgekeurd, ten koste van de particuliere panden die er voor stonden 12, zoals we nog goed op de kaart uit 1649 kunnen zien.
Enkele monumentale panden verder krijgen we het Vrijpoortje (40595) te zien, dat in 1643 werd gebouwd 13.
Samen met het naastgelegen pand De Witte Swaen is het door de waternoodramp van 1953 ingestort. In de zomer van 1954 werd er door de gemeente geld uitgetrokken voor herbouw van beide panden 14.
De poort geeft toegang tot de straat 't Vrije. Aan het einde van de 15e eeuw heette het ook al zo 15. Een eeuw later werd het ook aangeduid als int Vrije 16.
Aan de overkant zien we een huisaanduiding Dbrouwery in de Eenhore uit 1639 (40576). En zo gaat het maar door in dit havengebied, dat dus te veel panden kent om hier even te laten zien. In het parkje van de Havenpark vinden we een beeld van Job Baster, een geneesheer en botanicus die hier woonde en werkte op nummer 35. Job Baster (Zierikzee, 2 april 1711 - 6 maart 1775) werd bekend van onder andere het werk Natuurkundige uitspanningen, behelzende eenige waarneemingen over sommige zee-planten en zee-insecten, benevens derzelver zaadhuisjes en eijernesten en de introductie van de goudvis, Kin-Yu17, waarvan in het boek op pagina 83 ook een fraai ingekleurde illustratie bestaat 18. Hierbij is het beeld ook verklaard, dat hier sinds 1-12-2007 staat en geplaatst is door de lokale Rotaryclub. Het beeld stond eerder al in de Mosselboomgaard, voorheen Zonnehof, waar het op 13 augustus 1976 werd onthuld 19. Ad Braat (Roosendaal, 18-1-1919 - Zierikzee, 31-1-2000) 20 is de beeldhouwer van dit beeld en vond het leuk om Baster pratend tegen de vissen af te beelden, omdat het bekend is dat hij dit in werkelijkheid ook deed. Als alternatief voor een echte vijver maakte Braat een kleine variant als basisplaat. Zodra het een beetje geregend had, bleef er een beetje water in staan, zodat het net lijkt alsof de koppen van de vissen echt boven het water uitsteken 21.
Na alle gedempte stukken haven, komen we uiteindelijk uit bij de Oude Haven, waar we én water én schepen zien. En er zitten een aantal authentieke oudjes tussen, beheerd en onderhouden door Museumhaven Zeeland. Wanneer we bij de ingang van de steiger komen, zien we dat we een korte rondvaart kunnen maken. Het is natuurlijk een geweldig idee om een stukje van Zierikzee vanaf het water te zien. Dus dat gaan we meteen doen en laten de beelden voor zich spreken.
Zeer inspirerend is zo'n rondvaart met een peilvlet, waarbij alles nog imposanter overkomt.
Wanneer we weer aan land zijn gebracht, zien we vanaf de Kraanplein de patriciërswoning met de huidige naam de Mossele, dat het sinds 1988 heeft. Het is als de Mossel begonnen eind 16e eeuw 22. Het heeft aan alle strijdlustige lieden en machthebbers wel een keer onderdak gegeven, waaronder Karel V, Willem van Oranje en Christoffel de Mondragon, aldus het informatiebord.
Wanneer we weer via het park op het plein komen moeten we natuurlijk even naar binnen bij Boekhandel De Vries [sic] op nummer 14. Hoewel we binnen de kortste keren een stapeltje kunnen selecteren, lijkt het ons op dit moment niet verstandig. Eentje - hoewel groot - nemen we wel alvast mee.
Bij het Stadhuis museum, dat we vervolgens bezoeken, kunnen we het mooi in een kluisje stoppen.
In dit museum worden de beelden weer verder aangevuld. Zo zien we bijvoorbeeld hoe de handel en keuring van de meekrap plaatsvond. Ook van bijvoorbeeld het lossen op het Kraanplein, waar voorheen (zie volledige kaart 1649) de kraan stond, wordt middels een olieverfschilderij in beeld gebracht, waarmee niet de suggestie gewekt wil worden dat het hier om een tafereeltje uit Zierikzee gaat. Het schilderij van 74 x 91 cm is waarschijnlijk in de eerste kwart van de 18e eeuw gemaakt, door een onbekende schilder. Er wordt gesuggereerd dat het om het haventje van Viane zou gaan. Viane is een voormalig buurtschap dat nu onder Ouwerkerk valt. Mocht dit zo zijn, dan zien we in de verte de toren van Ouwerkerk 2324.
Stadhuis museum - Zierikzee Schelpenbuffet / Job Baster
In een andere kamer komen we Job Baster weer tegen, maar nu omdat hij ook een schelpenbuffet gemaakt heeft. Dit decoratieve werk - dat samengesteld is uit vele verschillende schelpen, hoorntjes, koraal en gehoorbeentjes van vissen van all over the world - is 318 cm hoog, heeft een breedte van 232 cm en is 21 cm dik 25. Hoewel er her en der stukjes ontbreken, zijn ook de details erg fraai om te bekijken. Naast het verzamelen en de sortering van alle soorten en maten, getuigd de gecreëerde compositie met diverse beelden van kunstzinnige inslag en uitdrukkingsvaardigheid, naast beheersing van de materie.
detail
Een bijzonder boekenstilleven komen we in een andere ruimte tegen. Op het eerste gezicht een stilleven zoals we vaker zien, tot we de details beter bekijken. Merkwaardig wordt het wanneer we het achterste houten paneel beter tot ons laten doordringen. Het lijkt wel of het hier om een verlijmd stuk hout gaat. We zien zelfs duidelijk een vingerlas-verbinding, een uitvinding van nog niet zo lang geleden. Kijken we hier dus naar een 'recent' schilderij?
Veel tijd om er lang bij stil te staan nemen we niet, want onze aandacht wordt getrokken door uitleg over de verwerking van de meekrap tot de befaamde rode kleur pigment.
De alizarine of alizarinerood - het rode kleurpigment uit de meekrapwortel - staat hier tentoongesteld in een glazen potje met daarop de datum 1/10-'58, waarbij het dus een verrassing blijft uit welke eeuw het komt. Gezien het potje, zal dit 1958 zijn. Ernaast liggen enkele dotjes wol die geverfd zijn met deze kleurstof. Hiernaast vinden we een kar met daarop de geoogste meekrapwortels.
Een maquette maakt de drie te nemen stappen in het proces van de meestoof duidelijk. Deze is vergelijkbaar met de meestoof die we in Nieuwdorp zagen. In het midden wordt de geoogste meekrap per eigenaar opgeslagen, dit wordt de Koude Stoof genoemd. De rechterkant de Toren, verzorgt de droging, dat tweemaal plaatsvindt. Onder de vloer is een oven, de Oude Man, gemaakt die de temperatuur hoog houdt. Dit is ook een reden waarom de meestoof een redelijke kans op brand had, zoals al eerder is gebleken. Na de eerste droging wordt het op de dorsvloer in stukken geslagen met een vlegel, waarna het gezeefd wordt en ontdaan wordt van ander ongeregeldheden. Helemaal rechts wordt de tweede droging gedaan op de Ast of Eest met hete lucht, dat wederom uit een oven komt, het Varken. Helemaal links wordt het door een rosmolen fijngestampt.
Even verderop wordt het proces van een ander zeer belangrijk product uit de (vroege) middeleeuwen uit de doeken gedaan.
In het literatuuronderzoek staan ook op diverse plaatsen enkele beschrijvingen van zoutwinning . Hierin staat ook een link naar deze interessante film over onder meer zoutwinning in de middeleeuwen.
Het schilderij vertoond het beeld waarop men bezig is zout veen of darink te delven. Hiervoor wordt eerst de toedekkende laag klei weggehaald, waaronder het veen ligt. Dit werd op het droge land op een speciale manier gestapeld, zodat het lucht gedroogd werd. Na droging werd het verbrand, waarbij we ervan uit gaan dat deze verbranding gebruikt werd ter verdamping van de laatste fase. De as die er overblijft na de verbranding heet darink-as of zel-as. Bij de laatste fase wordt het zel-as geraffineerd tot wit zout. In dit proces verdampt men onder andere het water.
Het getoonde darink, as en zout zijn in 2011 opgedolven en bewerkt door het AWN datzelfde jaar.
Alle producten werden meestal vervoerd in tonnen. Om de verschillende eigenaren van de diverse tonnen te onderscheiden werden huismerken op de tonnen aanbracht. Ook de vissers deden aan deze merktekens. Om voor derden duidelijk te maken welk teken van welke vissers kwamen, werd er een overzicht gemaakt met daarop de tekens en daarbij geschreven de naam. De gebruikte tekens hebben veel overeenkomsten met de rune-tekens en bestaat dan ook uit lijnen die elkaar kruisen in een bepaalde hoek.
We vinden in dit museum naast vele andere onbesproken items - maar minstens even interessant - ook nog twee objecten die thuishoren bij de criminaliteit-bestrijding. We doelen dan op de stenen der wet en de klepper. De klepper hebben we al uitgebreid besproken in Goes . De getoonde klepper komt uit de 19e eeuw en heeft een dikte van zo'n 9 cm. Het plankje waar het heen en weer bewegende onderdeel zijn geluid op maakt, heeft een lengte van 38 cm. Het handvat met scharnieronderdeel is 32 cm lang. Zierikzee had in 1775 twaalf mensen in dienst als nachtwaker. Zij hadden hun wachthuis in de Korte Sint-Jansstraat. In 1893 werden deze nachtwakers met hun lawaaiige rondgangen vervangen door politieagenten 26.
Werd men in vroegere tijden voor een klein vergrijp als schelden, ruzie maken, kwaad spreken of beledigen veroordeeld, dan volgde hierop - meestal tijdens een drukke markt of andere dagen met veel mensen op de been - de uitspraak met bijvoorbeeld als lijfstraf een bepaalde route moeten lopen met deze stenen der wet of schandstenen. Het geheel weegt zo'n 28 kilo en hing zichtbaar om de nek, zodat je eer en goede naam een behoorlijk deuk opliep, afgezien nog van het feit dat je lichaam dit al snel geen pretje meer vindt 27.
Dit museum heeft weliswaar niet een uitgebreide museumwinkel - het is meer een rondom de entree-kassa gebouwde vitrinekastencirkel - er liggen wel erg leuke dingen in, die we niet kunnen laten liggen. Hieronder natuurlijk het tentoonstellingsboekje met begeleidende verhalen en een fors en uitgebreid geschiedenisverhaal van beide eilanden.
Met wederom vele kilo's in de hand lopen we terug naar de auto. We lopen echter wel eerst weer even naar de Dam, zodat we ook de hele winkelstraat Poststraat meekrijgen. Halverwege komen we een authentieke muziekwinkel tegen MarmurGo+, met cd's en vinyl in de etalage. Nieuwsgierig geworden naar de muziek van Tonnie 'Broeder' Dieleman op Alles is ijdelheid uit het boekje van Rachel de Meijers Tussenland, hier maar even een poging wagen. Helaas! Wel ontstaat er een mooi gesprek met de beide ondernemers Marijke Folkertsma en Louis Kleingeld over de vakantie, het leven, vrijheid en de muziek.
We lopen verder de Poststraat uit en gaan toch nog even een blik werpen in de Nieuwe Kerk.
In het parkje staat ook nog het een en ander aan kunstobjecten. En we vinden er ook nog een beeld van Pieter Mogge - we kwamen hem al tegen in het museum, een vermogend man, want hij liet na zijn dood in 1756 420.000 gulden na voor het stichten van een universiteit. Vreemd genoeg is deze wilsuitvoering er nooit van gekomen, wegens politiek gekissebis en concurrentiestrijd. In plaats daarvan is het geld besteed aan monumentenzorg en de oprichting van De Nieuwe Visscherij met een vloot met 16 schepen. Beeldend kunstenares Marian van Puyvelde (St. Michielsgestel, 1922) maakte dit beeld met veel plezier 28, dat op 14 november 2008 is onthuld 29. Pieter Mogge (Zierikzee, 29-12-1698 - Den Haag, 6-11-1756) was vermogend vanwege de erfenissen van zijn vader en zijn kinderloze oom Ockersse en kreeg zo de heerlijkheid Renesse en Dreischor in bezit, waardoor de weg naar allerlei bestuurlijke functies open lag 30.
Na een rondgang werpen we ook nog even een blik in de Dikke Dom. Hier vinden nog een oude aanblik 'vanaf zee', zoals we dat zelf ook hebben kunnen ervaren, tijdens het boottochtje.
Hierna rest ons niets anders dan naar de auto te lopen om weer naar ons eigen huis te rijden, waarmee ook deze vakantie tot een einde is gekomen.
Een klein jaartje verder in de tijd rijden we weer - net als op Dag 9 - door de Liefkenshoektunnel voor € 6,- (incl. 21% BTW à € 1,04). Vorig jaar hadden we te laat in de gaten dat meteen na de tunnel een afslag ligt, die je naar fort Liefkenshoek kan brengen. Vandaag niet, vandaag nemen de afslag - 11 Waaslandhaven-Noord - op tijd.
Wanneer we de eerste ruimte betreden komen we uit in het landschap van de 16e eeuw. Met grote kaarten wordt duidelijk gemaakt hoe de strijd gevoerd werd. De doorgestoken dijken zorgen voor een waterlandschap en de strijd richt zich op stukken dijk met schans. Om overzicht te krijgen is het zaak om de telkens verkregen nieuwe situaties goed vast te leggen om juiste nieuwe beslissingen te maken.
Een volgende ruimte stelt ons verrassend voor de keus om je te spiegelen aan de situatie en keuzes te maken die door deze religie- en vrijheidsstrijd ontstonden. Letterlijk word je gevraagd welk pad je kiest. Diverse antwoorden zullen naar diverse uitgangen en je eigen verzonnen verhalen leiden.
Een overzicht van kennis en instrumenten ten behoeve van de geneeskunst staan weer opgesteld in een volgend ruimte.
Om te ervaren hoe er 's nachts gevaren moest worden op een houten schip is er een nagebootst, dat krakend en bewegend je laat oriënteren op de sterrenhemel.
Een situatiekaart van Peter Verbist uit 1656 laat de omgeving van het Land van Waas en Ambacht Hulst zien na de beëindiging van de Tachtigjarige Oorlog. De vele nieuwe kreken die op deze kaart te zien zijn, zijn het gevolg van de dijkdoorstekingen in voorliggende jaren. Na het aanleggen van een nieuwe Scheldedijk zullen de meeste kreken niet meer als zodanig terug te vinden zijn in het landschap.
Dat er soms uit nog vroegere tijden wel sporen worden teruggevonden zien we in een andere ruimte. Hier wordt uitgebreid aandacht besteed om het verhaal van de Koggen van Doel te vertellen. Op 14 september 2000 hield een graafmachine - die bezig was aan de nieuwe Deurganckdok - plots op met zijn werkzaamheden. Het had net een grote hap genomen uit een groot houten voorwerp!
20 januari 1998 had de Vlaamse regering groen licht gegeven om tussen het Fort Liefkenshoek en het dorp Doel op de plaats waar ooit de Deurganck of het Grote Gat dat verbonden was met de Schelde weer open graven en de grootste getijdendok ter wereld te bouwen. Het effect van het getij zullen we later nog zien bij de Kallosluis en Linkeroever.
Dit enorme project werd hier - op deze site - stilgelegd. De Archeologische Dienst Waasland (ADW) krijgt acht weken de tijd om te doen wat ze moeten doen om het schip te redden. Het schip is ongeveer 21 meter lang en 7 meter op z'n breedst. De constructie is overnaads en met strengen mos gedicht.
Het schip wordt volledig gestript om het in de juiste omstandigheden te kunnen bewaren. Desalniettemin wordt het een race tegen de klok. De onderzochte eikenhouten balken vertellen ons dat ze waarschijnlijk in de winter van 1325-1326 in Neder-Saksen zijn gekapt.
De werkzaamheden aan het dok worden hervat, zodat het eerste deel op 6 juli 2005 door koning Albert II kan worden geopend.
En zo wordt in deze zaal diverse historisch belangrijke en opmerkelijke zaken bij elkaar gebracht en het verhaal verteld, waarbij natuurlijk ook het verhaal van Hanse betrokken wordt. De Kogge van Doel heeft intussen een eigen plekje gevonden en zal in een maritiem museum op het Eilandje te Antwerpen te zien zijn vanaf 2023 6. We gaan ervan uit de dit het MAS zal zijn.
Uit dezelfde periode vinden we informatie over de veendorpen in deze regio en hoe het vervenen in z'n werk ging.
(zie hiervoor eventueel ook de diverse hoofdstukken over de Noord-Nederlandse situatie in het literatuuronderzoek: Turfhandel , Ontstaan turfcompagnieën , Nieuwe turfcompagnieën en Totale turfproductie en de reisverslagen Friesland uit het veen en Ontdekking van de
Vrije Friezen - Moordorf .)
Vervolgens wordt er aandacht gevraagd voor het zinnetje "Up dien moer in die wostine?" uit Van den vos Reynaerde. In de Eerste Herman Heyse-lezing komen we dit zinnetje ook tegen in het in Tiecelijn geplaatste artikel De Reynaertplaatsnamen liegen.
Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk, Doel
Moer is waarschijnlijk een verwijzing naar een plek die de eerste toehoorders van dit verhaal herkennen. Moer is een technische term van de 13e-eeuwse moerontginning in Vlaanderen. Of dit ook voor 'wostine' geldt, blijft onduidelijk 7.
Na het museumbezoek maken we een wandeling over de aarden wallen van het fort. Hier krijgen we het uitzicht te zien over het gebied dat 'verdedigd' moest worden. In de verte zien we het onder vuur liggende Doel, dat zo goed als verlaten is ten behoeve van de uitbreiding van de Antwerpse haven. De toren van Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk staat er nog ongeschonden bij. Het is dan ook tussen 1996 en 1998 nog grondig gerestaureerd na schade door verzakkingen. Dit komt omdat de kerk op palen staat die slechts 7 meter de grond in gaan, terwijl de vaste grond 4 meter dieper ligt 8. Bijzonder vreemd dat dit soort vergissingen halverwege de 19e eeuw nog voorkwamen.
Wanneer we doorlopen naar de Scheldezijde van het fort, zien we inderdaad de Schelde. We kijken nu rechtstreeks op het door Ph. Goossens in 1913 ontworpen Tolhuis 9. Een eindje verderop zien we - wanneer we ons best doen - slechts de Schelde, de oever en een bomenrij. Onmiddellijk daarachter wordt de haven weer zichtbaar. Ook aan de andere kant van het fort ontkomen we niet aan de haven. Het fort is dan ook omringd door de haven.
Wanneer we het dalletje inlopen krijgen we zicht op de kat.
Na de volgende hoek krijgen we goed zicht op een bastion. Wij lopen echter niet verder dan het uitzichtpunt en enkele bunkers van de voorlaatste oorlog. De twee overgebleven bunkers zijn tijdens de WOI door de Duitsers gebouwd. Een derde werd tijdens WOII door de Duitsers of vlak daarna door de Belgische Zeemacht afgebroken ten behoeve van de uitkijktoren 10. Hier lopen we weer naar beneden. Hieruit kunnen we concluderen dat bij elke strijd deze plek weer ingezet wordt in de strijd, al was het maar om militairen te stationeren.
Op het terras bij de Taverne, Fort Liefkenshoek.
Na zoveel indrukken is het de hoogste tijd voor een hapje en drankje. En dat is geen enkel probleem, want in de Taverne is dit te verkrijgen.
Wij zoeken een plekje uit in de schaduw en laten alles rustig op ons inwerken.
Na het toiletbezoek gaan we natuurlijk nog even terug naar de museumwinkel die in een van de twee voormalige poortgebouwen of wachtlokalen gevestigd zit en in 1844 gebouwd zijn 11.
Hier zien we een deel van Lillo en Liefkenshoek van (J.M.G.) Han Leune in. Het beschrijft de zaken overzichtelijk en nauwkeurig tot in detail. Hoewel de prijs per deel reuze mee valt, is de uitgebreidheid iets te veel van het goede, voor de globale doelstelling die we beogen. En zo laten we de kilo's van deze kloeke delen niet meewegen in het niet aanschaffen.
De vier delen (in acht banden) zijn inmiddels - aangevuld - ook online beschikbaar op de site van Han Leune:
We vinden hier nog wel een verhalend geschreven boekwerkje van Herman Cools, Raymond Van Meirvenne dat kort - en dus beter bij onze doelstelling past - het verhaal van Het Fort Liefkenshoek te Beveren verteld. Daarnaast nemen we ook het cartografisch boekwerkje mee over Groot-Beveren.
Gezien de tijd - het loopt alweer richting drieën - gaat ons plannetje om naar Antwerpen te rijden om daar te gaan eten, niet meer door. Vandaag blijven we aan deze kant van de Schelde, in de provincie Oost-Vlaanderen (al op Dag 9 geïntroduceerd ), in het Waasland of Land van Waas en eigenlijk de gemeente Beveren. Achteraf zal blijken dat de vork toch weer anders in de steel zit, maar daarover later meer.
Hoogste tijd om een stukje rivier en omgeving te bekijken, waar de familie jaren voer met de Cathalina.
Vanaf het Fort rijden we de hele Ketenislaan over en stoppen af en toe even om op de dijk te klimmen om te kijken hoe de Schelde erbij ligt.
Vlak voordat we de tweede - flauwe - bocht inrijden, ter hoogte van de Katoen Natie moeten we toch onze eerdere statement dat een industriegebied altijd grijs en lelijk moet zijn, terugnemen. Hier zien we rode gebouwen, die aandoen als kantoren. We vinden hierin de unieke feestlocatie met restaurant Bebronna en de afvalverwerker Indaver nv Singelberg. Voor deze gebouwen valt meteen het werk van Wim Delvoye op. Dit kunstwerk, met de schijnbare tegenstrijdigheid - hiermee wordt niet bedoeld onze opmerking over industrieterreinen en de schoonheid van de kunst - dat typerend is voor Delvoye, laat een van z'n 'Twisted Works' zien. Een eigen verdraaide versie van de Brabofontein.
Grappig detail zijn de verdraaide toeristen - waarvoor Fernand Huts (Antwerpen, 18 juni 1950) en zijn vrouw Karin figureerden - die onderaan het beeld zitten en met miljoenen anderen in de loop der jaren met het beeld op de foto zijn gegaan. Dit beeld heeft Wim Delvoye (1965) in opdracht gemaakt van Katoen Natie i.c. Fernand Huts, de eigenaar 13.
Bedrijfsfilm "The Difference" van Katoen Natie is an inspiring corporate film about the passion of Katoen Natie to go to extremes for its customers.
bron: Katoen Natie Corporate Film, 29 nov. 2013 | 15.498th viewer
Dit roept natuurlijk de vraag op, wat de Katoen Natie is.
De Katoen Natie hebben een 'spannende' bedrijfsfilm gemaakt om te laten zien wat ze zijn en kunnen: een wereldwijde logistieke onderneming die naast de distributie ook iets kan doen met datgene wat ze vervoerd hebben. Precies de zaken die historisch gezien de Friese handel ten tijde van de Angelsaksische geestelijke Ælfric, beoefenden, al was Ælfric het er zo'n duizend jaar geleden niet mee eens dat er voor vervoer betaald moest worden, het voegde immers niets toe.
Zover gaat Katoen Natie niet terug in de tijd - het begon als coöperatie (een veem of heropgerichte gilde) in 1854 - maar ze hebben wel een historisch besef die ze sinds 2003 duidelijk laten gelden. Niet alleen in het (eigen) historisch erfgoed, maar ook - zoals we kunnen zien - in hedendaagse kunst.
De boodschap van de bedrijfsfilm is helder.
[Spoiler Alert]
Hoewel het gezien kan worden als een "spoiler", moet er toch iets gezegd worden over de laatste zin van de film. "Ze wilden het terugsturen, kun je dat geloven?" is een fantastische zin die zo goed als het literatuuronderzoek samenvat. De vertegenwoordiger van de staat spaart kosten noch moeite om de burger van dienst te zijn, terwijl het eerlijke en goed georganiseerde bedrijfsleven de meest simpele actie onderneemt om hetzelfde voor elkaar te krijgen 14. [/Spoiler Alert]
Op de foto die vanaf Fort de Perelweg is genomen zien we de kade die toegang geeft tot de Kallosluis. Hier zien we het hoogteverschil tussen eb en vloed. Ook krijgen we een indruk hoe hoog de kade is. Vergelijk de hoogte met de hoogte van de auto's die er staan. De schippers hebben een behoorlijk klus wanneer ze bij eb de kade op willen. Zeker kleine schepen zullen hier dan ook niet aanleggen bij eb. We begrijpen dan ook welke krachten er viermaal daags langs komen met die metershoge watermassa's en hoe slim ze deze voorheen met getijdemolens omzetten in energie, zoals we in Middelburg, Goes, Sas van Gent en Zierikzee zagen.
De Melkader in Kallo, vanaf de Melkaderbrug uit 1952.
(stroomopwaarts)
(stroomafwaarts)
Bij de brug over de Melkader stoppen we even om het op beeld vast te leggen. Hier valt ons opeens op dat onder een betonnen constructie nog een waterloop is. Dit draagt de naam Bazeput, althans zo het de 'waterplas' een eindje verder op. Het water staat hier duidelijk hoger. Eigenlijk heet deze waterloop Watergang van Kallo1 of Waterloop van de hoge landen2.
Het verhaal achter de Waterloop van de hoge landen kennen we nu (nog) niet.
Bazeput en de waterloop dat hierbij hoort, hoort volgens GoogleMaps kaart 1 niet bij de gemeente Beveren. Het hoort ook niet bij Zwijndrecht GoogleMaps kaart 2 of Antwerpen GoogleMaps kaart 3. Aangezien de vele havenwateren in de haven van Antwerpen niet bij Antwerpen hoort, is het vermoeden dat dit onder een hogere overheid zal vallen - net als de Schelde.
Het lijkt echter op een voorraadbak met water om een kanaal te kunnen doorspoelen, om verzanding tegen te gaan of het waterpeil op voldoende hoogte te houden. Mogelijk komen we hier later nog op terug, aangezien de Melkader nu te boek staat als een gekanaliseerde voormalige kreek.
De Strijd van Aquarius | 2006 | Luk Van Soom
Even verderop staan we stil in het midden van het dorp. Hier vinden een beeld dat "De Strijd van Aquarius" heet en een herinnering vormt aan de strijd tegen het water en de veerkracht van de bewoners van Kallo na de watersnood uit 1953 3. Luk Van Soom (Turnhout, 27-10-1956 4) maakte dit beeld in 2006 5.
Achter dit beeld staat het voormalig gemeentehuis van Kallo, dat in 1911 gebouwd is. Het wordt tegenwoordig onder andere gebruikt als bibliotheek. Er zijn vergaderzalen voor de lokale verenigingen. Een van de zalen heeft een schilderij aan de muur hangen dat de dood van Maurits van Nassau voorstelt 6. Tijdens de Slag bij Calloo op 21 juni 1638 kwam de enige zoon van Willem van Nassau (Dillenburg, 12 augustus 1592 – Rheinberg, 18 juli 1642), Maurits-Frederik van Nassau om het leven. Hij was toen zeventien 7.
Het schilderij is van Jan Frans Verhas (Dendermonde, 9 januari 1834 - Schaarbeek, 31 oktober 1896) 8.
We vervolgen de hoofdweg. Waren we hier linksaf geslagen, het Hoog-Kallostraat in, dan hadden we nog een blik op de Fort Sint-Marie kunnen werpen. Fort Sint-Marie is zeg maar de Spaanse tegenhanger van Liefkenshoek, toen deze in Staatse handen was 9.
Onze route brengt ons eerst langs de Sint-Pietersstraat waar we uitzicht hebben op de Parochiekerk Sint-Petrus en Paulus (erfgoed URI ID 17343) en vervolgens leidt het ons langs een nieuw natuurgebied "Rietveld Kallo" 10.
het Loodswezengebouw, met daarvoor een deel van de 3,2 kilometer lange poëtische woordenstroom van (onder andere) Peter Holvoet-Hanssen en het monument Gesneuvelde Zeelieden. Achter het aangemeerde schip ligt het Marguerie Schuilhaven.
Aan de waterkant ontwarren we een stuk tekst "..terlanders vloeiend daar, onze kinderkopzorgen hier' 'Ik bracht mijn havenwerker zijn vergeten brood' 'terwijl ... ". Deze tekst hoort bij een poëtische woordenstroom / gedicht van 't Stad van 10 juli 2011 en ook wel "Welkom Pierewaaiers" genoemd kan worden. We hebben deze tekst te danken aan de stadsdichter Peter Holvoet-Hanssen i.s.m. vormgever Jelle Jespers, die hierbij hulp kregen van de Jongerenstadsdichter Yoni Sel en gebruik maakt van het wandelgedicht van Herman J. Claeys die in 1991 zijn stuk al op de waterkeringsmuur schilderde.
Dit stukje tekst maakt deel uit van 'vers' 3 4.
Voor het Loodswezengebouw vinden we ook het monument voor de Gesneuvelde Zeelieden 5 in beide WO. Het beeld is gemaakt door Simon Goossens 6. Vanaf de Schelde ziet de basis eruit als een gestileerde scheepsboeg. De pyloon is negen meter hoog en hierop staat een kleurrijke rood beglaasde lantaarn. Het zeemansleven vinden we terug in de aangebrachte bas-reliëfs van roer en telegraaf 7.
Het Marguerie Schuilhaven of Margueriedok, vernoemt naar de bedenker en promotor Ludovicus Marguerie (1821-1889) van dit dokje voor roeiboten die bijvoorbeeld contact onderhielden met aankomende of voor anker liggende zeil- of stoomschepen. Ze brachten de benodigde documenten heen en weer als waterklerken of dienden als pontje tussen schip en wal. Het kleine getijdedokje met hardstenen kaaimuren heeft een sterk oplopende scheepshelling met een haarspeldbocht erin 8.
korrellagen van het strand op de Linkeroever
Op het strandje zien we van een afnemende tij de zeer verfijnde eenmalige sporen terug. Als een Canyon-wand, door het langstrekkende water bijna op zandkorrel-niveau uitgevreten, liggen hier de lijnen zichtbaar als een zeer tijdelijk natuurverschijnsel. De Fucellia maritima uit wiervliegen-familie 9 gedragen zich als toerist en lopen gevaarlijk langs de richels. De natuur maakt zijn eigen schoonheid en wist het geruisloos uit om weer nieuwe zandsculpturen te creëren.
Het stijgende water dwingt ons weer de dijk op te gaan en zo komen we langs de Molen van Sint-Anneke of de Molen van 't Veertje. Deze standerdmolen - dat oorspronkelijk aan het einde van de achttiende eeuw gebouwd is - heeft een gesloten voet. Oorspronkelijk stond het in het gehucht het Veertje in Kwaadmechelen, waar het bekend was onder de naam Molen Zels - een vernoeming naar de laatste eigenaren-familie - tot het in 1937 moest verdwijnen, omdat het Albertkanaal gegraven werd 10. Vermoedelijk is de Vertjenstraat - op het hoekje met het kanaal Dessel-Kwaadmechelen - nog een blijvende herinnering aan dit gehucht.
We lopen nog even een stukje langs de Jachthaven Antwerpen.
de forten en schansen langs de Defensieve Dijk
"Antwerpen?", vragen we ons af, "is de Schelde dan niet de (natuurlijke) grens tussen de provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen?"
We lezen in ons pas aangeschaft Beveren aangekaart, dat er op 19 maart 1923 de wet is gewijzigd waarmee de grenzen anders zijn komen te liggen. Zodoende vallen Zwijndrecht en Burcht onder de provincie Antwerpen. De Stad Antwerpen kreeg daarop de punt met de Linkeroever binnen haar stadsgrenzen. Dit op de voorwaarde dat er tunnels onder de Schelde zouden komen. De Waaslandtunnel en Sint-Annatunnel werden in september 1933 feestelijk ingehuldigd 11.
De grens is nu de 'rechte lijn' die de N419 langs de Zwijndrechtse forten trekt. De stad Antwerpen heeft zich daarmee in feite achter de Linie Blokkersdijk (1592-1646) verschanst met de (verdwenen) forten Blokkersdijk (1592, 1646), Laarfort (1638) en fort Burcht (1576, 1584) 12 en de provincie Antwerpen achter de forten Kruibeke (1870), Zwijndrecht (1870) via de Defensieve Dijk (1870) met de Schans Halve Maan (1870) en Put van Fien naar het al veel oudere en al eerdergenoemde Fort Sint-Marie (1584, 1832, 1850) 13.
Een interessant gegeven is dat ook voor deze jachthaven geldt dat men rekening moet houden met hoog- en laagwater. Voor vandaag en morgen is het:
laagwater / hoogwater / laagwater / hoogwater om
0:08 (-0,29) / 5:32 (5,71) / 12:21 (-0,11) / 17:54 (5,66)
0:53 (-0,37) / 06:10 (5,77) / 13:03 (-0,12) / 18:32 (5,66)
De keersluis van de haven gaat daarom globaal gezegd zo'n uur voor hoogwater open en sluit zo'n drie kwartier na hoogwater. Men blijft echter afhankelijk van de dagelijks van elkaar verschillende opties die de natuurelementen maanstand, windrichting en windkracht bieden. 14.
We moeten ons hierbij realiseren dat er dagelijks viermaal zo'n zes meter hoogteverschil optreedt!
We wandelen via de Thonetlaan terug naar de wagen en rijden - om ons alvast te oriënteren - naar de Sint-Annatunnel. We rijden verder over de Beatrijslaan en staan even stil bij de Galgenweel, dat we inmiddels meteen herkennen als een water na een dijkdoorbraak.
Even verderop vinden we de Burchtse Weel. Van beide wielen is het onduidelijk wanneer ze zijn ontstaan. Mogelijk moeten we hierbij ook de Geusenweel 15 betrekken om de zoektocht naar het antwoord te bespoedigen, het ligt immers aan de andere kant van de verdedigingslinie Blokkersdijk en dat kan geen toeval zijn, lijkt ons.
We gaan even een stukje terug in de tijd, naar het moment dat de Honte en Dollaert of Dullaert met elkaar in vaste verbinding komen te staan 16. Dit had een effect op de opstuwing van het water. De route Noordzee - Antwerpen was korter geworden en daardoor steeg het water bij vloed met ongeveer een meter. Dit had voor- en nadelen, zoals we later zullen zien. Het nadeel nu, was dat de reeds aangelegde dijken hier niet tegen bestand waren en zodoende volgden vele overstromingen, ook in de polders van Waasland of Land van Waas.
De reeds bestaande veendorpen met hun polders - zoals we op een kaartje "De middeleeuwse veendorpen" in het museum in Liefkenshoek zagen - kregen het zwaar. Sommige gebieden kregen juist extra kleilagen, waardoor ze hoger kwamen te liggen dan de polders die standhielden.
Het belangrijkste onderdeel van het Waasland was het Land van Beveren. Nadat de Vikingen, Noormannen of Deense roofbenden (zie hierboven) waren vertrokken, kwamen de Friezen uit het noorden en maakten hier kleine nederzettingen, waarbij de veengronden en daarbij behorende zoutwinning de benodigde handel en economie opgang bracht. Nederzettingen als Verrebroek (met de Sint-Laurentiuskerk uit de 15e eeuw), Meerdonk (dat parochiaal onder Vrasene viel), Vrasene zijn hiervan een voorbeeld. Hoewel de naamsverklaringen niet eenduidig zijn, ging de gedachte bij Verrebroek in eerste instantie uit van een 'ver gelegen moeras', vanuit de Friese situatie bedacht. Anderen denken meer aan moeras aan een (voormalig) stroompje 'Verre' - dat dan misschien wel ook als een ver stroompje verstaan kan worden - of het verwijderd moeras. Hoe deze laatste begrepen dient worden, wordt niet vermeld. Verwijderd kan immers betekenen dat alle veen is verdwenen, maar het kan ook als ver verlegen gezien worden 17.
Het landschap van kreken en rivieren, gebieden van eb en vloed, de wereld van dan weer water en dan weer land, daar kunnen de Friezen mee leven. Juist. Vandaar dat we ze in deze omgeving vanaf ongeveer de zevende eeuw nOJ kunnen vinden benoorden de lijn Oostende - Brugge - Gent - Schelde, de streken die we kennen later gaan herkennen onder de naam 't Land van Waas, 't Meeltjesland, 't Vrije van Brugge 18.
Zoals we inmiddels aannemen zijn de graafschappen die na de 9e eeuw langzaamaan ontstaan, in eerste instantie geen geografische gebieden, maar een netwerk van volgelingen van die graaf of koning, waarbij de vrije volgeling zich alleen met hun bewoners (familie etc.) committeerden 19.
We laten alle oorsprongmythes, legendes en fantasieën uit de middeleeuwen voor wat ze zijn 20. Odo versloeg de Noormannen rond Parijs. Boudewijn vertoefde in de leeggeroofde woestenij van de oude Vlaanderengouw of Flandria en beloofde voortaan trouw aan Odo die daarmee de eerste koning werd van deze groep. Boudewijn (II, de Kale, overleden in 918) werd daarmee in het jaar 888 met zijn Vlaanderen een vazalstaat van Odo (Neustrië, ca. 852 - La Fère, 3 januari 898) in West-Francië 21. Al dienen we 'staat' met een korreltje zout te nemen, want die bestonden nog lang niet. Overal binnen deze gebieden roeren zich vrije mannen die zich binden of tot eerste binnen een grote groep verkozen worden . Slechts het grondbezit van dezen die hierbij betrokken zijn maakt onderdeel uit van het geografisch gebied en dit is bij verre van een geheel of aaneensluitend gebied.
Zoals we intussen weten zijn de Friezen sterk in moerassige gebieden, om dit tot leefbare gebieden te maken, waarvan Verrebroek een voorbeeld is. Ook deze vrije mannen breidden langzaam uit op een andere manier. Uiteraard verdedigden ze zich zoals ze zich altijd verdedigen, wanneer ze werden aangevallen. In overeenstemming met de graven van Vlaanderen hielden ze dus het land veilig en waren daarmee vazallen van deze graven. Vanuit hier werden ze - middels en met behulp van huwelijken uit de Heren van Amstel en Heer van het Land van Aalst en Waas - de heren van Beveren. We zitten dan al aan het einde van de twaalfde eeuw. Het land van Beveren wordt echter al genoemd in een document van 965. Ook was het Land van Beveren toen groter dan de huidige Beveren. Doel, Kallo, Kieldrecht en Verrebroek behoorden er naast Beveren zelf natuurlijk bij. Maar ook met gedeelten van Haasdonk, Melsele, Meerdonk, Vrasene en Zwijndrecht. Daarnaast hadden de heren nog iets te zeggen over gebieden in Land van Waas, zoals stukken centrum van Sint-Niklaas, Lokeren Sombeke en Belsele - de route langs de Oude Durme. Ook voor hun gold dat de gebieden niet aaneengesloten lagen.
De heren konden vrij lang (tot 1334) hun eigen koers varen, totdat de heerlijkheid Beveren werd verkocht aan Lodewijk (II van Nevers, de graaf van Vlaanderen, die op zaterdag 26 augustus 1346 omkwam in de strijd tegen Edward III, van Engeland), al hielden de ze wel bestuurlijk een aparte status, met andere woorden, er veranderde nauwelijks iets, behalve de onderkenning dat het onderdeel was van Vlaanderen en niet van een van de andere strijdende partijen 22.
Dit leidt ons - om dit tijdreisje kort te houden - langs de opstandige (handels)steden in Vlaanderen, langs bijvoorbeeld Brugse Vrije tot de strijd tussen de Spanjaarden en Staatsen in de Tachtigjarige oorlog waar we nu zijn aanbeland.
De tekst op de titelpagina in het aangehaalde Het land van Waas van Adolf Siret is ook net zo veelzeggend: "Het Land van Waas was nooit veroverd geworden, en was het rijkste land dat men kon vinden. De kronijkschrijver Jacobus Du Clercq." 17.
bron en link naar Rijksmuseum Amsterdam
bron en link naar Rijksmuseum Amsterdam
De Staatse troepen
De Spanjaarden
We komen dan - in het museum - al snel uit bij het Beleg van Antwerpen door de Spanjaarden in 1585 onder leiding van Farnese. Om Antwerpen volledig te kunnen omsingelen moet hij ook de Schelde afsluiten richting de Noordzee, waar de aanvoer van levensmiddelen voor Antwerpen vandaan komt. Hij verzint een bijzonder plan met bijzondere methoden om de Staatse troepen letterlijk te omzeilen. Naast de vele door de Staatse troepen gemaakte inundaties, laat Farnese er ook een aantal maken, zoals we goed kunnen zien op de kaarten. Op de onderste kaart is goed zien welk gebied in het bezit is van wie.
Farnese wil de Schelde afsluiten met een schipbrug. Om materiaal te kunnen laten aanvoeren moet hij gebruik maken van de Schelde die in handen is van de Staatse troepen. Daarom maakt hij een short-cut. Bij Burcht laat hij een gat in de Scheldedijk maken en creëert hiermee een nieuwe waterweg. Later zullen de Staatsen aan hun zijde een verdedigingswerk bouwen om dit te stoppen. Farnese vervolgt zijn werkzaamheden door middel van het aanleggen van de Parmavaart. Ook in de Blokkersdijk zit een gat evenals de dijken rondom fort Kallo, dat eerder is veroverd. Zo is er een tijdelijke vaargeul stroomafwaarts gemaakt om alle bouwmateriaal aan te kunnen voeren 23. Het verhaal van de brug van Farnese en de verovering van Antwerpen wordt ook in het museum in Liefkenshoek verteld.
We zien ook andere gaten in de Scheldedijk. Onder andere tegenover Antwerpen, aan de rechterzijde, wat mogelijk duidt op de Galgenweel.
Tegenwoordig wordt op dit meertje veel gezeild.
De Burchtse Weel (onderdeel van stad Antwerpen) is omgetoverd tot een nat natuurpark dat gecontroleerd meedeint op eb en vloed, waarmee een klein slikken- en schorrengebied ontstaat 24.
Burcht
Aansluitend op de Burchtse Weel komen we aan in Burcht. Wanneer we na de Kaaiplein verder rijden, gaat de Dorpstraat opeens licht stijgen. De top is bebouwd met de Sint Martinuskerk. We parkeren de auto bij de kerk en gaan een rondje lopen. Burcht heeft al een schriftelijke vermelding in de zevende eeuw. Er was hier toen dus als een nederzetting aan de Schelde 1.
De naam van Burcht is afkomstig van een burcht, burg, borcht, kasteel of fort dat hier was. Een abdij van de St. Fredegondus-abdij te Deurne dat hier volgens een oude kroniekschrijver gelegen moest hebben, is door de Noormannen aan het einde van de negende eeuw vernietigd. Het dorp werd vervolgens in de strijd tussen de graven van Holland en Vlaanderen in 1305 platgebrand door Willem III .
Het oudste gedeelte (veertiende eeuw) van de kerk is het middendeel, waarna het koor in 1400 door de familie Vilain werd bekostigd. Ook de versierselen werden in opdracht van deze familielid uit Gent door de vele giften bekostigd. In het koor zou een grafmonument gezeten hebben. Op de zerk zou geschreven zijn: "M. Vilain, Ridder, heer van Huyse, van Pamele, van Leeberghe, van Borcht en Zwijndrecht, die sterft in 't jaer 1449 VIII daghen in Julo en vrouwe Goenele Raes, zyn gheselline, wylen was, die sterft in 't jaer 1461."
Later zou de steen verplaatst zijn op het kerkhof buiten de kerk aan de voet van de Calvarieberg - een symbolische Golgotha. Van dit alles is door alle strijd en vernietigde krachten niets meer terug te vinden 2.
Heel lang kan deze Vilain-familie nog niet in bezit zijn van de heerlijkheid van Burcht (en tevens van Zwijndrecht). In de jaren 40 van de vijftiende eeuw zijn er diverse notities over Wouter van Kets bekend, waarin hij heer van beide heerlijkheden wordt genoemd. Wouter van Kets verkoopt het - volgens een bezegeld verkoopcontract - op 15 november 1446 aan Jan Vilain. Wouter had het echter al eerder - in 1440 - verpand aan Jan Vilain, heer van Huise en Pamele, die op 9 september 1445 als nieuwe heer en als baljuw van Beveren werd ingezworen 3.
Adam & Eva | 2002 | Luk Van Soom
Wij constateren na ons rondje om de kerk, dat het een fraai gebouw is en vinden het jammer dat we niet even een binnen kunnen werpen. Tijdens deze wandeling komen we een beeld tegen met de titel Adam & Eva van wederom Luk van Soom. Dit beeld is in 2002 ontstaan.
Afhankelijk hoe je voor het eerst komt aanlopen, kan het beeld enige verwarring wekken. Na een rondje om het hele beeld gelopen te hebben, ontstaat helderheid over de verschillende in elkaar verstrengelende lichaamsdelen 4.
Op het verhoogde gedeelte van het Kaaiplein komen we nog een uiting van beeldende kunst tegen. Het bestaat uit twee onderdelen, te weten een rechthoek en een stijgende (of dalende) golf. Afhankelijk van je blikveld ontstaan er diverse beelden. We laten er hier twee zien. Dit sterk gestileerde werk dat de titel De Brug draagt, stelt een brug met toegangspoort voor en staat symbool voor de verbondenheid van Burcht/Zwijndrecht met de Schelde. Het werk is van Tone Pauwels (Oostrozebeke, 30-6-1940).
Hoewel de gemeente sinds kort (een eeuwtje) bij de provincie Antwerpen hoort, lijkt het door z'n positie of richting ironisch gezien op een uitgestoken tong naar de stad Antwerpen, dat zich vaak groter waant dan dat het is 5.
Kunnen we hierin een bekend karaktertrekje zien?
Wij lopen snel weer naar de auto om een eetgelegenheid te gaan zoek in Zwijndrecht, al hadden we er al een gezien op onze eerste doortocht.
Hoewel het nauwelijks mogelijk lijkt om de weg kwijt te raken tussen de Burchtse Sint Martinuskerk en het Zwijndrechts Heilig Kruiskerk - het is immers een recht weg, ons lukt het wel. Maar, we verdwalen nooit en aangezien het allemaal nieuw is wat we te zien krijgen, maakt het ons ook niet uit hoe we precies rijden, als we uiteindelijk maar op onze bestemming uit komen.
In de tussentijd kunnen wij ons mooi even verdiepen in onze tweelinggemeente Zwijndrecht. Hoewel onze eigen woonplaats zo'n 45.000 inwoners heeft, kan de sfeer die dit pleintje heeft, er nergens gevonden worden. Laat staan een kerk met middeleeuwse uitstraling. Beide gemeenten zullen ongeveer dezelfde ontstaansperiode kennen en naamsverklaringen. Belgisch Zwijndrecht houdt het kort op stromingsgeul naar de woorddelen 'drecht' van stroming of drift en 'zwijn' van het bekende 'Swin' van geul of kreek 2. Siret tekent hierover op in zijn al meerdere keren geraadpleegde werk Het land van Waas dat 'zwijn' of beter gezegd 'zwin' een kreek, inham of ondiepe bocht betekend oftewel een doortocht van water. Andere vullen 'trecht' aan met overzet 3.
Nederlands Zwijndrecht doet een verwijzing naar Suindrecht, dat in 1006 wordt vastgelegd, om te komen tot de woorddelen 'Suin' als Zwin of Zwijn en 'drecht' als oversteekplaats, overvaart of veer. Het komt daardoor op de verklaring getijdengeul waar kan worden overgestoken4.
Een doorwaadbare plaats van een geul dus.
Belgisch Zwijndrecht heeft zo'n 19.000 inwoners, maar doet nauwelijks onder in woonoppervlakte van bijna 18 km22 tegen bijna 23 km2 in Nederlands Zwijndrecht 4.
We kunnen intussen aan onze maaltijd beginnen, want de steak en mosselen worden net gebracht.
Tussentijds vertelt Siret ons het volgende over Zwijndrecht. Ook Zwijndrecht werd, nadat het in 1299 voor het eerst op schrift werd gezet - net als Burcht - door Willem III platgebrand. Deze handeling zal nog vele malen herhaald worden, want de geschiedenis van Zwijndrecht is er eentje van vele troepverplaatsingen over zijn grondgebied, met de daarbij uit voortkomende plunderingen, verkrachtingen en brandstichtingen. Strijd was tussen Gent en de Bourgondiërs, bij de beeldenstorm, met de Spanjaarden en Fransen.
Zwijndrecht heeft door alle tijden heen bekend gestaan om zijn vee. En om iets gedetailleerds te melden, het heeft een jachtpaviljoen gehad van de grote kunstenaar Peter Paul Rubens (Siegen (Duitsland), 28-06-1577 – Antwerpen, 30-05-1640) 5. Maar over het algemeen bestond het leven hier uit geboren worden, werken en sterven. Dit alles in alle kalmte en verborgenheid. Het belangrijkste fenomeen van Zwijndrecht zijn de kreken die het gebied toegankelijk en levensvatbaar maken. Siret telt maar liefst 24 waterlopen 6.
Wij laten ons verrassen met een dessertbord bij de cappuccino, zodat er tegenwoordig ook naast het werken, genoten mag worden.
Wanneer we weer teruglopen naar de auto en het rondje om de kerk afmaken, komen we het kennelijk pas verplaatste beeld met de titel Ontsloten van Emiel Uytterhoeven (Beerzel, 25 mei 1951) tegen, die het in 2000 maakte 7.
Het is inmiddels de hoogste tijd geworden om ons te begeven naar ons logeeradres, dat de aantrekkelijke naam 't Vliethuys draagt en met de Polderstraat de huidige afscheiding is van de bewoonde wereld. Ten oosten begint een park, waar met een beetje goede wil in de strijd tegen de Spanjaarden de geïnundeerde polders lagen. De straatnaam wekt eenzelfde suggestie. Kortom, deze logies (dus geen Bed & Breakfast zoals Google vermeld) in een voormalige achttiende-eeuws boerderij met metrolijn op 600 m afstand naar hartje Antwerpen, lijkt ons een prachtige rustige omgeving om de historie van Antwerpen en omgeving verder te ontdekken.
Hoewel we er nu slechts anderhalve kilometer vandaan zijn, gaan we uiteraard met de auto vanwege de bagage. Even later worden onder luid geblaf van de waakzame herder verwelkomd. Na besnuffeling en goedkeurende woorden van de baasjes, zijn we hopelijk opgenomen in het goedgekeurde geurbestand van de hond, zodat een andere hond ons even kan begroeten. Na de benodigde kriebels en aaien over de bol is ook deze tevreden en gaan ze beiden met elkaar buiten spelen. Nu kunnen we ook kennis maken met de eigenaren, die ons het een en ander uitleggen en ons de kamer wijzen. De bedden zijn goed en dat is het enige wat telt bij een logies. Op gang kunnen we eventueel nog koffie en thee maken. Aan het einde van de gang vinden we het bad, toilet en de wastafel.
We worden geïnformeerd over de benodigde metro/tramkaartjes die we niet hebben. Ze zijn zo vriendelijk om dit voor ons te regelen. Nadat we onze spulletje hebben geïnstalleerd is er nog tijd (er worden donkere wolken zichtbaar, dus vermoedelijk gaat het regenen) om even buiten bij hun op het terras te gaan zitten, waar iedereen met zijn eigen bezigheden bezig is. Na enige tijden rijzen er enkele (historische) vragen en deze leggen we voor aan de man des huizes. De voormalige schepen beantwoordt ze kundig en met veel plezier.
Na het drankje vertrekken wij voldaan van alle indrukken van vandaag naar ons bedje.